Verslag van de vergadering van de classis Rotterdam, gehouden op 24 oktober 1984

De consulent van de roepende kerk van Vlaardingen, ds. P. Beekhuis, opent de vergadering. Na het zingen van gezang 5:3 en 9, schriftlezing uit Openbaring 1:1-8 en gebed verwelkomt hij de afgevaardigden. Hij memoreert het overlijden van de oude broeder ds. Jakob Rebel.
Na gemediteerd te hebben over Openbaring 1:8a gaat hij over tot het onderzoek van de lastbrieven. Alle aanwezigen blijken hun kerken wettig te vertegenwoordigen.
Na deze constituering van de classis neemt het moderamen plaats, t.w.: ds. J. Veenendaal praeses, drs. W.C. Moerdijk, scriba en ds. J. Manni, assessor.
Hierna worden van de kerken van Oud-Beijerland, Ridderkerk, Rotterdam-Centrum, Rotterdam-Zuid en Rozenburg verklaringen voorgelezen, die zij hun afgevaardigden met de lastbrief hebben meegegeven.
In verschillende bewoordingen geven deze kerkeraden er blijk van bezwaard te zijn over de gang van zaken bij het examen van kand. D.A. Brienen. Vanwege de aard van deze bezwaren, nl. dat de besluitvorming huns inziens niet gegrond is op de Schrift en de Belijdenis als enig akkoord van kerkelijk samenleven, achten zij het samenwerken in classicaal verband bijzonder moeilijk geworden. Niettemin willen zij zich niet onttrekken aan het werk waartoe de classis geroepen is, hangende het appèl dat zij bij de particuliere synode van het Zuiden hebben ingediend.
Deze mededeling ontlokt een gesprek, dat in hoofdzaak handelde over de vraag of de zaken, die kennelijk het classicale samenwerken bemoeilijken, aan de orde gesteld moeten worden vóór de behandeling van het ingediende appèl op de particuliere synode of daarna.
Het gesprek beweegt zich tussen twee polen: a. de noodzaak om deze zaken op classicaal niveau te bespreken; b. het gevaar om een particuliere synode in een appèlzaak voor de voeten te lopen.
Eén en ander loopt uit op de benoeming van een commissie, bestaande uit ds. K. Boersma, ds. G.L. Born, ds. P. den Butter en oud. H.T. de Jong, met als opdracht vóór de voortgezette vergadering van 12 december een te houden gesprek vóór te bereiden over het functioneren van het akkoord van kerkelijk samenleven; dit met inachtneming van de regel, dat langs deze weg geen zaken op onwettige wijze ter tafel worden gebracht, die eventueel per instructie zouden moeten worden ingediend.
Na de benoeming van br. C. Visser tot Quaestor en de assessor tot verslaggever voor „De Wekker" worden de notulen vastgesteld van de openbare zittingen van 28 maart, 6 juni en 26 september, alsmede de comiténotulen van 26 september. Dan vindt ook de goedkeuring plaats van het persverslag van de vergadering van 6 juni en 26 september.
Vervolgens vindt de verslaggeving van de diverse kerken naar art. 41 K.O. plaats, alsmede het verslag van een kerkvisitatie.
Naast de zaken, die in het normale kerkelijke leven redenen tot vreugde zowel als redenen tot zorg opleveren, wordt gesprekstof gevonden in het verslag van Ridderkerk, waar de besluiten van de classis in de laatste tijd wel de nodige moeite hebben gegeven.
Aandacht wordt gevraagd voor het feit dat het niet eenvoudig is met name aan de jeugd van de gemeente de besluiten van de classis en haar gevolgen duidelijk te maken. Hoewel iedereen hiervan overtuigd is kan deze last toch niet van de schouders van de kerkeraad en de consulent worden weggenomen.
Rotterdam-Zuid wordt nog herinnerd aan het woord „voortvarendheid" in de synodale uitspraken m.b.t. de afhandeling van de vragen rondom een destijds verschenen artikel over de hantering van de Schriftgegevens bij de benadering van het verschijnsel homofilie.
Het verslag van de diaconale commissie en met name de vermelding daarin van de minimale opkomst van de diaconieën op de door de commissie belegde-vergaderingen wordt aanleiding tot het besluit om de commissie op te dragen de diaconieën te verzoeken om een duidelijk antwoord op de vraag naar het nut en de wenselijkheid van de commissie, ofwel het functioneren en het eventueel verbeteren daarvan.
Bij de ingekomen stukken is een brief van een kerkeraad, die vanuit de zorg om de eenheid van het kerkverband én het niet mogen, willen of kunnen afgaan op geruchten, vraagt om de besluiten en de met redenen omklede gronden ervoor, zoals die op de laatstgehouden vergaderingen van de classis Rotterdam zijn genomen. Er zal worden verwezen naar het juist op deze dag vastgestelde persverslag.
Een afschrift van het appèl, dat de kerken van Oud- Beijerland, Ridderkerk, Rotterdam-Centrum, Rotterdam-Zuid en Rozenburg indienden bij de particuliere synode van het Zuiden wordt gelezen. Het behelst een verzoek om uit te spreken dat de classis Rotterdam kand. D.A. Brienen had behoren toe te laten tot de dienst van Woord en Sacramenten en het alsnog openen van een weg daartoe.
De kerkvisitatie voor de komende maanden worden geregeld door de daartoe ingestelde commissie. De classisbeurten voor de vacante gemeenten worden geregeld. Als roepende kerk voor de voorjaarsclassis te houden op 20 maar 1985 wordt Zuidland aangewezen.
Aan de beurt om als moderamen op te treden zijn dan: drs. W.C. Moerdijk, praeses, ds. P. Beekhuis, scriba, en ds. J. Veenendaal, assessor.
Hierna wordt de zitting besloten met Schriftlezing uit Psalm 46, het zingen van twee verzen uit de berijmde psalm en het dankgebed, waarin ds. J. Veenendaal voorgaat.
Hierna wordt de vergadering provisioneel gesloten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen