Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen."

6 minuten leestijd

„In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen.", Johannes 1:4, 5

Als wij in deze advents-periode ons bezinnen op Johannes 1, dan hebben we te maken met een loflied vol geladen woorden. De welhaast dichterlijke schrijfwijze maakt het niet eenvoudig vast te stellen wat precies de inhoud van de woorden is, en de tijdsvolgorde van het beschrevene. Het gaat om de taal van een dichter. Het gaat erom, dat we zijn loflied leren meezingen, mee neuriën eventueel.
In dit bijbelgedeelte gaat het om „het Woord". De naam Christus wordt een half hoofdstuk lang nog verzwegen.
Het „woord" is meer dan een weergave van klanken. Het woord doet de spreker kennen en het doet iets bij de hoorders van dat woord. Het is met kracht geladen. Het is tegelijk een daad.
Als we het lied proberen te volgen, dan willen de eerste verzen ons duidelijk maken, dat God zijn eigen mond en oor was. Hij is zijn eigen stem en verstaander. Maar God heeft Zich in zijn schepping uitgesproken. Er is niets dat niet door het Woord geworden is. Wij bestaan door God.
De verzen 4 en 5 geven aan dat er in het Woord leven is. Dat is meer dan alleen maar bestaan. Het wil zeggen: bewust verkeren voor het aangezicht van God, jezelf aangesproken weten als beelddrager Gods. Het is ook: deelhebben aan de scheppende uitspraak van God; samen met heel Gods schepping zijn taal zijn. Wij elk zijn kleine lettertjes in het grote Woord dat God gesproken heeft, waarin ieder zijn eigen klank heeft in dit geheel.
Als wij leven in het Woord wil dat zeggen, dat we begrijpen wat de betekenis is van Gods uitspraak, wat de klank is van onze eigen letter daarin.
De betekenis van ons bestaan ligt slechts en verstaan wij slechts in Hem, God, die zijn Woord sprak. Dan is het leven licht. Waar het Woord ontsluierd wordt, daar wordt de schepping ontsluierd. Daar weten wij onze plaats in de schepping. Dan is er vreugde, geluk: een zonovergoten landschap vol kleur; Welzijn, in de diepe betekenis van het Woord.
Maar dan volgt er ineens iets over duisternis. Johannes weet ervan. Wij mensen leven niet meer echt. We zijn niet meer in het Woord. Daarom is het ook duister geworden. We hebben verkeerde opvattingen gekregen over de zin van het bestaan. We vullen zomaar wat in. Ieder heeft zo zijn eigen ideetje, of helemaal niet: het is allemaal zinloos.
Het is geen echt leven meer. Dat komt door de zonde, door het niet blijven in het Woord, door het ongehoorzaam zijn aan het Woord. Daarom is ons leven verworden tot een halfbakken leven: zonder vreugde, met verdriet. Zonder geluk, met een einde. En het moest wel uitlopen op de dood: eeuwige duisternis, lijden. Er is ook geen enkele reden, waarom we niet in de duisternis zouden blijven. We zijn zelf bij het Woord vandaan gelopen. Er is voor God geen reden om de duisternis te verlichten.
En nu komt de grote verrassing: Het Woord is vlees geworden. Het licht schijnt tóch in de duisternis ondanks onze schuld en onze ongehoorzaamheid. God doet het tóch!!
Zal het iets uithalen? Zal het blijvend zijn? Of zullen we te maken krijgen met een teleurstelling na aanvankelijke vreugde?
Daarop wil vers 5 een antwoord geven: de duisternis heeft het niet gegrepen, heeft het niet bevangen, niet overvallen, zou je kunnen zeggen.
Johannes, die inmiddels al heel oud geworden is, weet dat de kans, menselijk bezien, daarop heel groot geweest is. We kunnen denken aan de poging van Herodes om Jezus' leven te vernietigen, maar ook aan het ongeloof van Jezus' eigen broers, of het wanbegrip bij zijn discipelen, de teleurstelling bij het volk, die zou gaan voeren tot de terechtstelling aan het kruis.
In al deze dingen ontmoeten we de duisternis, zeg maar: de Boze en zijn trawanten. Maar toch: de duisternis had geen greep op Hem. De overwinningstocht gaat door: opstanding en hemelvaart. Johannes heeft het allemaal meebeleefd en daarom zingt hij zijn loflied.
Opdat wij méé zingen.
Voor wie heeft Johannes dit te boek gesteld? Allereerst voor de gemeenten in Klein-Azië. Zij leefden onder de terreur en de willekeur van het romeinse rijk en de vervolging was immens. Dán en met het oog dáárop zegt Johannes: de duisternis heeft het niet overwonnen.
Wat Johannes in de omgang met de Here Jezus Christus heeft ervaren - denk aan de opstanding - is voor hem de zekerheid van zijn leven geworden. En dat roept hij nu uit, nu bij de gelovigen aan die zekerheid wordt gerukt: Laat u niet door de schijn misleiden. Houdt moed.
Er is een verband met hoofdstuk 12:35: Wandelt terwijl gij het licht hebt opdat de duisternis u niet overvalle. . .
Het Woord wordt niet gegrepen, maar wij zouden eventueel door de duisternis gegrepen kunnen worden.
Maar het Woord van licht, dat overwint is een kracht die zijn hoorders doet overwinnen.
Daarom: houdt u eraan. Dat is: neemt Hem aan (1:12). Dat is: vertrouwt het apostolische Woord t.a.v. de Heiland.
Wat toen gezegd moest worden is ook in onze tijd broodnodig. De macht der duisternis rukt op. Het is zaak, dat we dat leren herkennen in de diverse verschijningsvormen.
Vertrouwen op het Woord, dat is nu: je niet laten overrompelen door de duisternis. Ook: je niet laten intimideren. Niet heimelijk op de overwinning van de duisternis rekenen en daar maar vast op vooruitlopen door je eraan gewonnen te geven. Dan hebben we op het verkeerde paard gewed en zullen we met de duisternis ten ondergaan en wordt het eeuwig nacht.
Het komt er op aan, dat we het Woord aannemen. D.w.z. dat we zó op de overwinning van het Woord rekenen, dat we daar alvast op vooruit lopen. Dat is ook: in die overwinning delen. Dat maakt moedig, zodat we niet meehuilen met de jammeraars.
Dat maakt standvastig, zodat we wandelend in het licht horen naar het Woord en ernaar doen. Dat maakt onvervaard, zodat we voor de machten van de duisternis niet opzij gaan en er ons niet aan gewonnen geven. Koste wat kost zal onze levenshouding door dat Woord bepaald worden. Dat begint in de „kleine dingen": Niet leven naar de maatstaven van de duisternis met grotere of kleinere oneerlijkheidjes, met als argument: iedereen doet dit toch . . .
Dit is nodig: Want anders gaan we de ondergang tegemoet, vallen we ten prooi aan wanhoop, geven we ons over aan wantrouwen en worden zo door de duisternis overwonnen.
Dit alles is óók mogelijk. Het Woord roept ons en we bevinden ons daarmee in het krachtenveld van de Geest. Dit laat ons niet onberoerd en wil ons ook niet onberoerd laten. Waar wij ons beroepen op die kracht mogen we ons de belofte eigen maken: Leven! Nu nog in de duisternis, maar wel leven.
God is mijn licht, mijn heil, wien zou ik vrezen? Hij is de Heer, die hulp verschaft in nood . . .

Rotterdam, Manni

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 1984

De Wekker | 8 Pagina's

„In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen."

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 1984

De Wekker | 8 Pagina's