Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om de rechte prediking anno 1985

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om de rechte prediking anno 1985

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Grote belangstelling
De ambtsdragersconferenties in onze kerken bieden een mogelijkheid tot ontmoeting, die blijkens de praktijk van de laatste jaren, met beide handen wordt aangegrepen. De bijeenkomst van zaterdag 27 april j.l. was daarvan een goed voorbeeld. Tussen de vijf- en zeshonderd belangstellenden vulden de bekende Amersfoortse kerk, waar zo veel bijeenkomsten reeds gehouden werden. Onder die velen telden we een groot aantal predikanten, die wellicht voor zichzelf nog eens wat bijscholing zochten, of die uit louter nieuwsgierigheid waren gekomen om te horen op welke punten mogelijk verschillen in onze kerken aan het licht zouden treden.
De stemming, als ik dit mondaine woord voor een kerkelijke bijeenkomst mag gebruiken was goed, naar ik meende aan te voelen: broederlijk en ontspannen. Ook toen er zeer pittige dingen werden gezegd kwam daarin geen verandering. Men had ruimschoots de tijd gehad om zich op deze vergadering voor te bereiden. Tijdig was ze aangekondigd en met bedachtzaamheid was het moedige initiatief uiteengezet. De mensen waren gekomen om te luisteren en te leren, om inzicht te krijgen in de rechte prediking en vooral ook om aan de weet te komen hoe de zaken op dit punt binnen de kerken liggen met de hartelijke begeerte om iets te mogen horen, dat de mogelijkheid opende tot verdergaand gesprek. Nu als ik met het woord mag beginnen waarin aan het eind door de sprekers daarop werd gereflecteerd, dan is die mogelijkheid inderdaad aanwezig.
Misschien zegt iemand: stel je voor! Hoe zou het anders kunnen! Maar wie de situatie een beetje kent, weet, dat juist op dit punt nog al eens vragen zijn gesteld. Te denken valt aan de brochure die van de kant van de Calvijnkring terzake van de prediking werd gepresenteerd en ook aan de ontvangst van die brochure in de kerken - positief, én positief met bedenkingen. Te denken valt ook aan de publikatie „De Geest schrijft wegen in de tijd", waarover in ons blad werd geschreven. Een gesprek over de preek is niet overbodig. Het is zelfs geboden. En het is mogelijk. Dit laatste vooral omdat er een hartelijke begeerte is om elkaar vast te houden. Om elkaar te verstaan. Om elkaar opnieuw te vinden, waar soms inhoud en methode van prediking uit elkaar dreigen te groeien. Grote belangstelling - niet alleen gezien het grote aantal deelnemers aan de conferentie, maar vooral ook vanwege de innige betrokkenheid met de zaak.

Tweeërlei aanpak
Twee sprekers waren er, die beide geacht mogen worden niet direct een ánder na te praten, maar een eigen visie te hebben op de onderhavige materie, tot stand gekomen in de praktijk van de ambtelijke dienst. Het onderwerp was, zoals hier boven staat: de rechte prediking anno 1985. Ds. P. den Butter belichtte in zijn uiteenzetting achtereenvolgens het belang, de inhoud en de methode van de prediking. Alle nadruk legde hij daarbij op het feit dat de prediking middel der genade is, door God verordend om zondaren te behouden. Daarom was voor hem het jaartal 1985 een bijkomende, in feite te verwaarlozen aanduiding. Of men preekt in 1985 of in 1885 óf in 85 doet aan het wezen van de zaak niets toe of af. Prediking is altijd en overal een middel der genade, door God voorgeschreven, waarvan de inhoud ook door God bepaald wordt naar de Schrift: Jezus Christus en dien gekruisigd in de verwerving én in de toepassing van het heil. Vergeleken met andere factoren heeft de prediking het absolute primaat. Tijden van opwekking zijn tijden van prediking geweest en dan was de prediking naar haar methode ernstig, gezaghebbend, bewogen en in de kracht van de Geest. De keuze van dit standpunt was duidelijk. De presentatie was in overeenstemming daarmee volstrekt gericht op het éne thema: prediking voor alle tijden, want Christus is gisteren en heden dezelfde tot in eeuwigheid, en de mens is door de eeuwen heen ook niet veranderd.
De tweede referent ds. G.C. den Hertog legde de nadruk op de tweede helft van het thema. Ook hij behandelde eerst de vraag: wat is prediking? Vervolgens wendde hij zich tot de vraag, welk gewicht de actualiteit toekomt in de prediking om tenslotte te zeggen wat de rechte prediking is. Prediking is bepaald door de inhoud: de enige Naam, die in deze wereld gebracht moet worden. Die Naam doet in het Nieuwe Testament de hemel opengaan over mensen die opgejaagd werden door wetsprediking in wanhoop en hoogmoed. Die beide worden doorbroken door Christus, die zegt: Kom tot Mij. Christus verkondigt geen menselijke opinie. Hij wil de mensen ook niet binden aan een nieuwe traditie, maar Hij wil hen binden aan zichzelf. Ook in de tijd van de Reformatie worden mensen voor hun laatste zekerheid verwezen niet naar de wet, die wíj zouden hebben, maar naar Christus in wie de zekerheid is. Wij hebben de doorbraak niet in de hand, maar de Geest baant een weg naar het hart.
Hij doet dit in de actuele situatie. Van de laatste werd een analyse gegeven, die sterke accenten plaatste bij het nihilisme in de cultuur, die wij „met het grondwater" binnen krijgen: een absolute leegte aan God, daarbij tal van vragen, die gesteld worden en die bij tijden geheel verkeerd zijn. Verkeerde vragen krijgen dan verkeerde antwoorden, terwijl de mensen ondergaan in een fatale machtsoefening zonder God. Auschwitz, Ehtiopië enz. De rechte prediking moet schriftuurlijk, confessioneel en bevindelijk zijn. De Schrift is uitgangspunt, bron en norm, de belijdenis wijst de richting, de bevinding doet ervaren dat Gods Woord betrouwbaar is: Hij houdt getrouw zijn Woord. In de actuele situatie kunnen wij ons niet behelpen met een nieuwe norm: confessioneel - ethisch. Deze aanduiding kan goed verstaan worden, wanneer men de ethiek niet wil verzelfstandigen. Het gebod in de ethiek ontvangen we altijd indirect: de Schrift moet voorop gaan, en óver de confessie heen moet het dan naar de ethiek. Maar deze laatste mag nimmer gaan functioneren als een wét. Een predikant moet uitspraken doen in de preek, ook ethische uitspraken, mits daarop verhaal mogelijk is. Overigens weet de gelovige zelf de dingen krachtens de zalving die zij hebben.
Ik sprak hierboven van tweeërlei aanpak. Maar in hoeverre was er sprake van een totaal verschillende benadering?
Kan men zeggen, dat zowel de eerste als de tweede benadering recht heeft? Dat ze elkaar aanvullen? Dat de eerste uiteenzetting volstrekt recht heeft: prediking is altijd en overal: predik het Woord en niets anders. Maar prediking heeft ook altijd een datum. Er is iets van tijdloosheid in de preken die door de eeuwen gehouden zijn: Augustinus, Bernard, Luther, Calvijn, Spurgeon en wie ook maar meer te noemen zouden zijn. En tevens is er een factor, die duidelijk wijst op de datering in de tijd, zodat het merkbaar wordt, dat de tijd van Augustinus een andere was dan die van Spurgeon enz. Ongetwijfeld zou dit een vrij gemakkelijk hanteerbaar recept zijn: vul je gedachten die van twee kanten over de prediking werden geuit zó met elkaar aan, dat ze een eenheid vormen. Maar wie schrijft zulk een recept? En zou het verder helpen?

De gezonde prediking
In een samenvattend evaluerend slotwoord kwam nóg een bijbelse term ter sprake: de gezonde prediking. Ds. H. van der Schaaf vroeg daarvoor aandacht. Gezonde woorden, gezonde leer, hygiënisch, zoals er letterlijk staat, maar dan niet in de afgevlakte betekenis van het woord. Rechte prediking bevordert geestelijke gezondheid, wanneer het is Christus voor ons, in ons en door ons. Christusprediking dus in alle verbanden.
Mij dunkt dat een ieder zich daarin kon vinden. En het was ook wel de fundamentele ondertoon van verbondenheid bij alles en ondanks alles. Maar dit neemt niet weg, dat er een groot aantal vragen kwamen, die afgestemd op de referaten, belangrijk zijn voor de situatie van de prediking in onze kerken. Is een recht-toe-recht-aan-preek niet te veel wit-zwart? En gold dit ook niet voor de eerste inleiding? En kom je, wanneer je de situatie te veel mee laat spreken toch niet terecht in een grijze kleur, die uiteindelijk geen tekening mogelijk maakt?
Vragen naar de plaats en betekenis van de bevinding, naar de waarde van de maatschappelijke omstandigheden kwamen vanzelf en nog tal van andere.
Een tweetal vragen licht ik er uit, omdat ze me belangrijk genoeg voorkomen om er over door te blijven denken en spreken. Gods Woord treft ons in onze verlorenheid. Onbekwaam, dood in zonden en misdaden. Geloven we dat werkelijk nog? Even was er bewogenheid toen er gesteld werd, dat dit mogelijk ontkend zou worden binnen de kerken. Dat is dan een confessionele kwestie. Maar die wilde niemand stellen. Hoe komt het dan dat er op dit punt een verschillende benadering mogelijk is? Gaan we te veel uit van een idealistische verbondspositie? Of zou het verschil kunnen zijn, dat men de verlorenheid wel kan prediken maar dat deze eerst recht beleefd wordt ónder en door de genade?
Is de verlorenheid een gegeven van de natuur, opgevangen in een historisch geloof, en zó verondersteld vóór de prediking van het evangelie? Of is onze verlorenheid, ook al belijden we die honderdmaal met de mond, zó diep, dat we haar eerst werkelijk leren kennen door de genade, die daarbij wet en evangelie hanteert?
Verondersteld geloof. . . het is een uitdrukking die we horen als een aanduiding van een zaak, die we afwijzen. Radicaal. Abrahamskinderen moeten als Adamskinderen in Christus geborgen worden, om in de termen van het eerste referaat te blijven.
Veronderstelde kennis der verlorenheid. . . Het is een gedachte die door ons heenging tijdens de bespreking. Al zeg ik honderd keer dat een mens verloren is, hij wordt daardoor niet gered. Al zeg ik duizendmaal dat hij dood is, hij wordt daardoor niet levend gemaakt. Dat doet de genade door wet en evangelie. Hier zit een crux, een kruis, voor de preek, voor elke preek. Wet en evangelie: hoe hanteren wij die in de preek, en hoe hanteert de Geest die in zijn werk door onze prediking? Laten we ons niet schamen hier de moeiten te leggen. Ze blijven er liggen tot God zelf het oog verlicht en de nevels doet opklaren.
En dan zijn we ook bij het andere probleem, dat naar mijn gedachte de moeite waard is, in velerlei opzicht, om verder bepeinsd te worden.
In ieder geval moeten hier wel nevels opgeklaard worden. Al zou het alleen maar wezen omtrent een hanteren van de twee begrippen: wetshandhaving en wetsprediking. De vergadering vroeg door op dit punt, blijkbaar niet geheel bevredigd door de uiteenzetting. Maar de inleider handhaafde zijn visie op dit punt, ofschoon het ook daardoor niet opgeklaard werd, 't onderscheid. Het is de moeite waard om op dit punt verder na te denken. Wij prediken immers, opdat de wet gedaan zal worden, uit dankbaarheid. Een kwestie is het niet alleen van belang voor de prediking van wet en evangelie, maar ook voor de beschouwing van de structuur van de gemeente en de betekenis van de wet voor de zede, voor de ethiek, voor het christelijk handelen in de gemeente, en (via de gemeente, meen ik) in de maatschappij en de wereld. Christus en de wet! Is Christus een nieuwe, andere wetgever dan Mozes? Neen, niet een andere dan de wetgeleerden die van de wet een dwangbuis maakten. Niet een andere dan de Farizeeërs, die tot wanhoop of hoogmoed brachten. Maar een andere dan Mozes. Oud, en nieuw verbond, eerste en tweede Adam (Rom. 5), de plaats van de wet in het christelijke leven, déze vragen liggen er. En zij verdienen een verdere uitdieping.
Of zou men menen, dat dit te theologisch is voor een ambtsdragersconferentie? De belangstelling, waarmee men op dit punt bleef doorvragen liet merken dat men er oog voor heeft, hoe de zaken hier tot klaarheid behoren te komen.
Al met al bleek het onderwerp gelukkig gekozen, en waardig ingeleid. Het is broederlijk besproken en het gaf de burger moed, vooral omdat duidelijk werd gezegd: verder gesprek is mogelijk. Ik voeg er aan toe: het is noodzakelijk en heilzaam tot verder verstaan van elkaar en tot voortgang van de weg van de kerk in 1985 en daarna.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1985

De Wekker | 8 Pagina's

Om de rechte prediking anno 1985

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1985

De Wekker | 8 Pagina's