Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit liefde tot Christus en zijn gemeente . . . (Uit liefde tot Christus en zijn gemeente II)

Bekijk het origineel

Uit liefde tot Christus en zijn gemeente . . . (Uit liefde tot Christus en zijn gemeente II)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een aantal broeders schreef een uitvoerige brief aan de kerkeraden en gemeenten. Een vorige keer hebben we daaruit het een en ander geciteerd. Nu vervolgen we, nadat we onze instemming hebben betuigd met hun streven, de weergave van hun schrijven. Er worden een aantal vragen gesteld, die voor ons kerkelijke leven van grote betekenis zijn.
We willen hier geen analyse geven van allerlei gebeurtenissen. Wel kan een aantal dingen vragenderwijs genoemd worden.
Hebben wij als kerken plaatselijk en in de georganiseerde samenwerkingsverbanden, met al de nadruk die we leggen op de noodzaak van het werk van de Heilige Geest, echt zò uit de Geest geleefd dat dat merkbaar was en is in al onze gedragingen? Was en is in de wijze waarop we in de vragen van vandaag positie kiezen ten opzichte van hen, die anders denken en handelen dan wij, Christus herkenbaar?
Waren onze kerken voldoende voorbereid en toegerust om de stroom van de secularisatie aan te kunnen? Hebben we de opkomst van de menswetenschappen met hun sterke accent op menselijke normen en waarden, innerlijk aangekund, in deze zin, dat we samen gezocht hebben naar een duidelijk antwoord daarop bij het licht van de bijbel? Hebben we beseft, dat we nooit meer kunnen doen alsof er geen twee wereldoorlogen zijn geweest, met alle gevolgen die deze ook op geestelijk terrein hebben gehad? Wanneer onze westerse cultuur in groot gevaar is, hebben we als kerk daarop dan passende geestelijke antwoorden gevonden?
Zou het ook kunnen zijn dat in onze kerken op vragen, die vanuit allerlei wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen van de laatste decennia op ons toekwamen en waarop vanuit het christelijk geloof en de christelijke ethiek antwoorden moesten worden gegeven, teveel door enkelingen is nagedacht, terwijl veel meer van gemeenschappelijke bezinning en doordenking van de problemen sprake had moeten zijn? Werd vanuit de bestaande geestelijke verhoudingen binnen onze kerken een open gesprek over deze dingen niet te veel uit de weg gegaan? Hebben wij als kerken wel altijd begrip getoond voor diegenen, die in allerlei maatschappelijke verbanden werkzaam zijnde, vanuit hun geloof soms voor zeer moeilijke beslissingen worden geplaatst? Durfden en durven we toetsing van elkaars mening en gevoelens, uit vrees voor elkaar, niet goed aan?
Stonden we in het verleden voldoende open voor de vragen van jongeren? Kunnen ouderen beseffen, op welk een andere manier jongeren, niet alleen tegen hun leven en de maatschappij maar ook tegen Evangelie en kerk aankijken, wanneer zij vragen naar de zin van het leven in een tijd van werkloosheid en oorlogsdreiging?
Kunnen jongeren begrijpen, welk een grote moeite ouderen hebben om mee te komen in een tijd, waarin zo ontzaglijk veel veranderd is, niet alleen in de wereld maar ook in de kerk?
Hebben wij bepaalde vraagstukken misschien teveel van ons afgeschoven omdat wij meenden dat ze ons niet zouden bereiken of omdat we op alles reeds de passende antwoorden meenden te hebben? Is het denkbaar dat onze Schriftuitleggingen toch wel eens te beperkt, te bekrompen of te traditioneel geweest zijn? Zijn er in de kerken op het punt van de prediking en in de wijzen waarop aan het kerkelijk leven vorm en inhoud wordt gegeven, inderdaad zulke wezenlijke verschillen gegroeid dat we geestelijk voor elkaar onherkenbaar zijn geworden? Hebben wij allerlei onderlinge verschillen enerzijds gebagatelliseerd en anderzijds maar laten doorwoekeren? Is er een te grote tolerantie geweest, die ons nu opbreekt? Mag er gesproken worden van grote liefde, openheid en bewogenheid, wanneer de indruk of de overtuiging bestaat dat er verkeerde tendensen werken?
Al deze vragen stellen wij niet om er de agenda's van de kerkeraadsvergaderingen van het komende seizoen mee te vullen of om er de preekstoel mee op te gaan, maar wel om te laten voelen, dat we onder Gods zegen elkaar zo heel hard nodig hebben, als ouderen en jongeren, als meer open en meer gesloten gemeenten, als predikanten en predikanten, als gemeenteleden onderling, als eenvoudigen en technici, als broeders die het begaan van de oude paden bepleiten en broeders die in deze tijd naar nieuwe wegen zoeken, zonder het oude te willen veronachtzamen. In de grote wereld ziet men verabsolutering van standpunten, verharding en toenemende vijandigheid, groeps- en machtsdenken. In de kerk zouden wij aan zulke dingen moeten kunnen ontkomen. Welke psychologische en sociologische invloeden zouden zich onder ons in dit alles laten gelden?

Met een krachtig beroep op de Schrift geschiedt de oproep om naar elkander te luisteren in ootmoed:
Wij hebben altijd tegen elkaar gezegd, dat we in onze kerken genoeg hebben aan Schrift en belijdenis. De opstellers van dit stuk hebben die overtuiging nog. Dat betekent niet, dat we op alles gemakkelijke antwoorden hebben. Het betekent wèl, dat we een vast uitgangspunt mogen hebben van waaruit we ook de problemen van deze tijd aan moeten kunnen.
Het is goed in dit alles naar de vermaningen van de Schrift te luisteren. Wie uit de waarheid is hoort naar Mijn stem, zegt Jezus, Joh. 18:37. Wij vermogen niets tegen de waarheid maar wel vóór de waarheid, 2 Cor. 13:8. In ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf, Filipp. 2:3. Als er onder u nijd en twist is, leeft gij dan niet als onveranderde mensen, 1 Cor. 3:3. Ik jaag naar de volmaaktheid, of ik het ook grijpen mocht, omdat ik ook door Christus Jezus gegrepen ben, Filipp. 3:13. Indien gij op enig punt anders gezind zijt. God zal u ook dat openbaren, maar hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder! Filipp. 3:15-16. Een ieder zie toe, hoe hij op het fundament bouwt, 1 Cor. 3:10. Hij die mij beoordeelt is niet een mens, maar de Here, 1 Cor. 4:4. Moet ik met de roede tot u komen, of met liefde en in een geest van zachtmoedigheid? 1 Cor. 4:21. Is er bij u dan geen enkel wijs man, die uitspraak zal kunnen doen tussen broeders? 1 Cor. 6:5. Waarom lijdt gij niet liever onrecht? Waarom laat gij u niet liever tekort doen? Maar zelf doet gij onrecht en doet gij te kort, en dat aan broeders. 1 Cor. 6:7-8. Indien gij elkander bijt en vereet, ziet dan toe, dat gij niet door elkander verslonden wordt. Dit bedoel ik: wandelt door de geest en voldoet niet aan het begeren van het vlees. Gal. 5:15-16. Geworteld en gegrond in de liefde, zult gij dan, samen met alle heiligen, in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods, Ef. 3:17-19.

Tenslotte volgt een oproep tot gebed en openheid, die wij hier overnemen:
Valt er in de situatie waarin wij ons als kerken op dit moment bevinden een weg te wijzen? Zijn er aanbevelingen te doen die de spanningen kunnen verminderen? Kan iets worden gedaan om te bewerkstelligen dat onder broeders afwending van elkaar verandert in toewending tot elkaar? Zijn de geestelijke kringen waarin wij ons bewegen misschien toch net nog niet zó gesloten dat doorbraak naar en toegang voor de ander onmogelijk is geworden?
Nog slechts een jaar zijn we verwijderd van de eerstvolgende generale synode van onze kerken. Wie het verloop daarvan puur menselijk inschat, komt waarschijnlijk tot weinig bemoedigende prognoses. Wanneer zich daar de geestelijke krachtmetingen zouden samenbundelen die zich in de voorbije periode plaatselijk en regionaal voordeden, zou het ergste voor onze kerken moeten worden gevreesd.
We zouden echter puur menselijk bezig zijn wanneer wij onze verwachtingen voor de toekomst alleen door vrees zouden laten bepalen. Hoezeer mensen de gang der dingen in de kerk van Christus ook kunnen beïnvloeden, ten goede en ten kwade, wij mogen toch blijven geloven dat de Here God de kerk van Zijn geliefde Zoon met Zijn Heilige Geest te hulp wil komen om bij te sturen wat uit de koers dreigt te raken, om recht te zetten wat uit het lood staat, om op elkaar af te stemmen wat tegengestelde geluiden laat horen, om naar elkaar toe te buigen wat uit elkaar is gedreven. Om de bijstand aan en de bezieling van onze kerken door die Heilige Geest mogen wij bidden en deze brief bedoelt u en onszelf daartoe aan te moedigen en op te wekken.
Het voornaamste element van dat bidden zal een persoonlijke en gemeenschappelijke schuldbelijdenis moeten zijn. Op alle plaatsen in de Heilige Schrift waar het volk van God in hachelijke omstandigheden om Gods genadige bijstand en medewerking bad, ging dat gepaard met ootmoedige schuldbelijdenis en erkenning van eigen onvermogen. Dat zal ook in de situatie waarin onze kerken zich bevinden een voorwaarde zijn. Niemand in onze kerken ontkomt aan de belijdenis dat wij èn in ons persoonlijk leven èn in ons kerkelijk samenleven, maar al te weinig beantwoorden aan het beeld dat de Here Jezus van Zijn gemeente in deze wereld verlangt; aan onze roeping om in vreze en vreugde te wandelen voor het aangezicht des Heren hebben wij maar al te weinig beantwoord.
Met ons gebed zal moeten samengaan de bereidheid om te zoeken naar wegen en openingen om binnen de kerken weer echt met elkaar in gesprek te komen. Verzwegen problemen, toegedekte vragen, wel besproken maar niet uitgesproken bezwaren, afwijkingen van Schrift en belijdenis die we bij elkaar menen te constateren, het kan allemaal in eerlijkheid en openheid met elkaar worden besproken als de Geest van Christus in ons is. Die Geest sluit scherpe analyse van en een eerlijk oordeel over elkaars standpunt en gevoelen niet uit, maar Hij bindt wel allen samen in de christelijke intentie om te behouden en te helen.
Beheerst door de Heilige Geest zal de meer vooruitstrevende broeder er voor bewaard blijven geringschattend of laatdunkend te doen over de bezorgdheid van zijn meer behoudend denkende medebroeder en omgekeerd zal de laatste zich ervoor wachten de ander bij voorbaat onder de verdenking van ketters modernisme te stellen.
Laten wij toch allen elkaar in broederliefde zoeken en op alle niveaus, waar het maar kan, elkaar opzoeken en spreken, niet alleen met hen met wie we het al eens waren, maar ook en vooral met hen met wie we van mening verschillen. Laat men daarbij dan niet alleen oog hebben voor wat gescheiden houdt maar vooral ook wat samenbindt.
Eerder hebben onze kerken de eenheid mogen bewaren, al was het, dunkt ons, niet onder zulke spanningen als thans. Het was toen zo en het zou ook nu zo moeten zijn, dat we als het ware allen knielen aan de voet van het kruis, in schaamte en met smeking. Alleen daar en zò zal er ook nu hoop kunnen zijn. Daar alleen hebben wij verwachting en van daaruit zouden wij allen die dit lezen willen vragen het gebed uit Ps. 85:5, 7 en 8 na te zeggen:
Herstel ons, o God van ons heil,
doe teniet uw afkeer van ons!
Zult Gij ons niet doen herleven,
opdat uw volk zich in U verheuge?
O Here, toon ons uw goedertierenheid,
en schenk ons uw heil!
Achtgevend op het wereldgebeuren bij het licht van Gods Woord, is de vraag gewettigd en dringend hoeveel tijd de Here God de gemeente van Christus nog gunt om voor het uur van Diens terugkomst orde op zaken te stellen.
De Here geve u in al uw ambtelijke werk wijsheid door de leiding van Zijn Heilige Geest.

Een volgende keer hopen we verder op de inhoud van deze brief aan onze kerken in te gaan.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1985

De Wekker | 8 Pagina's

Uit liefde tot Christus en zijn gemeente . . . (Uit liefde tot Christus en zijn gemeente II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1985

De Wekker | 8 Pagina's