Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schrift en Traditie (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schrift en Traditie (I)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bovenstaand opschrift was het thema van de tweedaagse predikanten conferentie die woensdag 19 en donderdag 20 maart gehouden werd in Dennenheul te Ermelo.
De conferentie stond onder leiding van de voorzitter prof. dr. J.P. Versteeg. Hij mocht een ongekend groot aantal deelnemers hartelijk welkom heten. We zongen ps. 147:1 en 6. Laat 's Heren lof ten hemel rijzen. De Heer betoont Zijn welbehagen aan hen, die nederig naar Hem vragen. We lazen Matth. 20:20-28 met als opschrift, niet heersen, maar dienen. De voorzitter ging ons voor in gebed.
In zijn openingswoord vergeleek hij de predikanten met de rijders van de elfstedentocht. Hij zag wel vijf punten van overeenkomst. (Als ik mijn toespraak in punten verdeel, doe ik het goed). Ten eerste is er het voorbereidend werk. Veel mensen die daaraan hun krachten geven, blijven in de schaduw. Onze namen komen nog wel eens in de krant, maar wij kunnen niet zonder hen die ons het werk mogelijk maken. In de tweede plaats is er de publiciteit. Zonder media zouden we niets weten. Het gaat erom, dat op het juiste moment de juiste mensen in beeld komen. Zoals anderen over ons spreken en schrijven zo staan wij bekend. Wat over ons als kerken geschreven werd, was niet altijd zo best. We mogen ons afvragen of we goed over elkaar spreken en schrijven. De publikaties zijn soms verbazend en verbijsterend. Op die manier kun je elkaar maken of breken. Ten derde is er het traject wat verreden werd. Dat traject wordt uitgezet door anderen, nier door de rijders zelf, die dat echter wel moeten gaan. Wij hebben maar één weg te gaan, die van Schrift en belijdenis. Daarbij liggen de moeilijkheden voor de één op een ander punt dan voor de ander. Het is nodig, om voor elkaar moeite? oog te hebben en elkaars inzet te waarderen, We moeten samen verder op de ene baan. Punt vier. Op de tocht vormden zich groepen. De afstand tussen de ene groep en de andere werd steeds groter. Ook wij kennen groepen. Als iedere groep maar niet zijn eigen weg gaat. Niemand verbeelde zich als groep de hele kerk te zijn. We moeten elkaar in het oog houden en elkaar dienen. Tenslotte punt vijf. Bij de elfstedentocht ging het om het winnen. Winnaar worden vraagt volle inzet. Niemand redt het op zijn sloffen. Volgens het gelezen schriftgedeelte is hij de meeste die de minste wil zijn. We moeten opvallen door ons dienen. Oppassen voor naijver en jaloezie. Wees jezelf. Vertrouw elkaar. Alleen zij ontvangen de prijs die wettig strijden.
Op de eerste dag van de conferentie heeft prof. dr. B.J. Oosterhoff gesproken over „Vormen van Schriftuitleg". De hoogleraar begon met te zeggen, dat niet alles genoemd zou worden, dat is onmogelijk, alleen datgene wat nuttig is voor de prediking. Ook deze keer bleef prof. Oosterhoff zijn gewoonte getrouw, rustig beginnen en geleidelijk aan neemt het vuur en de snelheid toe. Prediking is uitlegging en verkondiging van het woord van God. Daar komt de gemeente voor. Hoe behoort de Heilige schrift nu uitgelegd te worden, dat is de vraag. We hoorden iets over de Joodse exegese, over de allegorische en over de heilshistorische. De laatst genoemde methode is de enig juiste. Dat is ons deze dag voortdurend gezegd. De Heilige schrift moet uitgelegd worden. Deze uitleg is net zo oud als de Schrift zelf. De Schrift zelf geeft daartoe ook de aanzet. We moeten onderzoeken wat de zin van de Schrift is. Ps. 119 heeft het over het onderzoeken van Gods bevelen. De dichter heeft daar ook vreugde in. De goddelozen onderzoeken niet en missen daarom ook de vreugde. Het onderzoek dient er voor om de Schrift te verstaan en om de woorden van God te doen. We moeten leren en volbrengen. Inzicht in de Schrift wordt verschaft door de uitleg daarvan. We moeten de woorden der Schrift begrijpen en er gestalte aan geven. Christus legde de Schrift uit met het oog op hetgeen van Hem geschreven stond. Zo deden Filippus en Paulus het ook. Daarom was hun schriftuitleg Christus-verkondiging. Het gaat er altijd om, wat van Hem geschreven staat. De uitleg van de Schrift dient er voor om de gekruisigde en opgestane Christus te kennen. Daarbij werpt de ene tekst licht op de andere. De ene doet de andere verstaan. Het OT wordt door Joden en christenen verschillend uitgelegd. De Joodse exegese werkt veel met associatie van woorden. De plaats waar de tekst staat of de tijd waarin hij geschreven werd, speelt geen rol. We vinden deze manier van uitleggen ook bij de kerkvaders, o.a. bij Augustinus. Ook Kohlbrugge heeft zich er wel van bediend. Deze methode werkt zo, dat als we in het OT het woord steen lezen, dat we dan aan Christus moeten denken. Hij wordt immers steen genoemd. Lezen we het woord hout, dan moeten we denken aan het kruishout van Golgotha.
Dit kan de juiste methode niet zijn. Dezelfde woorden hebben op verschillende plaatsen een verschillende betekenis. Deze methode zoekt naar dezelfde woorden, maar dat is niet schrift met schrift vergelijken. Het verband waarin het woord voorkomt, moet ook de betekenis van het woord aangeven.
Niet het ene woord heerst over het verband, maar het verband moet zeggen wat dat ene woord betekent. Ook al komt een zelfde woord zo veel keren in een bepaald gedeelte voor, dan is het daarmee nog geen sleutelwoord. Wel moeten we op sleutelwoorden en herhaling van een bepaald woord letten. Maar dat ene woord en de vorm daarvan bepaalt de boodschap niet. De boodschap wordt bepaald door het verband. We moeten het hebben van de uitleg van de Schrift en ons wachten voor inlegkunde. Goede uitleg zal altijd letten op zakelijke verbanden. Op de diepe zin. Als het NT een woord citeert uit het OT wordt dat altijd gedaan met het oog op Christus. Dat is aan de Joodse exegese vreemd. Men ziet Christus niet. In het OT handelt God in de geschiedenis van Zijn heil, met het oog op de komst van Christus. Voor de Joden houdt met het OT de heilshistorie op, al kennen ze wel verwachting. Voor ons is Christus het hoogtepunt van Gods openbaring. Voor de Jood is het hoogtepunt, de Thora, het onderricht. Het NT leert niets anders dan het OT. Door het NT verstaan we het OT. Door de komst van Christus. Het OT moet dus Christo-centrisch worden uitgelegd. En het NT moet worden uitgelegd vanuit de OT achtergrond.
Bij de allegorische methode is het niet belangrijk wat er staat. Wat er staat is altijd beeld voor iets anders. Men heeft alleen belangstelling voor de boodschap die men er uithaalt. De boodschap op zich kan wel juist zijn, maar mag niet ontleend worden aan de plaats die men daarvoor zelf kiest. De allegorische methode is een willekeurige methode. Men laat de schrift op bepaalde plaatsen zeggen, wat men er zelf in horen wil. Bij deze methode is de geschiedenis dan ook niet belangrijk. Tegen deze methode hebben de reformatoren ernstig gewaarschuwd. Want het heilshistorisch handelen van God wordt hier volkomen uit het oog verloren. Pas in het NT vinden de heilsfeiten plaats. Daar lezen we van kribbe, kruis en opstanding. De allegorische methode schakelt OT en NT gelijk. Men heeft geen oog voor de ontwikkeling van de heilshistorie.
Van Calvijn hebben we geleerd om oog te hebben voor de geschiedenis van Gods openbaring. Er is een lijn van het OT naar het NT. God openbaarde niet alles tegelijk. Er is gelijkheid tussen OT en NT. Maar ook verschil. Er zijn in het OT wel typen. Daar wijst het NT zelf op. Maar Calvijn zou nooit zeggen, wat Luther wel gezegd heeft, dat het OT op dezelfde wijze vol van Christus is, als het NT.
Al werd de heilshistorische methode door de inleider de enig juiste genoemd, in zijn inleiding werd daaraan toch niet de meeste tijd besteed. Dat werd echter goed gemaakt bij het beantwoorden van de vragen. Zie toch de heilshistorische lijnen. Ze worden duidelijk in de geschiedenis. De omstandigheden en de vormgeving veranderen, het wezen blijft hetzelfde. Het woord van God geldt voor alle tijden. De God van het verbond is altijd Dezelfde. Ook onze kwalen zonden en verzet zijn altijd dezelfde. We ervaren de trouw van God voor schuldige mensen als we ons verootmoedigen en om genade roepen. Als we letten op de heilshistorische lijn dan zien we, dat ook het OT getuigt van Christus. Zoals God in het OT zorgde voor brood, voor het manna in de woestijn, zo geeft de Here in het NT het brood des levens, het brood uit de hemel. Zijn Zoon. Het boek Ruth laat in het geslachtsregister zien dat de komst van David wordt voorbereid en zo de komst van Davids grote Zoon. Voor die komst wordt zelfs een heidense vrouw gebruikt. Zo is God. We zien hoe God werkt in de geschiedenis van het heil. En tegelijk hoe God werkt in mensen, Ruth komt tot geloof. Zo brengt het heilshistorische tot het heilsordelijke. Je kunt alleen maar van het heil leven waar God het werkt en aangeeft. Als we zo het werk van God zien, gaan we zingen. Breng de gemeente toch onder de klem van Gods daden. Dat is het werk van predikanten. We moeten verstaan wat God zegt. Zien wat er gebeurt. Zo horen we de boodschap. De Schrift zelf leert ons om de Schrift uit te leggen. Zie op de heilsopenbaring die in de Heilige Schrift steeds voortgaat. Voor het verstaan van de Schrift kunnen we van velen veel leren. Ook wel van anderen met wie we het niet in alles eens zijn.
De wereld, het socialisme, bepaalde openbaringen van de cultuur. Joodse schriftuitleg, kunnen ons wijzen op zaken die wij voorbij hebben gezien. Ons herinneren aan zaken die wij hebben vergeten. Maar dan wel zo, laat niets buiten de Schrift over de Schrift heersen. Ook niet over de uitleg van de Schrift. De boodschap van de bijbel is, dat God ons zoekt. De keerzijde ervan is, voor de ongelovigen, dat de goddelozen van de aarde worden weggedaan.
Het historisch gebeuren, de heilshistorische lijn moet zichtbaar blijven en bepalend zijn. Opdat de mensen tot geloof komen. Het is één grote geschiedenis van Gods daden. Dé daden zijn, kruis en opstanding. En als we met Joden spreken over de uitleg van de Schrift, laten de christenen dan staan voor hun zaak. Want zij hebben meer inzicht in de Schrift dan Joden die het NT en daarmee Christus afwijzen.
Voor de inleiding en zeker niet het minst voor het beantwoorden van de vragen zijn we zeer dankbaar.
Zo werd de morgen en de middag van onze eerste conferentiedag besteed aan het luisteren naar twee hoogleraren.
Er kwam nog veel meer. Daarom werd het die avond ook laat. Elf uur. Maar welke dominee is niet gewoon en gewend om tot 's avonds laat door te gaan.
Eerst sprak de heer W. Ramaker over „Taal en Theologie". Hij begon met ons er aan te herinneren dat heel Nederland op deze dag naar de stembus ging. Verkiezingen voor de gemeenteraden. Maar de chr. geref. predikanten hebben zo iets eigens, dat zij hun eigen verkiezingen houden. We moesten n.l. stemmen voor een nieuwe penningmeester. U hoort daar later meer van. De heer Ramaker was in gezelschap van mw. Myrle Tjoeng. Meer bijzonderheden van haar en zelfs een foto vindt u in Trouw van 19 maart. Alsof het zo wezen moest. De heer Ramaker is bekend van NCRV's Literama.
Eerst leest hij een deel van ps. 33. Dan volgt nu een enkele opmerking van hetgeen hij heeft gezegd. Want het is eenvoudiger om een hoogleraar te „verslaan" dan een dichter. De wereld zingt, geen woorden maar daden. Het woord van God is daad, scheppingsdaad. De wereld heeft deze Schepper nog steeds nodig. Ook onze woorden zijn niet vrijblijvend. Het gewicht van een enkel woord is groot. In de kracht van het scheppende woord komen dominees en dichters elkaar tegen. Ze kunnen van elkaar leren. Geloven we nog wat er gezegd wordt, er wordt zo veel gezegd. We horen het niet meer. Ons trommelvlies wordt lui. Woorden zijn doodgepraat, versleten, cliché's. Dichters houden de taal geloofwaardig. God is in menselijke taal mens geworden. Zo sprak Hij tot Adam. God sprak in het vleesgeworden Woord. Woorden behoeden ons voor de ondergang. Ze zijn nodig om in leven te blijven. God heeft Zijn eeuwig woord verbonden aan ons sterfelijk leven. De taal is een geschenk van God. Daarvan heeft Hij Zich altijd bediend toen Hij Zich openbaarde. Als wij zijn uitgesproken, spreekt God door. Kerk en theologie hebben hun eigen taal, maar laat hun taal wel verstaanbaar blijven. Het geloof is uit het gehoor. In de nood blijven alleen de noodzakelijke woorden over. Behalve dat de heer Ramaker enkele gedichten van anderen voorlas, las hij ook een gedicht voor, gemaakt ter gelegenheid van het overlijden van zijn moeder. Velen van ons hebben haar gekend als de weduwe van ds. Ramaker, die plotseling op jonge leeftijd in de oorlogsjaren in Kampen overleed. Uit dat gedicht deze treffende zin, ze stierf een natuurlijke dood, maar als je moeder sterft, dan zeg je, dat is ònnatuurlijk.
Zo maakten we op een unieke manier kennis met taal en theologie. We zijn er heel hartelijk dankbaar voor.
De avondsluiting werd verzorgd door ds. M.W. Vrijhof te Wildervank-Veendam-Zuidlaren. Als je in staat bent zo veel gemeenten te dienen dan zie je er ook niet tegen op om je collega's op zo'n laat uur een stevige avondsluiting te bieden. We zongen veel en dankten en baden. De schriftlezing was uit Joh. 13. Het hoofdstuk van de voetwassing. Liefde tot elkaar, zoals Jezus ons heeft liefgehad. De discipelen zijn dan ook verenigd in Hem. Het is niet de sympathie voor elkaar, ook niet het eens zijn met elkaar, maar de band aan Hem. Begrijpen we dat Jezus voeten wast, dat Hij het kruis op ging, dat Hij slavenwerk deed. Het moet blijken uit ons liefhebben. En liefhebben wil zeggen, dat je jezelf verloochent, dat je je vernedert tegenover de ander Dat je hem uitnemender acht dan jezelf. Dat is voor onbekeerde harten niet op te brengen. Aan de avond van deze dag mochten we ons hoofd neerleggen op de liefde van Jezus, maar ook op Zijn gebod.
Er is deze dag nog wel meer gebeurd. Maar dat hoort u een volgende maal, bij leven en welzijn. Ook wat er de tweede dag gaande was. Calvijn zou schrijven, voor ditmaal genoeg, morgen gaan we verder.

Delft, A. Bijkerk

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1986

De Wekker | 8 Pagina's

Schrift en Traditie (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1986

De Wekker | 8 Pagina's