Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Vreze des Heren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Vreze des Heren

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is mogelijk wel beter om het wat deftig aandoende woord „vreze" te gebruiken, dan het woord „vrees".
Dit laatste, vrees, doet ons in het algemeen denken aan bangheid, angst die afstand doet nemen.
Het eerste is, voor wie de Bijbeltaal (ook in N. Vert.) niet geheel ontwend is een woord vol eerbied, ootmoed en kleinheid, maar toch gemeenschap-bepalend.
Het beleven van de ware omgang met God, het leven in de vreze des Heren is niet vol vrees in gestadige angst van Hem wegvluchten, maar tot Hem gaan en ootmoedig voor Hem buigen.
„. . . de polaire gevoelens van afstand en verbondenheid, van afhankelijkheid en aanhankelijkheid liggen in het begrip (de vreze des Heren) als saamgeweven. Door de verbinding van deze beide elementen wordt haar bijzonder karakter bepaald" (B.J. Oosterhoff: De vreze des Heren in het Oude Testament, pg. 125)
Afhankelijkheid en aanhankelijkheid.
Afhankelijk van God, de Bron van het leven, de Schepper van al wat zich beweegt en leeft. De moderne, in eigen schatting zo onafhankelijk geworden mens, wil het wel niet erkennen, tracht zich er ook steeds meer aan te ontworstelen, maar ontkomt er niet aan, al doet hij wel als of! Ook zijn adem en zijn leven is in Gods hand en als God zegt tot hiertoe, ontvalt hem alles uit zijn verstijfde hand!
God is God en wij zijn mens! We zijn het maaksel van Zijn handen, genomen uit het stof der aarde. Inderdaad „nietig stof en as" wat voor pretenties we ook voeren. En toch, wat een adeldom: beelddragers van Hem, de eeuwige, heerlijke God!
De Eeuwige voor Wie geen jaren verglijden en een te snel naderende toekomst onzeker is, als voor ons.
Hij is zo onmetelijk ver verheven boven ons in ons klein-menselijk bestaan. U hebt ongetwijfeld de beelden wel gezien van de aarde, onze aarde, die voor ons zo groot is. Maar wat wordt ze klein, nietig in Gods grote ruimte als ze van duizelingwekkende hoogte vanuit een satelliet bekeken kan worden.
Wij, één van zo velen, op die kleinste planeet in ons zonnestelsel. En dan te weten dat er in Gods mateloos heelal ontelbare zonnestelsels zijn die samen in vele, vele melkwegstelsels miriaden van hemellichten bevatten!
Het is kenmerkend voor zijn kortzichtigheid, dat de mens die een heel klein eindje vermag door te dringen in de ruimte van Gods onbegrensd heelal, zijn voorbarige conclusies trekt. Hij komt nog lang niet buiten het eigen zonnestelsel, maar meent te kunnen concluderen dat God er niet is, of als Hij er al zou zijn, in de gas- en stofwolken van de ruimte waaruit sterren geboren zouden worden en weer oplossen, Zijn scheppende en onderhoudende handen niet te vinden zijn.
Je zou alleen maar al dieper onder de indruk dienen te komen van de majesteitelijke grootheid van die God, die het ontoegankelijk licht bewoont en dit alles draagt.
Hij vraagt dan ook aan hen die Zijn Naam kennen, maar menen dat God hen in al het drukke gekrioel van zovelen op Zijn kleine aarde, vergeet:
„Met wie dan wilt gij Mij vergelijken en welke vergelijking op God toepassen? Heft uw ogen omhoog en ziet: wie heeft dit alles geschapen? Hij, die het heer daarvan in grote getale uitleidt en elk daarvan bij name roept door de grootheid van Zijn sterkte en omdat Hij geweldig van kracht is; er blijft er niet één achter". Wat zijn wij voor Hem? Als de (millioenen) volkeren door Hem geacht worden als „een druppel aan een emmer en als een stofje aan een weegschaal"? (Jes. 40)
Hoe nietig klein is die mens, die Zijn Woord meent te kunnen negeren en Gods bestaan ontkennen. Hoe klein - zal God er niet om lachen (Psalm 2:4)? - is dat opstandige vuistje, dat zich tegen de hemel balt.
Afhankelijkheid - één wenk van Gods alvermogen en Hij vaagt de mens met al zijn geweldig technisch vermogen weg: Gij doet de sterveling wederkeren tot stof en zegt: Keer weder gij mensenkinderen! Gij spoelt hen weg: als gras dat opschiet; in de morgenstond bloeit het en het schiet op, des avonds verwelkt het en het verdort (Ps. 90).
Hij de Eeuwige en wij tijdelijke en vergankelijke schepselen.
Hij de Oneindige en wij stof, beperkt en klein, nietig in Zijn oog, maar groot in opstandige ongehoorzaamheid en eigenzinnige zonde!
Is het wonder, als door Zijn Geest onze ogen geopend worden en wij iets van Zijn Woord gaan verstaan, dat er een diep gevoel van die oneindige afstand ontstaat? En als Hij werkelijkheid wordt voor ons, wordt onze schuld voor Hem, waar we Zijn geboden dagelijks overtreden, ook werkelijkheid.
Zeker kunnen we in die ontdekkingstijd niet alles overzien, laat staan doorzien.
Maar er groeit een besef dat we niet alleen als schepsel tegenover de Schepper zondig staan. We zijn door Hem geschapen met een hoogheilig levensdoel! Als beelddrager van Zijn Schepper, zou de mens de lofzang van Gods bloeiende, lachende en juichende schepping mogen vertolken, stem geven aan Zijn lof, in de woorden van zijn lippen en de daden van zijn handen!
Dan ga je zien hoe je gefaald hebt en als je dan die God straks moet ontmoeten aan het eind van onze korte baan, en Hij ons stelt in het alles doorschijnende licht van Zijn troon - wie zal dan bestaan?
Hij, die zonder aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt, zegt Petrus.
En wij - mogelijk ben je wat geweest in het kerkelijk werk, heb je van jongs aan meegedaan in het jeugdwerk. Zat je vooraan de tafel in het verenigingswerk, heb je mogelijk gediend in het ambt met al de moeite en de vreugde daaraan verbonden, stond je misschien het grootste deel van je leven op de kansel. . . maar hoeveel van jezelf zat daarin? Wat deed je nu echt en alleen voor Hem? Je leert het wel op de weg van het gelovig omgaan met de Here: onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. . . tenzij!
Tenzij, - wij door de Geest Gods wederomgeboren worden.
Maar dat uit Hem, naar de wondere rijkdom van Zijn verkiezende liefde en zoekende, vasthoudende verbondstrouw, geboren leven, dat leert zich juist zo diep afhankelijk gevoelen. Je gaat iets van Gods plan ontdekken en Zijn wegen zien en je verwonderen en verheugen en toch ook schamen!
Die afhankelijkheid in aanhankelijkheid beleven, de vreze des Heren, zegt de Spreukendichter (Spr. 9:10) is het begin van de wijsheid en het kennen van de Hoogheilige is verstand!
Want als je je over jezelf en je eigen werk schamen moet, kun je je alleen maar over de Here verwonderen. Hij had lief. Hij riep. Hij beloofde en deed. Hij droeg en corrigeerde steeds weer onze eigenzinnigheden en dwaasheden.
Hij heeft in Christus alles gedaan, want Hij had geen lust in onze dood, maar daarin dat we in die afhankelijkheid het geheim zouden leren om in gelovige liefdevolle aanhankelijkheid alles alleen van Hem te verwachten, te bidden en . . . te ontvangen!
Waar dat wonder van de Here in de Here Jezus voor je open gaat, daar wordt de wederliefde in je hart gewekt.
Je weet dan dikwijls niet hoe je het met jezelf hebt!
Je durft niet te zeggen dat je van Hem bent, want als je op jezelf ziet. . .
Je kunt in de lijdenstijd Petrus best verstaan. Wat zou je zelf doen, zouden wij niet in staat zijn Hem te verloochenen?
En toch . . . je kunt Hem niet missen. Je kunt niet zonder Hem, Zijn Woord en Zijn dienst.
En zijn er door welke omstandigheden dan ook, perioden dat je koud en mogelijk opstandig ver van Hem zwerft . . . de onrust van je hart zegt, dat je fout bent en Hij zoekt je weer en laat toch niet los!
Ook als je mag opgroeien in de genade en de kennis van de Here Christus blijft het geheim van het leven in de vreze des Heren je afhankelijk weten in alles, leven uit de dagelijkse troost van de schuldvergeving en je steeds meer verwonderen over Zijn trouwe liefde.
En die ootmoedige wordt nu echt gelovig vrijmoedig!

I. de B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1986

De Wekker | 12 Pagina's

De Vreze des Heren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1986

De Wekker | 12 Pagina's