Niet bang zijn
Maar Hij zeide tot hen: Ik ben het, weest niet bevreesd. Joh. 6:20.
Mensen generen zich om te bekennen dat ze bang zijn, als ze eenmaal volwassen zijn geworden. Kinderen zeggen gerust dat ze bang zijn. In het vroegere cultuurpatroon mocht een vrouw wel tegen haar man zeggen dat ze bang was, maar een man was niet bang. Neen? Soms denk ik dat er meer bange mannen dan vrouwen zijn.
Hier waren mannen bang. De discipelen. En daar was alle reden toe. Het was in de nacht na de wonderbare spijziging.
Alle vier de evangelisten vertellen dit wondere gebeuren. Mattheüs en Marcus vertellen uitvoerig over de nacht er na, Lucas helemaal niet, Johannes kort. Hij daarentegen legt er de nadruk op, dat ze naar Kapernaüm reisden, en dan verder, dat ze zo bevreesd waren. Het andere, over Petrus en de zee, vertelt hij niet. Naar Kapernaüm, dat is: weer naar hun dagelijkse leven. Na zo'n opwindende dag misschien toch maar het beste. De Here heeft onder geen beding in willen gaan op het plan, dat Hij koning zou worden. Hij is geheel alleen in het gebergte gebleven en zij zouden vooruit gaan.
Ik lees het bij Johannes zo, dat de leerlingen in het schip een hele poos op de Here hebben zitten wachten. Het was reeds donker geworden en Jezus was nog niet tot hen gekomen. Aan de oever, wel te verstaan. U dacht toch niet dat ze Hem over het water verwacht hadden? Ten einde raad vertrekken ze. Zonder Jezus. En dat, terwijl het steeds harder gaat waaien.
Waar is de blijdschap van de afgelopen dag? Geweldige dingen zijn er beleefd, maar nu zijn ze alleen, helemaal aan zichzelf overgelaten. Waar is de Meester? Met grote zorg zijn ze vertrokken, en natuurlijk schoten ze niet op. De nacht is al grotendeels verstreken. Wat zijn die vijf en twintig, dertig stadiën, die vijf kilometer? In spanning, in angst, in eenzaamheid.
En de Here is er niet!
Wat deed de Here? Hij was alleen, en niet alleen. In het gebergte was Hij samen met zijn Vader. Hij had ook die heel bijzondere dag achter de rug. De grote verleiding was op Hem aangekomen om koning te worden. En Hij was toch ook gekomen om koning te zijn? Maar op die heel eigen manier. Een koning wiens wieg was een kribbe en wiens troon was een kruis. Wat heeft deze dag aan zwaarte voor Hem gebracht? Moest Hij niet heel bijzonder samen met zijn Vader en Opdrachtgever zijn, om juist ook daardoor in grote activiteit voor zijn discipelen werkzaam te zijn? Is Hij niet zeker zo krachtig hun Heiland, als toen Hij bij hen was en het brood brak?
Daarbij, en dat blijkt uit het vervolg, is de wonderbare spijziging voor Hem in dubbel opzicht van een ingrijpende betekenis geweest. Het eerste opzicht is, dat, als Hij waarlijk de Heiland en Koning is, deze vervloekte en hongerende wereld weer een aarde zal worden, waarop voor ieder eten en drinken is, naar Gods paradijselijke schepping. Er komt herschepping! Door Christus!
Het tweede opzicht is, dat de breking van het brood voor Hemzelf een sterke stuwing betekent van zijn komend lijden. Hij is het levende brood, dat aan de wereld het leven geeft. Werkt, niet om de spijze die vergaat, maar die blijft tot in het eeuwige leven. Op Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt.
Na zo'n dag, met deze concentratie op Jezus' eigen messiaanse persoonlijkheid, moet Hij alleen zijn met zijn Hemelse Vader.
Maar de discipelen zijn bang. Alleen. Ze kunnen wel letterlijk omkomen
En dan is het erge, dat, als de Here dan komt, door alle onmogelijkheid heen, gaande over de zee, ze nog banger worden. Johannes vertelt er niet bij, wat we elders wèl lezen, dat ze aan een spook dachten. Voor ons is het al erg genoeg, te lezen dat ze zo bang waren. Maar het is ook zo begrijpelijk.
Aan welke donkere krachten zijn we overgeleverd? Zou dat zo zijn?
Er zijn mensen, die langzamerhand of ineens, in zo'n nood terecht komen, dat ze doodsbang worden. U moet maar denken, dat, als we zo'n Schriftwoord lezen of horen, het de bedoeling is dat onze nood eronder begrepen is.
Welke nood het ook is, pas het maar op uzelf toe.
De Here maakt voor u geen beperking bij de vraag, of Hij raad weet op uw angst en vrees.
Iemand is bang voor de toekomst, van zichzelf of van zijn kinderen.
Iemand is bang voor het verloop van zijn ziekte.
Iemand is bang voor de macht van het kwaad.
Iemand is bang voor God.
Iemand is bang, dat hij van een verkeerde weg nooit meer terug zal keren.
Iemand is bang, dat zijn zonden hem voorgoed in de weg zullen staan.
Iemand is bang, dat al zijn godsdienst in traditie heeft bestaan.
Iemand is bang, dat zijn twijfels hem de baas zullen worden en hij de weg naar God nooit meer terug zal vinden.
Iemand is bang, omdat het donker is geworden.
Iemand is bang, omdat de storm is opgestoken.
Iemand is bang, omdat hij zo alleen is.
Iemand is bang om te sterven.
Iemand is bang om te leven.
En niemand kan je helpen. Kun je het aan iemand vertellen? Zou iemand je begrijpen? Kun je iemand vertrouwen?
Kun je bidden? Zou de Here naar je luisteren? Is er een God die luistert, ja die antwoord geeft? Kun je soms aan alles twijfelen en dan nog banger worden?
Niemand kan je helpen. Maar de Here Jezus zegt: wees niet bevreesd. Ik ben het.
Hij zegt ook wel: Ik ben er. Je bent niet alleen. En dat is al veel.
Maar meer is het, dat Hij zegt: Ik ben het. Dat betekent: Ik ben niet meer die onbekende. Je angst smelt weg. Je angst schrompelt ineen. Ik ben het.
O, als een kind een angstige droom heeft gehad, komt zijn moeder en zegt: ik ben het. Vertel die droom maar aan mij. Dan kun jij weer slapen. Zo vertelden mijn kinderen mij, vroeger hun bange dromen en ze waren ze dan kwijt.
Meer dan als één die door zijn moeder getroost wordt, zal Ik u troosten.
Ik ben het. Daar zit heel Gods verlossingswerk in. De woorden herinneren aan de verschijning van God bij Mozes: Ik ben die Ik ben. Ik ben er om u te redden. Ik zal het ook bewijzen.
Zo moeten we vandaag bij Jezus zijn. Zijn vlees is ware spijs en zijn bloed is ware drank. Hij is voor onze hongerige en dorstige zielen de waarachtige spijze en drank ten eeuwigen leven geworden.
Maar er is geen enkele andere weg. In een wereld vol angst is dit het verschrikkelijke, dat men de enige weg van redding niet kent. In een kerk vol angst is dit het verschrikkelijke, dat we de Heiland zijn verlossingswerk niet zouden laten doen.
Hoe staat het met uw gewilligheid? Zij hebben Hem dan gewillig in het schip genomen. Zij wilden Hem in het schip nemen.
Geloven is: het woord van de Here ook voor uzelf waar laten zijn.
En terstond bereikte het schip het land, waar zij heen gingen.
Ik ben het. Jezus. De HERE redt. Wees niet bevreesd.
Ja, Here, dan neemt Gij mijn bevende vrees weg. Gij hebt de allerdiepste versmaadheid en angst der hel voor mij gedragen, om ook mijn Heiland en ja, mijn Koning te kunnen zijn. Dan mag ik achter U aan komen.
K. Boersma
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1986
De Wekker | 8 Pagina's