Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Generale Synode 1986 in de Hofstad (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Generale Synode 1986 in de Hofstad (IV)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vorige maal gaf ik u een indruk van een zitting van een synode in de eerste gewone vergaderweek en werd u ingelicht over twee voor onze kerken zeer belangrijke gebeurtenissen, n.l. de behandeling van de aanvraag tot emeritering van prof. B.J. Oosterhoff en de uitslag van de bespreking van het voorstel een besluit te nemen in betrekking tot de voorziening van de daardoor ontstane vacature.
(Tot goed begrip zij opgemerkt, dat het besluit tot emeritering van prof. Oosterhoff niet inhoudt dat hij meteen het werk aan de T.H.S. neerlegt. Wanneer alles volgens plan verloopt zal hij nog een half jaar doorgaan met zijn werk en komt er in februari een officieel afscheid. Merkwaardig was ook de opmerking in het antwoord aan de praeses van de synode en de rector van de T.H.S., dat hij hoopt door te gaan met zijn werk, ook na het officiële afscheid.
Werken is geen moeten voor hem, maar een mogen. Hij heeft daartoe niet alleen bijzondere gaven maar ook bijzondere krachten ontvangen.
Er gaan geruchten dat hij - ofschoon 70 jaar oud - om 23.00 uur nog weer eens achter het bureau gaat zitten om nog een paar uur verder te gaan.)
Ik meende aan het vermelden van deze gebeurtenissen voorrang te moeten geven en heb daarom aan het overige wat de eerste beide synodedagen behandeld is, geen aandacht geschonken.
Dat willen we nu dan doen en zoveel mogelijk bij hetzelfde onderwerp blijven, hoewel dat ter synode niet altijd is gebeurd, omdat de praeses door het uitlopen van een bespreking soms eerst voor een andere zaak - waarvoor deputaten waren uitgenodigd - de behandeling moest afbreken.
Behalve de benoeming van een wetenschappelijk hoofdmedewerker keurde de synode ook herbenoeming goed van de wetenschappelijke medewerkers: dr. T. Brienen, drs. W. van Heest en drs. J.W. Maris.
Ook de herbenoeming van drs. W. Meyer tot docent in een aantal Oudtestamentische vakken kreeg het fiat van de synode evenals de herbenoeming van drs. L. van Dijk tot docent voor de algemene pedagogiek en didactiek.
Ook werd prof. dr. M. Boertien weer studiebegeleider voor het bijvak Judaïca.
Deze besluiten werden zonder veel bespreking genomen, maar ze mogen niet worden onderschat. Ze betekenen n.l. dat ook in de komende periode de hoogleraren weer een (betr.) klein gedeelte van hun werk aan anderen kunnen overlaten. In vergelijking met andere hogescholen hebben onze hoogleraren een zware taak en is het verblijdend, dat die op deze wijze enigszins verlicht kan worden. (Hoewel prof. Van 't Spijker het nog steeds helemaal alleen moet doen.)
Er werd nog even vanuit de synode geïnformeerd naar de „lerarenopleiding". (Dat betekent dat de studenten in de doctoraalfase zich speciaal kunnen bekwamen voor leraar.)
Het antwoord luidde, dat wanneer er minstens twee studenten in de doctoraalfase van hun studie deze opleiding willen volgen, dit ook in de toekomst door zal gaan.
Zeer veel aandacht werd geschonken aan de praktische vorming van de studenten. Een zaak, die ook op vorige synoden breed besproken werd. Uit de bespreking bleek deze vorming de kerken zeer ter harte te gaan.
Verschillende voorstellen werden in dit verband gedaan.
Er werd o.a. gedacht aan het verlengen van de studie-duur tot 5 jaar (voor het cand. ex.). Het laatste halfjaar zou dan bijzonder gericht moeten zijn op de praktische vorming.
De president-curator, ds. H. v.d. Schaaf ging uitvoerig op al de gestelde vragen in.
Hij maakte duidelijk dat de zaak van de praktische vorming in Apeldoorn niet wordt vergeten. Veel colleges hebben een praktische spits.
Bijzonder veel aandacht wordt geschonken - voor zover dat in het betr. vakgebied mogelijk is aan de Reformatie en de Nadere Reformatie.
Ook het persoonlijk contact wordt onderhouden: de studenten ontvangen huisbezoek van de hoogleraren. Daarnaast heeft het moderamen van het curatorium gesprekken met de studenten, b.v. bij de aanvraag om verlenging van hun preekconsent.
Ds. v.d. Schaaf wijst er op dat ook de kerken in dit opzicht zelf een taak hebben en herinnert aan een opwekking - enige tijd geleden - gedaan door prof. Van 't Spijker in „De Wekker" aan de kerkeraden om in broederlijke zin te spreken met de studenten die een „stichtelijk woord" mogen spreken.
De bespreking resulteert in het besluit van de synode over te gaan tot het instellen van een stage-periode (d.w.z. praktisch werken in een gemeente waar reeds een predikant is).
Deze stage-periode moet plaats vinden na het kandidaatsexamen en vóór de bevestiging in de gemeente.
Wanneer beroepbaarstelling wordt aangevraagd, kan het curatorium deze beroepbaarstelling verlenen bij het kandidaatsexamen en dit effectueren na een stage-periode. (Wel zullen nog de ev. financiële consequenties van dit besluit nader bezien moeten worden.)
Tevens besluit de synode het curatorium op te dragen een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden om de studietijd van de admissiale studenten weer te brengen op vijf jaar en met name het laatste half jaar geheel te wijden aan de praktische geestelijke vorming van de a.s. dienaren des Woords in onze kerken en de resultaten van dit onderzoek met de eventuele voorstellen de volgende generale synode voor te leggen.
Sommige synodeleden vragen naar de verantwoordelijkheid, die curatoren dragen voor de publicaties van de hoogleraren.
Enkele broeders schijnen te willen dat het curatorium een soort „fiat" geeft voor de verschijning. De president-curator antwoordt op de gestelde vragen, dat het onmogelijk is voor curatoren alle publicaties (vooraf?) te lezen en te bespreken. Het is ook ongewenst, omdat het een blijk zou zijn van wantrouwen jegens het college.
Wel blijft het curatorium aanspreekbaar voor wat geschreven wordt.
Ook de nood van de studenten, die lange tijd geen beroep ontvangen krijgt de aandacht.
Een duidelijke en afdoende oplossing staat nog niemand voor ogen. Het is reeds lang zo - en ook volgens de kerkorde verplicht - dat studenten die een jaar na hun beroepbaarstelling geen beroep ontvangen hebben zich weer in verbinding stellen met het curatorium. Er heeft dan een broederlijk gesprek plaats.
Uit dit alles zal u duidelijk geworden zijn dat de synode grote belangstelling toonde voor het wel en wee van onze Theol. Hogeschool.
Woensdagmorgen 17 sept. was het rapport van deputaten buitenlandse zending aan de beurt om besproken te worden.
Bij het begin van de zitting had de praeses laten zingen ps. 67:1 en 2, wel eens genoemd de zendingsdagpsalm.
Twee gasten uit het Torajaland waren deze morgen in ons midden n.l. de brs. M. Lullulangi en ds. I. Punda.
Ds. J.H. Velema sprak een hartelijk welkomstwoord en herinnerde aan de oude banden, die er zijn tussen de Toraja-kerk en onze kerken.
Br. Lullulangi, de plaatsvervangend voorzitter van het bestuur van de Toraja-kerk kreeg gelegenheid de synode toe te spreken.
Aangezien vrijwel niemand van ons Maleis verstaat werd zijn toespraak vertaald door drs. C.W. Buys, die - zoals bekend - 5 jaar in het Torajaland heeft gewerkt.
Br. Lullulangi zei o.m. het volgende:
Ik breng dank aan God, die ons in de voorbijgegane periode heeft bijgestaan.
Ik breng ook dank aan deputaten die ons hebben uitgenodigd naar Nederland te komen en in staat hebben gesteld deputatenvergaderingen bij te wonen, te spreken op zendingsdagen en gemeente-avonden en deze synodevergadering bij te wonen.
De gemeenschap, die er tussen onze kerken is, is een gemeenschap in Christus. De band tussen onze kerken rust niet uitsluitend op de materiële hulp.
Ook hij herinnert aan de historie en noemt met eerbied de namen van de eerste werkers onder de Toraja's.
Er is sinds de tijd van ds. Geleynse en Bikker veel opgebouwd.
De Torajakerk telt nu bijna 300 gemeenten (verspreid over een groot gebied) en 53 predikanten.
Toch zijn er nog heel wat moeilijkheden die wij moeten proberen te boven te komen. Wij hebben geen geschoolde krachten, die voldoende leiding kunnen geven.
Wij hebben geen dokter. Er is vaak veel geestelijke armoede, als gevolg van de massale overgangen van voorheen.
Een groot probleem vormen ook de overblijfselen van de vroegere godsdienst, die vooral naar voren komen bij plechtige gelegenheden zoals begrafenissen e.d.
Er is ook zorg omdat veel taken niet vervuld kunnen worden door gebrek aan geld. We zijn ook in de toekomst aangewezen op uw hulp, aldus de plaatsvervangende voorzitter van de Torajakerk.
De praeses van de synode spreekt een kort antwoord.
Hij is getroffen door de dankbaarheid van de Geraja Toraja Mamasa. Ook door de dankbare herinnering aan de werkers van het eerste uur. „Moge de Here U zegenen en bewaren bij de waarheid van Gods Woord", aldus ds. J.H. Velema.
De bespreking van het deputaten- en commissierapport vormt wel enigszins (om het zacht te zeggen) een tegenstelling tot de aangehoorde toespraken.
Er is kritiek op de brede oecumenische opstelling van de Toraja-kerk en vooral op het besluit de kerkelijke ambten voor de vrouw open te stellen.
Dat wil niet zeggen dat er geen waardering is voor het werk van de Geraja Toraja Mamasa, maar dat komt bij het stellen van vragen - met name van kritische vragen uiteraard niet zo naar voren.
Daarom leek het er even op, dat sommigen van mening waren dat de Torajakerk ons alleen nog maar nodig had voor materiële hulp.
De manier waarop sommige dingen gezegd werden, droeg er toe bij, dat het wat eenzijdig overkwam (ook bij de dagbladpers).
Ds. K.J. Velema, voorzitter van zendingsdeputaten benadrukte in zijn beantwoording, dat we niet moeten spreken van een kille, alleen maar materiële verhouding tot de Torajakerk, terwijl ds. M. Drayer, de secretaris van deputaten betoogde dat de Toraja-kerk een zelfstandige kerk is geworden, die bij haar beslissingen niet afhankelijk is van de moederkerk. Bovendien - aldus ds. Drayer - leven zij in een totaal andere situatie dan wij. De Indonesische kerken maken samen maar 10 procent uit van de totale, overwegend mohammedaanse bevolking en hebben elkaar hard nodig. Bovendien worden sommige beslissingen daar op een andere wijze - en soms wel wat al te vlot - genomen. Maar kritiek op hun besluiten wordt aangevoeld als een vorm van bevoogding of paternalisme.
De commissie zal over één en ander nog eens nadenken en dus komt dit agendapunt nog eens terug op de synode.
Uiteraard is er ook gesproken over de zending op het Venda-terrein en in KwaNdebele. Onze zendingsarbeiders hebben het daar - ook in verband met de politieke situatie - niet makkelijk.
Dat is ook de reden waarom in dit verslag niet uitvoerig gesproken wordt over allerlei moeilijkheden die zich daar voordoen.
Dat zou de moeilijkheden voor de werkers daarginds misschien kunnen vergroten.
U moet dus uit het feit, dat er maar enkele regels aan dit deel van onze arbeid gewijd zijn, niet de conclusie trekken dat de synode er maar matige belangstelling voor had. Het omgekeerde is beslist het geval.
Vooral werd aangedrongen op gebed, zowel voor de broeders en zusters van deze kerken als voor hen, die daar mogen arbeiden.
Dat deputaten zeer attent zijn op hun zorgen en vragen, daarvan kunt u verzekerd zijn.
Laat het lezen van deze regels voor u een opwekking zijn om hen voortdurend te gedenken in uw gebeden en voor onze werkers in Z-Afrika een verzekering, dat ze zeker niet vergeten worden.

P.N.R.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1986

De Wekker | 8 Pagina's

Generale Synode 1986 in de Hofstad (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1986

De Wekker | 8 Pagina's