Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het ambt in het Lima-rapport (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ambt in het Lima-rapport (IV)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit artikel formuleren we een viertal bezwaren tegen de opvattingen die in het bekende rapport van de Wereldraad van kerken ten beste worden gegeven. Men herkent er nauwelijks de winstpunten in, die de Reformatie op dit stuk van zaken heeft opgeleverd. Achtereenvolgens zijn dit de betekenis van het ambt van ouderling, de visie op het opzienersambt, de gedempte wijze van spreken over de bisschop en de meer positieve benadering van kerkeraad en synode. Men kan niet ontkennen, dat deze zaken als wezenlijk voor de gereformeerde kerkelijke structuur dienen te worden beschouwd.

In de eerste plaats moet genoemd worden het volstrekte ontbreken van die noties die in de Reformatie omtrent ambt en gemeente naar voren zijn gebracht. De geschiedenis houdt in het Lima-rapport op in de derde eeuw. Dan is het patroon voor de kerkelijke orde gevestigd. Natuurlijk kan men hier inbrengen, dat de Reformatie zelf niets anders bedoeld heeft dan terug te keren tot de vroege kerk. Die opmerking is juist. De Reformatie pretendeerde niet iets geheel nieuws te brengen. Zij wilde niets anders dan terugkeren naar de situatie, zoals deze vóór de zestiende eeuw in menig opzicht was. Dat betekende een protest tegen heersende theologie maar het hield ook een felle afwijzing in in het gehele hiërarchische apparaat, zoals dit een belemmering was gaan betekenen voor de vrijheid van het Woord Gods. In die protestbeweging is de Reformatie teruggekeerd tot de vroege kerk, d.w.z. de kerk van de eerste vier eeuwen. Men kan dus opmerken, dat men in het rapport precies hetzelfde doet, als wat de Reformatie beoogde. Dit is in zoverre juist, als men onder terugkeer hetzelfde wil verstaan. Maar - en hierop dient de aandacht gevestigd -, het is opmerkelijk dat de Reformatie toch wel een geheel andere kerkstructuur opleverde in haar terugkeer naar de vroege kerk, dan ons in dit rapport wordt geboden.
Ik meen, dat dit van de gehele Reformatie geldt, zowel van Luther, Zwingli, Bucer en Calvijn. In dit opzicht is er onder de reformatoren geen enkele strijd. Het ambt is de dienst van het Woord, is het ambt van de verkondiging van het Woord Gods. Ook wanneer we toegeven, dat er tussen Luther enerzijds en Bucer en Calvijn anderzijds een verschil aan het licht treedt terzake van de opvatting van de kerkelijke structuur, blijft ook ten aanzien van Luther gelden, dat belangrijke momenten uit zijn ambtsopvatting zijn verdwenen. In ieder geval staat bij hem de bisschop, en ook de prediker op een andere plaats ten opzichte van de gemeente. Luther nam al spoedig in zijn reformatorisch ideaal met minder genoegen dan Bucer en Calvijn. Juist bij de laatsten leverde het beroep op de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis een geheel ander model op dan hetgeen ons in dit rapport wordt getekend. Men moet constateren, dat de reformatorische traditie vrijwel, en dat de gereformeerde traditie geheel ontbreekt in dit rapport. Uit niets blijkt, dat wezenlijke gedachten van de gereformeerde traditie met vrucht zijn ingebracht in het tot stand komen van dit rapport. En dat is niet alleen pijnlijk, maar het is materieel te betreuren, omdat de gereformeerde traditie, met name in de ambtsleer een zeer oecumenische setting heeft.
In de tweede plaats dient men te vragen: waar is de ouderling gebleven? Ik weet, dat hij lang niet overal een gaarne gezien figuur is, die gereformeerde ouderling. Maar typerend is hij wel voor de opvatting van de structuur van de kerk, zoals deze binnen een belangrijke confessionele groepering binnen de wereldkerk wordt gezien. Men heeft er een hele kerkelijke familie naar genoemd: de Presbyterianen. Zij danken hun naam aan de strijd, die zij voornamelijk in de Anglicaanse wereld gevoerd hebben voor de erkenning van het ouderlingenambt. Want hoe men ook over de gegevens van het Nieuwe Testament mag denken, zéker is, dat daar niet de hiereus, maar wél de presbyter een wezenlijke rol heeft gespeeld. En de Schriftgegevens zijn niet zo diffuus, dat men daaraan kan voorbijgaan om zich zonder meer tot de eerste drie eeuwen te wenden. In de Schrift treffen we de ouderling aan en het kon wel eens zijn, dat juist daarin een zekere herkenbaarheid zich openbaart van wat in de synagoge gevonden werd. In ieder geval heeft de gereformeerde traditie met de synagoge de ouderling gemeen. En zijn betekenis is te groot geweest, en zij zou dat vandaag nóg kunnen zijn, te groot, dan dat wij hem zo geruisloos willen kwijt raken.
Want dat gebeurt hier. Hij wordt geruisloos verwijderd. En daar is hij toch de figuur niet naar. Noordmans had gelijk toen hij opmerkte, dat Calvijn de paus schaakmat heeft gezet met de pion van de ouderling. En in ieder geval lijkt mij de gang van zaken zo in de tachtigjarige oorlog en daarna grotendeels onverklaarbaar, wanneer we niet zouden mogen spreken over de presbyter, niet op de manier van een priester, zoals in het rapport gesuggereerd wordt, maar op de manier van een opziener der gemeente, belast met opzicht en tucht. Dat betekent dat hij met heldere ogen om zich heen kijkt en weet wat er in de gemeente aan de hand is. En het betekent ook dat hij de mensen weet te trekken, want dat houdt het woordje tucht in, dat hij ze weet te trekken tot Christus, ook wanneer ze Hem de rug willen toekeren. Voor Martin Bucer, die een belangrijke rol heeft gespeeld in het ontwerpen van een kerkelijk model waarop dat van goede hervormde en gereformeerde kerken teruggaat, was het kerkelijke ambt in zijn geheel gevat in het ouderlingenambt. Iedere ambtsdrager, van de bisschop tot aan de dis ken, is op de keper beschouwd een soort ouderling. En uit die opvatting bleek wel, hoe voorzichtig men was met het bisschopsambt.
Dat is het derde punt, waarop dunkt mij, vanuit de Reformatie kritiek is te leveren.
Voor de Reformatie vielen in principe het episcopaat en het presbyteraat samen. De opziener is een ouderling. Die visie brak de weg open naar een verbreding van de ambtelijke praktijk, die men zeker niet kan aanduiden als democratisering van de kerk, maar toch wel mag zien als een inschakeling van krachten die voordien ongebruikt bleven.
De stelligheid waarmee in dit rapport het episcopaat naar voren gebracht wordt is in strijd met deze reformatorische gedachte. Ook de Reformatie heeft haar bisschoppen gehad. De Luthers traditie heeft voor een deel in het episcopaat een continuerende factor gekregen, die haar door kritieke tijden heeft heengedragen. Maar wanneer men Luther zelf hoort over de bisschoppen van zijn tijd betreft zijn kritiek niet alleen hun anti-reformatorische houding, maar ook dikwijls hun vanuit de Schrift gezien dubieuze ambtelijke karakter. Voor Luther komt alles aan op het Woord Gods, dat verkondigd moet worden en een bisschop heeft daarvoor in vele gevallen geen tijd. Calvijns voorkeur gaat zonder omwegen uit naar de dienaar des Woords en naar de ouderling. Dit hangt samen met zijn visie op de verhouding van Woord en Geest. Men moet niet ontkennen, dat Calvijn grote vriendschap aan de dag legde voor sommige bisschoppen, en dat hij aan de bisschoppen ook een grote taak toedeelde, maar men mag wanneer men dit stelt, niet voorbijzien aan het feit, dat Calvijn in zo'n geval vrijwel altijd spreekt in een situatie, waarin de Reformatie nog tot stand moet komen en men kan zich niet aan de in druk onttrekken, dat hij de bisschop in zo'n situatie op de koop toeneemt, wanneer het Woord maar een vrije doorgang kan ontvangen.
Men ontkomt nauwelijks aan de gedachte, dat een verlangen naar een wat sterkere figuur in het ambtelijke leven van de kerken, en in verband daarmee het pleit voor een bisschoppelijk moment in een presbyteriale kerkorde, verklaard moet worden uit het slecht functioneren van het presbyteriale systeem. De presbyter functioneert niet alleen in de gemeente bij het avondmaal, hij begeeft zich ook naar een kerkelijke vergadering. Daarachter zit de gedachte van de collegialiteit. Het woord komt wél voor in het Lima-rapport over het ambt, maar de zaak zo goed als niet. En toch behoort ook dat wezenlijk bij het ambtelijke leven van de kerk: de vergadering van de kerkeraad en van de classis en van nog andere en grotere regio's.
Dat is ons vierde bezwaar: de synode ontbreekt vrijwel in dit rapport. Maar wat moet een bisschop ook met een synode? Hij heeft er maar last mee. Toch hoort die synode, die kerkeraad ook, er wezenlijk bij. En daarom ziet men in reformatorische kerken vaak een omgekeerde situatie. De kerkeraad functioneert niet, de synode werkt niet meer als collegiaal-dienend apparaat. En dan klinkt de roep om een bisschop. Maar dat is dan meer het verlangen naar een sterke man, die de zaken even regelt. En zulk een verlangen kan, hoe begrijpelijk ook in een tijd van verwarring, niettemin uitdrukking zijn van een zeer wereldse begeerte: we hebben iemand nodig die het ons vertelt. Zo zien we, dat we op dit punt het rapport niet in gebreke kunnen stellen, zonder dat we onszelf herinneren aan een gebrek in eigen ambtelijke, kerkelijke praktijk. En zo kan de kritiek op dit rapport voor onszelf leerzaam zijn, indien we ons tenminste op dit punt beteren.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1987

De Wekker | 12 Pagina's

Het ambt in het Lima-rapport (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1987

De Wekker | 12 Pagina's