Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stage in Dordt (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stage in Dordt (I)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De synode van Dordrecht is voor de ontwikkeling van het gereformeerde protestantisme in Nederland van grote betekenis geweest. Zij heeft in een hevige kerkelijke twist omtrent een heel belangrijk leerstuk een beslissing kunnen nemen, die voorlopig aan de spanningen een einde maakte, ook al waren de remonstranten het met de gegeven oplossing niet eens. Vooral in verband met deze kwestie geniet de synode bekendheid. Maar er zijn nog andere punten die de vermelding zeker de moeite waard maken. Eén van de kwesties die daar per instructie aan de orde werd gesteld was die omtrent de praktische vorming van de theologische studenten. Er werden studenten opgeleid in Leiden, Franeker, Groningen en Harderwijk. Deze theologische faculteiten genoten bekendheid, niet alleen in Nederland, maar ook daarbuiten. De kerken waren dankbaar, dat er in het vaderland zélf gestudeerd kon worden. In de tijden van de vervolging had men een vorm van theologische opleiding gehad in de gemeenten. Lang niet alle gemeenten kwamen daarvoor in aanmerking, maar er waren een paar kerken die een goede naam hadden, wanneer het ging om de vorming van aanstaande predikanten: zo bijvoorbeeld de vluchtelingengemeente in Londen en de vluchtelingengemeente in Emden.
Zij hebben veel betekend voor de vorming van aanstaande dienaren. Maar dit gold vooral de begintijd. Vrij spoedig reeds werden jonge mannen uitgezonden om in het buitenland te gaan studeren. In Genève zijn heel wat studenten gevormd onder Calvijn en Beza. Ook Heidelberg verdient genoemd te worden en Neustadt en Herborn, als plaatsen waar men een gedegen opleiding ontving. Ook toen in Leiden zelf reeds een universiteit was gesticht bleef het gewoonte om elders te gaan studeren. Heel wat vooraanstaande theologen hebben rond de eeuwwisseling nu eens hier en dan weer ergens anders een opleiding gehad. Onze vaderen waren wat de studie betreft niet nauw in hun ingewanden. Zij achtten een bredere oriëntatie dan hier in Nederland geboden kon worden, van grote betekenis voor de jonge generatie predikanten. En men moet niet vergeten, dat er in deze tijd een algemene opvatting bestond van wat gereformeerd was, zeker wel met verschillende accentuering hier en daar, maar in de grond toch vrij homogeen.

De vraag naar praktische vorming
Toch liet zich ook toen reeds vrij algemeen de noodzaak gevoelen van een meer op de praktijk gerichte opleiding. Men moet zich voor ogen houden, dat de meeste universiteiten zich bij de theologische studie voornamelijk richtten op de exegese van het oude en het nieuwe testament. Daarnaast had zich reeds een methode van theologiestudie ontwikkeld, die heel de opleiding doortrok. Het accent op de exegese werd daardoor min of meer overschaduwd door een nadruk op de dogmatiek, die enerzijds vrij sterk de exegese bepaalde en die anderzijds zich tot een eigen leervak ging ontwikkelen, waarbij de zucht naar systematisering niet onderschat mag worden.
De theologische methode was veelal die van het dispuut, dat aan zekere logische regels onderworpen was, en dat daardoor een mogelijkheid verschafte om heel de geloofsleer op een rationele manier doorzichtig te maken. De theorie werd daardoor sterk geaccentueerd en bijna vanzelf kwam de praktijk in het gedrang. In die situatie liet zich de vraag naar de praktische vorming niet onderdrukken. Zij kwam inderdaad op de Dordtse Synode aan de orde. In Zeeland heeft men zich vrij uitvoerig met de kwestie reeds vóór de synode ingelaten. Daar had men een bijzondere zorg voor de opleiding tot de dienst van het Woord. Men sprak tegen het einde van de zestiende eeuw zijn zorg uit, dat er niet voldoende studenten zouden komen en dat de kerken op den duur schade zouden kunnen lijden. De Zeeuwse kerken stelden ook voor om in Leiden een eigen instituut op te richten, een seminarium zoals men het noemde, om extra zorg aan de Zeeuwse studenten te kunnen besteden.
Toen de Dordtse synode bijeenkwam (1618/19) was er een instructie van Zeeland en van Zuid-Holland waarin de volgende kwesties aan de orde werden gesteld.
1. Hoe men aan de studenten in de theologie moest komen? 2. Waarop men bijzonder moest letten bij het uitkiezen van deze jonge mannen? 3. Het oprichten van kosthuizen (hospitia) voor de studenten. 4. Het toezicht op de theologische studenten. 5. De duur en inrichting van hun studie. 6. Het bezoeken van de academies in het buitenland. 7. Het instellen van een praeparatoir examen. 8. De wenselijkheid van het onderwijs in de praktische theologie en catechetiek aan de academies. 9. Het bevorderen van de praktische vorming van de kandidaten, door dat zij zich in het openbaar konden oefenen in het voorlezen van de Schrift; daarnaast zouden zij in gezelschap van een predikant mee kunnen gaan op ziekenbezoek; zij zouden (met zekere beperkingen) de kerkeraadsvergaderingen kunnen bezoeken; zij zouden geëxamineerd moeten worden in de praktijk van de theologie.

Kerkelijke zorg voor de opleiding
Wanneer we de bovenstaande onderwerpen nader bezien, blijkt hoezeer de kerk belang had bij de opleiding van haar dienaren. Dit is eigenlijk vanzelfsprekend. Maar lang niet altijd heeft de kerk zich aan de opleiding veel gelegen laten liggen. Er zijn tijden geweest, dat beiden, kerk en opleiding van elkaar vervreemdden. Maar vooral in de begintijd lieten de kerkelijke vergaderingen merken hoezeer hun de zaak ter harte ging. Reeds in 1581 werd er op een synode in Rotterdam gesproken over de wenselijkheid, studenten in z.g. hospitia onder te brengen, d.w.z. in kosthuizen, waar zij onder leiding van een regent of prefect hun studie verrichtten, wanneer zij geen colleges liepen. Men had daar in Rotterdam toen het oog op iets dergelijks, als in de fraterhuizen van de moderne devotie georganiseerd was, waar jongelui onder toezicht van de broeders studeerden. Men kon op die manier de kosten drukken. Menige kerkelijke vergadering deed een beroep op rijke kooplieden, op magistraten, om voor deze voorzieningen geld beschikbaar te stellen. Maar lang niet altijd is men met dergelijke onderkomens voor studenten gelukkig geweest. In Leiden kwam het theologisch college danig in opspraak. Het was in 1591 gesticht. De „bursalen" zoals de studenten, die een beurs hadden werden genoemd, stonden eerst onder strenge regels: zij moesten in de Schriften geoefend worden, de catechismus ijverig leren, ervaring opdoen in het houden van preekvoorstellen, onderwezen worden in de hebreeuwse taal. Maar men moest ook ter dege letten op hun kleding, die niet mocht „uitsteken". Blijkbaar is met dit laatste bedoeld, dat ze gewoon en netjes gekleed moesten gaan. Maar dit theologisch college, dat van 1595-1606 een kweekplaats van getrouwe predikanten was, werd toen het onder leiding van Bertius kwam te staan een „kuijle Josephs", zoals Voetius het uitdrukte. Daarmee zal hij wel niet veel positiefs hebben bedoeld. Juist omstreeks de tijd van de nationale synode was de situatie aan het college vrij slecht. De curatoren verklaarden dat het als instelling vervallen en verlopen was. Zij schreven dit grotendeels toe aan het feit, dat de remonstrantse twisten ook daar hun kwade gevolgen hadden gehad. Prins Maurits bemoeide zich met de zaak en dit had tot gevolg dat er met besliste hand werd ingegrepen. Festus Hommius, die op de synode een belangrijke rol had gespeeld, werd tot regent benoemd. Toen bleek de zaak weer te kunnen functioneren. Vanzelf hebben deze toestanden mede de instructie op de synode over de praktische vorming van de studenten bepaald. We willen een volgende keer zien, hoe de synode de bedoelde kwestie heeft besproken en welk besluit er is genomen. Nu zou ik nog willen wijzen op de tweevoudige betekenis van het begrip praktische vorming. Men bedoelde daar immers in de eerste plaats mee dat de studenten niet alleen theoretisch op de hoogte zouden zijn van de theologie, maar vooral ook, dat zij praktisch geoefend zouden worden in de verschillende onderdelen van het ambtelijke leven. Wij noemen dit vandaag stage lopen. De synode van onze kerken heeft in deze richting een besluit genomen. En wij zijn op dit moment bezig om de eerste voorzichtige schreden te zetten om enigermate de kandidaten een indruk te geven van wat er zo al in een gemeente aan de hand is. De synode van Dordrecht heeft over dit „stage lopen" al heel opmerkelijke dingen gezegd. Daarover wil ik een volgende keer iets meedelen.
Maar er is nog een andere kant aan de zaak, die ook in Dordrecht aan de orde is gekomen. Wanneer men op de synode spreekt over praktische vorming, dan heeft men evenzeer het oog op de „Theologia practica", de praktische theologie. En hier staan wij voor een zaak die niet minder de aandacht verdient: wat is de praktische theologie, die men in Dordrecht op het oog had? Ook deze vraag is even modern, even actueel als de eerste, ik bedoel die van de praktische vorming. Maar dat hoop ik in een derde artikel duidelijk te maken.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1987

De Wekker | 12 Pagina's

Stage in Dordt (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1987

De Wekker | 12 Pagina's