Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Met eerbied gesproken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Met eerbied gesproken

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een theoloog is iemand die verstand van God heeft. Dat antwoord gaf iemand eens in een quiz, toen gevraagd werd naar de betekenis van deze titel. Het was het antwoord van iemand die op het terrein van kerk en theologie niet zo erg goed thuis was. Het antwoord wees wel in de goede richting. Theologen proberen met de hen ten dienste staande middelen, als het goed is allereerst vanuit de bijbel, iets van God en diens handelen met mens en wereld aan te duiden. Dat gebeurt op meer wetenschappelijke wijze achter de katheder en op meer praktisch-geestelijke manier vanaf de kansel.
In een tijd waarin het voor veel mensen met de Godsvraag uitermate moeilijk ligt, gaan ogen en oren wijd open wanneer een vooraanstaand theoloog als professor H. Berkhof iets over God zegt. In allerlei publikaties, geprezen en gekritiseerd, en in veel samenkomsten deed hij dat natuurlijk al eerder, maar elke keer weer is het boeiend als door deze theoloog over de godsbeelden vroeger en nu wordt gesproken. Dat deed hij enkele weken geleden opnieuw op de studiedag „imago Dei" van de afdeling MO-theologie van de christelijke hogeschool Windesheim te Zwolle.
Professor Berkhof stelde in deze samenkomst dat hij steeds gelukkiger wordt met de God van de bijbel. Hij hield zijn gehoor deze stelling voor na enkele godsbeelden uit het verleden en het heden te zijn nagelopen.
Het spreken over God heeft een ander karakter gekregen. Toen de God-is-dood-gedachte onze cultuur binnenkwam zijn de mensen steeds meer losgeraakt van de gedachte aan een God boven hen. God ergens boven dit aardse leven „situeren" bleek niet langer houdbaar. Ook het theïstische godsbeeld, het beeld van een God die als de onveranderlijke en almachtige heerser op afstand stuur en richting aan mens en wereld geeft, ging omver.
Als oude godsbeelden, die het op enig moment in de menselijke denk- en belevingswereld niet meer doen wegvallen, maakt de mens zich onontkoombaar nieuwe. In het nieuwe theologische denken presenteerden zich de god als de diepte van het zijn (voor professor Berkhof te statisch), vervolgens de machteloze god, die samen met zijn mensheid in solidariteit en medelijden lijdt aan de gebrokenheid van dit aardse bestaan (maar een huilende God kan niet troosten, stelt Berkhof). Dan zijn er nog het sociaal-ethische godsbeeld, de feministische god en het holistische godsbeeld (God als de verklaring van het leven. God als de totaliteit, de onderlinge samenhang en de samenwerking van de delen en van de levensprocessen).
Tegenover het verouderde statische godsbeeld en het veranderende godsbeeld in het nieuwe theologische denken stelde professor Berkhof dat God onveranderlijk blijft ten opzichte van de wisselende godsbeelden die mensen maken. Het beeldverbod uit het Oude Testament geldt ook nu nog, in deze zin, dat het niet aan de mens is met God en zijn naam te manipuleren. „God verandert door de werken in de geschiedenis. Hij verandert van strategie doordat Hij elke keer weer nieuwe dingen laat zien. Hij wordt verrijkt door het proces dat Hij met de wereld doormaakt, met de mensen als zijn zonen en dochters. God wil op de mens toekomen als een communicatieve God". Aldus Berkhof.

Alle menselijke beelden gaan mank
Steeds gelukkiger met de God van de bijbel. Wie over deze woorden nadenkt en wie de gekritiseerde godsbeelden uit het verleden en de nieuwe van deze tijd toetst aan wat de Here God in zijn Woord over zichzelf en wat profeten, evangelisten en apostelen over God hebben gezegd, komt tot de conclusie dat in oude en verwerpelijke, zo goed als in de nieuwere godsbeelden, altijd wel een element zit dat parallel loopt met bijbelse gedachten over God. Alle menselijke godsbeelden gaan mank aan eenzijdigheid en onvolledigheid. Ze zijn produkt van het levensgevoel van de mens en gestempeld door de cultuur waarin die mens leeft, maar in elk godsbeeld komt wel iets tot uitdrukking van wat de bijbel ons over God zegt. Met het veroordelen van oude en het omhelzen van nieuwe godsbeelden moet men dan ook voorzichtig zijn.

Hij troont boven het rond der aarde
Wie de gedachte aan God boven ons loslaat vanwege onze toegenomen kennis van het heelal en van de plaats, die de aarde als nietig stipje van één stelsel temidden van miljarden andere stelsels daarin inneemt, maakt zich los van het Woord van God.
Hoe massief en overtuigend klinken de woorden uit Jesaja 40:21: „Weet gij het niet? Hebt gij het niet gehoord? Is het u van de aanvang niet verkondigd? Hebt gij geen begrip van de grondvesten der aarde? Hij troont boven het rond der aarde, en haar bewoners zijn als sprinkhanen; Hij breidt de hemel uit als een doek en spant hem uit als een tent waarin men woont." In Job 22:12 en 14 lezen we: „Woont God niet in de hoge hemel? Zie toch, hoe hoog de hoogste sterren staan! Wolken omhullen Hem, Hij wandelt langs de kring des hemels". En hoeveel zeggend zijn de psalmen op dit punt. „De Here woont in zijn heilig paleis, de Here heeft in de hemel zijn troon; zijn ogen slaan gade, zijn blikken doorvorsen de mensenkinderen" (ps. 11:4). „De Here ziet neder uit de hemel op de mensenkinderen . . . " (ps. 14:2). In ps. 102:20 lezen we: „want Hij heeft uit zijn heilige hoogte neergezien, de Here heeft uit de hemel op aarde geschouwd". En niet te vergeten Jes. 66:1: „Zo zegt de Here: de hemel is mijn troon en de aarde de voetbank mijner voeten, waar zou dan het huis zijn, dat gij Mij zoudt bouwen, en waar de plaats mijner rust?"
In ons denken over God in de ruimte boven deze aardse werkelijkheid, mogen we ons vandaag dan misschien bemoeilijkt voelen door alles wat we intussen weten over de oneindige grootheid van het heelal, wie van de mensen kent de volle werkelijkheid van alles om ons heen? Sluit de conclusie van de wetenschap dat alles in het heelal stoffelijk en dus vergankelijk is uit, dat er in het buitenaardse een plaats is waar God woont en waar de gezaligden van alle eeuwen in zijn nabijheid vertoeven, wachtend op de dag waarop hemel en aarde zullen worden vernieuwd?
Bovendien zegt de Schrift ons op menige plaats dat we God niet slechts boven ons maar tegelijk ook dichtbij mogen weten. Psalm 139 bijvoorbeeld: „Waarheen zou ik gaan voor uw Geest, waarheen vlieden voor uw aangezicht? Steeg ik ten hemel - Gij zijt daar, of maakte in het dodenrijk tot mijn sponde - Gij zijt er; nam ik vleugelen van de dageraad, ging ik wonen aan het uiterste van de zee, ook daar zou uw hand mij geleiden, uw rechterhand mij vastgrijpen."

Vastheid, betrouwbaarheid en bestendigheid
En waarom getwijfeld aan het beeld van God als de almachtige, gebiedende en onveranderlijke? Men hoeft nog niet aan een „onderdrukkende patriarch" en een „onbewogen beweger" te denken, wanneer men toch ernst maakt met wat de bijbel zegt over de almacht en de onveranderlijkheid van God. In Genesis 35:11 horen we de Here tot Jacob zeggen: „Ik ben God, de Almachtige". En in Genesis 48:3 zegt Jacob zelf dat „God, de Almachtige hem te Luz verschenen is". In zijn eerste antwoord aan Zofar zegt Job in hoofdstuk 13: „Maar toch, ik wil tot de Almachtige spreken". „De Almachtige heeft mij verschrikt", spreekt hij verderop uit (Job 23:16).
Wanneer in de bijbel wordt gesproken over de onveranderlijkheid van God dan gebeurt dat nergens vanuit de gedachte aan starheid en onbuigzaamheid maar veeleer in termen van vastheid, betrouwbaarheid en bestendigheid. Men hoort vandaag pleiten voor de gedachte aan een God die „verandert van strategie". Dat klinkt modern, maar wanneer men ermee zou bedoelen dat de Here God - met eerbied gesproken - zijn heilige voornemens soms bijstelt en in zijn genade onverwachte en ongedachte wendingen aan het lot van volken en enkelingen geeft dan is ook dat naar de Heilige Schrift. In méér dan één bijbels verhaal wordt ons op troostrijke wijze duidelijk gemaakt, dat Gods plannen niet altijd onomkeerbaar zijn maar dat het gedrag van mensen en het gebed van zijn kinderen deze plannen ten gunste en misschien ook wel eens in voor ons mensen ongunstige zin kunnen beïnvloeden...

Onze gedachten en woorden schieten tekort
En dan het beeld van de meelijdende God, waarvan professor Berkhof opmerkte dat hij ook dat niet aanhangt, eenvoudig omdat een huilende God niet kan troosten. Terecht, geen meelijdende God die op de wijze van rabbijn Harold Kushner machteloos is, maar gelukkig wel de medelijdende God. Is Jezus, God en mens, toen Hij in de confrontatie met de dood weende, zich verbolgen en ontroerd toonde, onze zwakheden en ziekten droeg als een medelijdend Hogepriester, in dat alles niet óók de afspiegeling van zijn Vader geweest?
Vandaag spreekt men graag van een communicatieve God, de God die in de ontmoeting met mensen voortdurend in beweging blijft. Met welke gedachten men het begrip communicatief vanuit een moderne visie ook vullen wil, we mogen weten en ons ermee troosten, dat God de door ons verbroken communicatie in Christus heeft hersteld. God is met de mensheid op allerlei wijze in communicatie, allereerst hierin, dat Hij zich uit de miljarden van alle eeuwen in zijn Zoon Jezus Christus een volk tot eeuwig leven verkiest. God is niet onbewogen, niet onbeweeglijk, maar voortdurend in beweging om zijn heilsplan met mens en wereld te volvoeren.
Hoe zullen wij, kleine mensen, in ons spreken en in onze preken iets van God op formule brengen. Onze gedachten en woorden schieten tekort. Altijd weer zullen onze formules slechts vage aanduidingen van de volle werkelijkheid zijn. We kennen die nog maar zeer ten dele. Iets ervan heeft God ons geopenbaard door de Geest.
„Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods. Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is dan des mensen eigen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand wat in God is, dan de Geest Gods. Wij nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is". (1 Cor. 2).
De eenvoudigen in het geloof, zich op die Geest aangewezen voelend, weten dikwijls het beste wat zij aan hun God hebben. Om jaloers op te zijn...

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juni 1987

De Wekker | 8 Pagina's

Met eerbied gesproken

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juni 1987

De Wekker | 8 Pagina's