Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De school van het gebed (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De school van het gebed (I)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De binnenkamer
Laat ik mogen beginnen met een paar vooropmerkingen. De leerstof van deze school is zo veelomvattend dat het in deze artikelen slechts gaat om een kleine handreiking m.b.t. de gebedsbeoefening.
Er zijn tientallen goede boeken, verhandelingen over het gebed geschreven, waar we onze winst mee kunnen doen. Maar, zo las ik ergens, „gebedsverhandelingen zijn prachtig, maar gebedsbeoefening is beter". En dat is helemaal waar. De vraag is dan ook niet overbodig: hoe functioneert het gebed in ons leven? Ik krijg wel eens de indruk dat het gebedsleven achterblijft bij alle activiteiten, die er ontplooid worden. Er wordt wat gepraat, er zijn wat vergaderingen, er worden zoveel acties op touw gezet, we zijn allemaal zo druk met onze eigen bezigheden. Maar waar is: „De beste en snelste manier om veel tijd te verliezen is: geen tijd voor God te hebben". Als u eens een poosje over deze zin nadenkt zult u moeten toestemmen dat het waar is. Luther bijvoorbeeld begreep dat ook heel goed. Vandaar dat hij meer tijd voor de Heere nam, naarmate hij het drukker had. De rust en de vrede, die de Heere wil geven, zijn onontbeerlijk. Niet in het minst met betrekking tot ons dagelijks werk.
Hoe nodig is het daarom dagelijks de Heere in het gebed te zoeken. Dan vouwen de handen zich en mag de mond verwoorden wat er in het hart leeft.
Vroeger leerde ik op de catechisatie al dat het gebed de adem van de ziel is. Zoals wij niet kunnen leven zonder te ademen, zo kan een christen ook niet zonder te bidden.
Het geestelijke leven kan niet zonder het contact, het gesprek met de Heere. Geeft de Bijbel ons geen voorbeelden te over van intense gebedsbeoefening? En laat de Bijbel ons ook niet duidelijk zien wat de vrucht daarvan is? Denkt u maar aan Daniël. Hij vreesde de leeuwen niet. Denkt u maar aan de Psalmen, waarin ons mensen getekend worden die, als ze hun hart voor de Heere uitgestort hebben, blijmoedig verder kunnen. Hoe ontroerend horen we de bidder in Ps. 25 zeggen: „Tot U, o Heere hef ik mijn ziel op". Tot de Heere, Die hem zeker niet zou beschamen. Van dat vertrouwen lezen we dan ook: „Ja, allen, die U verwachten zullen niet beschaamd worden".
Laten wij vooral zien naar de Heere Jezus. Telkens weer zocht Hij de stilte op om in het gebed tot Zijn Vader te gaan. Vol overgave ging Hij de lijdensweg, maar niet zonder gebed, waarin Hij kracht zocht en vond.
Déze Bidder spoort ons aan de eenzaamheid te zoeken om in het gebed met de Heere alleen te kunnen zijn. „Maar gij, wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bidt uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden", Matth. 6:6. Dat de Heere Jezus dit zó zegt heeft een oorzaak. Er waren heel wat „vrome" bidders, en ze waren overal te vinden. In de allereerste plaats natuurlijk in de tempel. Maar ook op de hoeken van de straten. Op de belangrijkste kruispunten van wegen.
De Israëlieten hadden hun vaste tijden om te bidden. En er waren er bij die het niet onbelangrijk vonden om van de mensen gezien en gehoord te worden. Zij wilden graag bidders van naam zijn. Dat stond zo goed, dat maakte indruk. Dergelijke „vrome" mensen zijn er nu nog wel. Die er zeer veel waarde aan hechten om als zeer godsdienstig bekend te staan. Zijn we er, binnen onze kringen, niet allemaal een beetje gevoelig voor? Hoe dan ook.
Hoe scherp doorzag de Heere Jezus dit. Daarom, ga in uw binnenkamer. Binnen het Oosterse huis was dat een klein kamertje, min of meer verborgen, waar men de voorraden opsloeg. Het gaat om een vertrek waar je niet gezien wordt. Waar je alleen met jezelf, alleen met de Heere kunt zijn. De Heere Jezus vindt dat erg nodig. Dat we ons kunnen terugtrekken om in de stilte alleen met God te zijn.
Het moet ons echt en alleen om de Heere te doen zijn, in oprechtheid des harten. We moeten los kunnen komen van de spanningen en het lawaai rondom ons, van het werk dat ons zo beheersen kan. In de binnenkamer kan een mens zichzelf zijn.
Het is duidelijk dat wij daar geen groot huis voor hoeven te hebben. Zo kan de keuken voor moeder als binnenkamer fungeren en de schuur voor vader. Maar het kan ook een plekje in de tuin zijn, waar we ons hart voor de Heere uitstorten. Zo ver gaat de reikwijdte van de betekenis van de binnenkamer. De Heere Jezus bedoelt het alleen met God zijn. Zo lezen we van Hem dat Hij alléén de berg opging om te bidden.
Zo, in de stilte, kan een mens tot inkeer, tot zichzelf komen. Daar kan de verborgen omgang met de Heere beleefd worden en kan het hart in smeking en dankzegging zich voor Hem uiten. Het is zo nodig om die kamer dagelijks binnen te gaan. Vandaar dat de Heiland er bij wijze van spreken een dikke streep onder zet.
Hij weet wel, dat wij vanuit ons zelf er niet zo'n behoefte aan hebben. Want daar moeten wij eerlijk zijn. Daar hebben wij ook niets hoog te houden, want God blikt tot op de bodem van ons hart.
Vanuit allerlei achtergronden en met vele motieven, wordt er de laatste jaren op gehamerd dat een mens zichzelf moet leren kennen. Hij moet met zijn mogelijkheden en onmogelijkheden leren omgaan. Hij moet zichzelf leren aanvaarden. Als een mens zichzelf kan leren kennen, dan is dat in de binnenkamer, met gevouwen handen op het Woord van God: „Doorgrond mij, o God en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten. En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op de eeuwige weg". Als men zich stelt voor de Heere, wat blijft er dan van hem over. Het is genade in oprechtheid te belijden: ik heb gedaan wat kwaad was in Uw oog. Weet u, in de binnenkamer worden we met onszelf geconfronteerd, worden we met God geconfronteerd. We kunnen daar onszelf niet meer ontlopen en God niet meer ontvluchten. Daar moeten we komen tot de belijdenis van de nood van ons leven, maar daar wil de Heere ons ook leren ons over te geven aan Zijn genade in Jezus Christus.
Wat kunnen schuld en angst ons benauwen. Wat kunnen we onrustig en gejaagd zijn. Wat kunnen de zorgen voor morgen ons terneer drukken.
Maar pleitend op het „vaderlijk meêdogen", wil de Heere ons laten ervaren wat we als kinderen op school in de eerste klas al leerden zingen:
„Milde handen, vriend'lijk' ogen.
Zijn bij U van eeuwigheid".

R. v. Beek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1987

De Wekker | 12 Pagina's

De school van het gebed (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1987

De Wekker | 12 Pagina's