Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wereld schreeuwt erom (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wereld schreeuwt erom (II)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele weken geleden stond in deze rubriek onder de titel „de wereld schreeuwt erom" een artikel te lezen, waarin werd gewezen op de roeping van de individuele gelovigen met woord en daad getuige van het Evangelie en - hoe gebrekkig ook misschien - geestelijke richtingwijzer voor anderen in een wereld vol onrust en verwarring te zijn. Kort aangeduid kwam het artikel hierop neer: de kerken staan bol van organisatorische activiteiten en aan bezinning op allerlei vraagstukken geen gebrek, maar wat straalt er nu via de individuele gelovige naar buiten uit. En daarbij werd dan vooral gedacht aan de woon-, werk- en leefomgeving van elk lid van de kerk persoonlijk.
De vele reacties, zowel telefonisch als schriftelijk, die daarop zijn binnengekomen, verplichten tot een vervolg op deze bijdrage.

Geloofsbeleving in de kerken mist geestdrift en spontaniteit
Opmerkelijk was de reactie van een lezer (in verschillende toonzetting ook die van anderen): ik ben een toegewijd lid van de kerk en een trouw bezoeker van de zondagse samenkomsten, maar mij wordt in prediking en persoonlijk pastoraat (zo van het laatste nog wel eens sprake is) maar zo weinig aangereikt, dat voor het getuige zijn in de wereld bruikbaar is, waaraan ik mij voor mijn ontmoeting en gesprek met die ander geestelijk kan oriënteren. Mij wordt in de kerk te weinig geleerd op gerichte wijze vanuit het Evangelie in te gaan op vragen die de buitenkerkelijke wereld mij voor de voeten gooit. Mij wordt ook niet bijgebracht waar en hoe ik bij mijn ongelovige medemens ingangen moet zoeken voor mijn getuigenis en op welke punten van het geloof ik in mijn gesprek met ongelovige kennissen, familie of collega's het beste kan inzetten.
Reactie van een (oudere) zuster uit onze kerken: ik voelde mij zeer aangesproken, maar hoe zal ik, met zoveel aanwijsbare dingen in mijn leven die de mensen in mijn omgeving kennen en die mijn getuigenis zouden weerspreken, er in elk geval kracht van overtuiging aan zouden kunnen ontnemen, hoe zal ik mijn medemens iets voorhouden? Mij ontbreken moed en durf, omdat mijn vroeger leven met wat ik zeg te belijden en te geloven allesbehalve in overeenstemming is geweest. Door een mislukt huwelijk en een daardoor ontwricht gezinsleven toonde ik naar buiten niet veel méér dan een geestelijke puinhoop. Het is allemaal wel voorbij en tot een zekere rust gekomen. Ik heb in dat alles de kerk en het geloof niet losgelaten en de kerk heeft op haar beurt mij vastgehouden, maar hoe zal ik, met mijn geschiedenis, anderen vertellen hoe het met het geloof in elkaar zit? Lange tijd heb ik het zelf niet goed geweten. Soms voel ik mij overigens wel gedrongen om er iets aan te doen, maar ik durf niet...
Een jongere: mooi verhaal, maar de geloofsbeleving zoals wij die in de kerken kennen, mist geestdrift en spontaniteit. Het enthousiasme en de warmte waarmee charismatische geloofsgemeenschappen voor hun geloof uitkomen en de aanstekelijke manier waarop men vanuit die gemeenschappen de wereld voor het Evangelie probeert te winnen, is ons volkomen vreemd. Onze erediensten zijn in de regel vlak en strak, de preken meer beschouwend dan inspirerend. Ze zijn veelal op intern gebruik gericht en kweken maar zelden drang tot getuigenis in de wereld.
Bij deze reactie sloot aan een brief van een ambtsdrager uit het oosten van het land. De brief ging vergezeld van een verslag uit de bijlage „tot en met" van de Zwolse krant, over een genezingsdienst in de Bron te Oudleusen, uitgaande van de Charismatische Werkgemeenschap Nederland.
Wat daar passeerde aan geestelijke opwekking en genezing van ziekten en kwalen door handoplegging, wordt in de reguliere kerken niet gevonden. Het spreekt niet alleen buitenkerkelijken sterk aan maar het blijkt ook wervingskracht te hebben onder jongeren van de kerk. Wat wordt bij ons gemist dat men binnen die charismatische geloofsgemeenschappen wèl heeft? Is de onderliggende vraag in de brief. Hoe moeten wij de spiritualiteit, de massale onderlinge verbondenheid in een vaak buitengewoon geestdriftige geloofsbeleving, de restloze overgave aan en de nogal eens op de klank gerichte simpele hantering van het Woord binnen deze gemeenschappen beoordelen? Is de constatering dat het in de kerken koud en kil is, dat de benadering van geloofszaken in de kerken nog slechts rationeel, verstandelijk is en dat het geloof er niet meer echt gevierd en beleefd wordt, terecht? Kan het daardoor zijn dat de kerk het met haar boodschap naar de wereld toe zo moeilijk heeft?

Catechismusprediking belangrijk
We willen proberen de voorgaande vragen van een kort antwoord te voorzien. De kerk reikt mij in prediking en persoonlijk pastoraat zo weinig aan dat bruikbaar is voor mijn getuigenis aan de wereld om mij heen. Ik sta, als mij vragen worden gesteld, dikwijls met een mond vol tanden. Je raakt zo gauw verstrikt in die vragen en daarom kan men gesprekken over het geloof met andersdenkenden maar beter uit de weg gaan. Dáárop kwam de eerste vraag neer.
Zij is begrijpelijk. Veel kerkmensen, soms zeer meelevend, durven vandaag het gesprek met de ander niet aan, uit vrees vast te lopen in discussies, waarbij de argumenten tégen wat het christelijk geloof belijdt en gelooft talrijker lijken te zijn dan de argumenten vóór. Het geloof heeft vandaag de schijn niet mee maar veel meer tegen. Wat hiervan te zeggen.
Het zou best eens waar kunnen zijn dat de kerk in prediking en andere vormen van geestelijke toerusting van haar leden, te weinig aandacht geeft aan de moeite die de gelovigen in het veld van hun dagelijks bezig zijn en hun ontmoeting met de wereld ondervinden, als op cruciale punten verantwoording van hun geloofsinzichten wordt gevraagd. Niet dat de kerk op alle vragen pasklare antwoorden kan bedenken; dat kan niet van haar worden verlangd, maar vooral jonge mensen hebben de indruk dat zelfs geen pogingen worden gedaan om in richtingwijzende zin althans een begin van antwoord te zoeken, waarmee de gelovigen op de „barricaden" enigermate uit de voeten zouden kunnen. Met name de catechismusprediking, voor de instandhouding waarvan de laatste tijd terecht is gepleit, leent zich er uitermate goed voor om de moeilijke vragen van vandaag (visie op de mens, gedachten over Gods hand in de geschiedenis, voorzienigheid Gods en menselijke verantwoordelijkheid enz.) onder ogen te zien en met kracht van bijbelse argumenten op het moderne levensgevoel in te spelen. Soms tenderen preken naar een poging om de gelovige in de vragen van vandaag een handreiking te doen, al was het alleen maar door te laten voelen dat ook de verkondiger zelf met die vragen worstelt, maar dikwijls voelen vooral jonge mensen zich teleurgesteld doordat hun geen of nauwelijks richting wordt gewezen.
Overigens moet hier toch ook op de noodzaak van zelfwerkzaamheid van het kerklid worden gewezen. Veel resultaat van bezinning op hedendaagse vragen is op papier gebracht en voor bestudering beschikbaar. Er zijn echt wel publicaties waarin bijbels verantwoorde richting wordt gewezen en waarvan bestudering de gelovigen in de confrontatie met de vragen van de ander „slagvaardiger" kan maken. Het zijn vandaag maar weinigen die zich nog moeite willen getroosten om zich met betrekking tot deze dingen iets eigen te maken. Met het verdwijnen van het (verouderde) instituut van de mannenverenigingen is ook de kennis op godsdienstig terrein en met name van de christelijke religie generaal gesproken sterk teruggelopen.

Besef van gelijkheid in zonde en tekort
Hoe zal ik iets van het Evangelie kunnen doorgeven aan en kunnen voorleven tegenover de wereld, als ik overweeg welke vreemde baan mijn eigen leven tot voor kort beschreef? Mijn getuigenis kan niet overtuigend zijn. Ik kan beter zwijgen.
Hierop antwoorden is niet gemakkelijk. Het is denkbaar dat ons leven door zondige daden, verkeerd genomen beslissingen of onjuist gemaakte keuzen, zoveel oneffenheden vertoonde of nog te zien geeft, dat men in zijn geloofspresentatie naar buiten met woorden maar beter een opstelling terzijde kan kiezen. Anderzijds geldt toch ook dat op het punt van getuigen tegenover de wereld niet alleen heiligen het alleenvertoningsrecht hebben. Zijn in ieders leven geen dingen aan te wijzen die ons van onszelf uit bescheiden moeten doen zijn? Ons getuigenis tegenover de wereld zal, als het goed is, altijd het element in zich hebben van het besef van gelijkheid in zonde en tekort aan alle andere mensen.
Iemand heeft eens de opmerking gemaakt dat veel van de inzichten van een heilige voortspruiten uit zijn ervaringen als zondaar. Hoewel dit min of meer schertsend zal zijn bedoeld, steekt er een element van waarheid in. Wie met andersdenkenden spreekt over noties als schuld, zonde, vergeving, genade, bekering en heiliging, zal dat alleen dan met overtuiging en tegelijk in bescheidenheid kunnen doen, als deze dingen door hem of haar zelf ook werkelijk zijn doorleefd. Daarin ligt toch de belangrijkste voorwaarde om een echt getuige te kunnen zijn.

We ontsteken het licht niet aan elkaar
Tenslotte de vraag over de aantrekkingskracht van de charismatische geloofsgemeenschappen, die de kerken niet meer blijken te hebben. Op deze vraag móet misschien in een apart artikel nader worden ingegaan. Voor nu enkele korte opmerkingen.
Er steekt waarheid in de opmerking dat veel prediking vlak, strak, beschouwend en weinig existentieel is. Onder existentieel willen we in dit verband dan verstaan dat de verkondiging, in vermaning en troost, zò appellerend op het hart van de mens toekomt dat het onder de genadige medewerking van Gods Geest onthutst, troost, enthousiasmeert, in beweging zet, onderling verbindt in de geestelijke herkenning van elkaar en besef bijbrengt van de gezamenlijke roeping tegenover de wereld. Niet ontkend kan worden dat de inrichting van onze reformatorische erediensten weinig ruimte biedt voor geestelijke expressie (uitdrukking van gevoelens), zoals we die bij de charismatische groepen waarnemen. Maar hier moeten we wel voorzichtig zijn. Wie die expressie binnen bepaalde charismatische geloofsgemeenschappen observeert, zal beducht zijn voor de massale geestvervoering, die dikwijls teruggaat op het verbale geweld van voorgangers en de meeslependheid van te zingen liederen. Geloof ontstaat niet door geestelijke opwinding. We ontsteken het licht niet aan elkaar, al zou in onze kring wel meer van onderlinge geestelijke communicatie sprake moeten zijn. We zouden wel wat aanstekelijker voor elkaar mogen zijn. We worden - als het goed is - ontstoken. We mogen en moeten elkaar aansteken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 november 1987

De Wekker | 8 Pagina's

De wereld schreeuwt erom (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 november 1987

De Wekker | 8 Pagina's