Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het boek Handelingen en ons geestelijk leven (IV, slot)

Bekijk het origineel

Het boek Handelingen en ons geestelijk leven (IV, slot)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geestelijke volwassenheid
We hebben gezien dat in het boek Handelingen het groeiproces van de gemeente beschreven wordt vanaf Hemelvaart en Pinksteren totdat de kerk van de Here Jezus, uit joden en heidenen samengevoegd tot zijn lichaam, haar plaats heeft gevonden in de wereld.
We hebben gezien met hoe grote zorg de Heilige Geest die groei heeft begeleid. Hoe in het bijzonder de speciale tekenen van de Heilige Geest aan de zwakheid vooral van de joden tegemoet kwam. Die konden immers niet zomaar aanvaarden dat de heidenen, en wel zonder eerst het juk van de wet te hoeven dragen, alleen door het geloof in de Here Jezus in dat ene lichaam, zijn gemeente, werden ingevoegd.
We zagen hoe ook de Heilige Geest een aantal achterblijvers in deze nieuwe bedeling met zorgzame liefde bij de Here Jezus bracht, „bij de tijd" bracht - d.w.z. bij de bedeling van het volle evangelie die er sinds Pinksteren is.
Zo moest de kerk volwassen worden.
Maar wat is nu het wezenlijke van die volwassenheid?
Een leven bij de tekenen waarmee de Geest van Christus de zwakken liefderijk op hun plaats bracht? Of een leven uit de rijkdom van Christus Zelf? Wat is nu de volheid van het heil? De rijkdom van de vergeving der zonden en een leven waarin we weet hebben van de verlossing en de genade van Christus? Of zou het de vermaning of de vertroosting zijn, die nodig was om bij die volheid te komen?
Mag ik een beeld gebruiken?
Een zieke, die door medicijnen en versterkende middelen zijn gezondheid ontvangt, waar zal die zich het meest in verheugen? In zijn gezondheid, in zijn leven zoals hij het (weer) leiden mag, of in de middelen en in de extraatjes die hij in zijn genezingsproces nodig had?
Of - een nog dichterbij komend voorbeeld: een jong mens die volwassen geworden is, zal die terugverlangen naar het opzeggen van de tafels van vermenigvuldiging zoals in groep vier van de basisschool nodig was? Of zelfs naar het pak slaag dat zijn vader soms moest geven?
Of zal hij zich verheugen in de omgang met zijn ouders of met leermeesters op een veel volwassener manier?
Het zoeken van de ervaringen die de Heilige Geest bij bepaalde gelegenheden in het boek Handelingen gegeven heeft, alsof dat het hogere is waarnaar moet worden gezocht is het omdraaien van volwassenheid en onvolwassenheid! We moeten daar niet naar verlangen.

Christus - de maat van de volwassenheid
De maat van het geestelijk leven van de christen en van de kerk is Christus alleen.
Wat in het boek Handelingen (en in heel het Nieuwe Testament) overblijft als het deel van de kerk is Christus Jezus.
O zeker, er is in het leven van ieder waarachtig gelovige sprake van een leerschool. Dat blijft zo tot het laatste toe. Maar de kerk als kerk heeft ook haar leerschool gehad. En in die leerschool, waar vooral het boek Handelingen van vertelt, moeten we niet terugverlangen naar de lessen uit de eerste en de tweede klas.
Als het evangelie in Philippi komt (Hand. 16) behoeven daar niet weer de lessen gegeven te worden, die al eerder zijn gegeven. Daar mag een gemeente ontstaan, die leeft uit wat het wezen is van de zaligheid, zoals de gevangenbewaarder aldaar het verneemt: „Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en gij zult behouden worden, gij en uw huis" (Hand. 16:31).
Als Paulus in Hand. 20 zijn ontroerende ontmoeting heeft met de oudsten van Efeze, bindt hij ze nog eens op het hart wat het wezenlijke is voor de gemeente, waar al zijn werk op gericht was, namelijk het betuigen tegenover joden en Grieken „zich te bekeren tot God en te geloven in de Here Jezus" (vs. 21). Hij heeft ze „al de raad Gods verkondigd" (vs. 27) en zó moeten ze de gemeente weiden „die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft" (vs. 28).
In dat eigendom zijn van de Eigene des Vaders ligt het wezen van het geestelijk leven van de kerk en van de christen.
Daar is het werk van de Heilige Geest op gericht, als de discipelen vervuld worden met blijdschap en met de Heilige Geest (13:52), ook als de Heilige Geest bijzondere leiding geeft aan de weg die Paulus als dienaar van het evangelie moet gaan (b.v. Hand. 16:7; 21:10-14). Maar die bijzondere leiding zelf is nooit een doel in zichzelf!
Wat hebben de apostelen geworsteld om de gemeente te bewaren bij datgene waar het in het geloofsleven om gaat.
In Paulus' brief aan de Colossenzen wordt duidelijk waar alles op gericht is, namelijk op het kennen van Christus, in Wie „het de ganse volheid behaagd heeft woning te maken" (Col. 1:19). Geen andere vulling mag er in ons leven zijn dan wat overeenstemt met Christus, „want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk, en gij hebt de volheid verkregen in Hem" (Col. 2:9,10).
Daarom moet de gemeente in haar geestelijk leven zich niet laten richten op éigen werken, of op de ervaring van de éigen ziel. Dus niet blijven hangen in wettische vragen (2:16), terwijl immers de werkelijkheid van Christus is (vs. 17). Daarom moet niet worden gezocht naar „gewilde nederigheid en engelenverering, als ingewijde in wat hij heeft aanschouwd". Dat is een zoeken van religieuze ervaring die gelijkstaat aan „opgeblazenheid door vleselijk denken", waardoor we gevaar lopen „de prijs te missen" (vs. 18)!
Volwassen geloofsleven is niet een zoeken van een extra boven de volheid van Christus, maar een „zich houden aan het hoofd, waaruit het gehele lichaam, door pezen en banden ondersteund en samengehouden, zijn goddelijke wasdom ontvangt" (vs. 19).
Om deze concentratie op de Zaligmaker, Jezus Christus, die natuurlijk in welhaast alle boeken van het Nieuwe Testament is aan te wijzen, gaat het ook in Handelingen. En om Hem zal het ook ons altijd te doen moeten zijn, waakzaam tegen het zoeken en koesteren van iets wat wíj „bereiken" in onszelf, waakzaam tegen het koesteren van de middelen in plaats van het wezen, waakzaam tegen het verheffen van het leven van het kind in de genade boven het leven van de volwassen man (in Christus!).
In de slotzin van Handelingen is het werk van de Heilige Geest door middel van de apostel Paulus veelzeggend compleet weergegeven. En daarin is de maatstaf voor ons geestelijk leven, daarin is de rijkdom van de kerk der eeuwen:
„. . . predikende het evangelie van het koninkrijk Gods, en onderricht gevende aangaande de Here Jezus Christus met alle vrijmoedigheid, zonder enige belemmering" (Hand. 28:31).
Daar kan de kerk ook nu van leven. Dat is leven door de Geest. Dat is de maat van de volwassenheid: het onderricht aangaande de Here Jezus Christus.

Hilversum, J.W. Maris

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1988

De Wekker | 8 Pagina's

Het boek Handelingen en ons geestelijk leven (IV, slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1988

De Wekker | 8 Pagina's