Wij spraken met . . .
het kostersechtpaar van de Noorderkerk in Zwolle
De titel koster komt van het latijnse woord custos, wat wachter betekent, bewaker zou men ook kunnen zeggen. In de rooms-katholieke zowel als in de protestantse kerken vervult de koster een functie die voor een goede gang van zaken in de kerk, allereerst op zondag maar ook op door-de-weekse-dagen, van vitale betekenis is. Zonder een goede koster is een goed functionerend kerkelijk leven ondenkbaar, althans in onze tijd. Martinus Dam en zijn vrouw Lien Dam namen het werk van de koster in de Christelijke Gereformeerde Kerk van Zwolle in de Noorderkerk aan de Thorbeckegracht gedurende dertien jaar waar. Voordien had Dam een brandstoffenbedrijf. De komst van het aardgas luidde echter het einde van zijn handel in. Juist op het moment waarop voortzetting van de zaak niet meer verantwoord leek, was er behoefte aan een kostersechtpaar in de Noorderkerk. Martinus en zijn vrouw Lien kregen een aanstelling op proef voor een half jaar. Het liep op 13 lange jaren uit. Op 1 september a.s. hopen zij er mee op te houden. Bij de ontvangst voor het gesprek toont Martinus een gouden speld, die hij even tevoren onder één van de vele kerkbanken vandaan haalde. „Misschien doet er nog iemand navraag naar, misschien ook niet. Vreemd, naar dure dingen die men verloor wordt lang niet altijd gevraagd, wel naar een knoop die men bij thuiskomst miste . . ."
Broeder Dam, je hebt kosters en kosters, kosters van grote en van kleine kerken. Aan welke eisen moet iemand voldoen die graag koster wil worden? Waarop moet hij berekend en waartegen moet hij bestand zijn? U met uw ervaring in een grote kerk zult best een profielschets van de ideale koster kunnen geven.
De ideale koster bestaat natuurlijk niet, maar ik wil wel een paar dingen noemen. De eerste voorwaarde is liefde tot de Dienst van God. Men moet zich met een levend geloof bij die Dienst betrokken weten. Dàn alleen kan men met toewijding dienstbaar zijn. Een groot incasseringsvermogen is evenzeer onmisbaar. Je krijgt met allerlei mensen te maken, vriendelijke en tegendraadse, inschikkelijke figuren en weinig flexibele broeders en zusters, opgewekte en klaaglijk ingestelde kerkleden en met allen wil je als koster graag op goede voet blijven. Dat vraagt ook om vindingrijkheid. Er doen zich soms situaties voor, waarbij je niet met een principaal kunt overleggen, maar waarbij je op je eigen inzicht aangewezen bent. Hoe in bepaalde situaties je reactie moet zijn, kan wel eens een moeilijke vraag zijn. Bij lastige mensen probeer ik altijd minzaam van toon te blijven maar soms moet een reactie wel eens scherp zijn. Zo kwam er onlangs heel laat een dame in de dienst, die al was begonnen. Ik parkeerde haar in een riante stoel achterin. Na de dienst maakte zij kenbaar voortaan altijd in die stoel te willen zitten. Nadat ik duidelijk had gemaakt die uitzondering niet te kunnen maken, deelde zij mij mee uit de gereformeerde kerk te willen overkomen, maar wel onder voorwaarde van de stoel . . . Ik heb toen vriendelijk geantwoord: mevrouw, blijft u alstublieft gereformeerd.
Correctheid, tact en vriendelijkheid zijn ook onmisbare eigenschappen. In het verleden heb ik in deze kerk met 500 zitplaatsen dikwijls voor de opgave gestaan er 700 in te stouwen. Dat vroeg om inschikkelijkheid van de kerkgangers. Velen schuiven graag wat dichter naar elkaar toe als je het tactvol vraagt, maar ik maakte het ook mee dat sommigen keken alsof ik om hun vermogen vroeg.
Als een koster invoelingsvermogen heeft is dat ook meegenomen. Zeker in een grote gemeente willen veel mensen wel eens iets van hun leed en verdriet aan je kwijt. Dan is het fijn als een koster een luisterend oor toont en een klein woordje van troost probeert te spreken.
Verder zou ik gestrengheid en overredingskracht willen noemen. Vooral een kerk met veel jeugd moet goed weten waaraan men met de koster toe is. Ik heb met de jonge mensen van deze kerk door de jaren heen een goede verstandhouding gehad, maar altijd op basis van duidelijkheid met betrekking tot de manier waarop men zich in het Huis van God dient te gedragen.
Het is hier herhaaldelijk voorgekomen dat dronken mensen de kerk binnenkwamen. Op een zondag zegen er drie tegelijk laveloos neer. Wat moet je dan doen? Eruit laten zetten? Natuurlijk niet. Ik ben naast hen gaan zitten, heb in vriendelijke woorden duidelijk gemaakt dat zij thuis de baas waren en dat ik het hier was; ik heb ze uitgenodigd de volgende zondag terug te komen maar dan onder iets helderder omstandigheden en iets beter in het pak. Gewillig waggelden ze achter elkaar de kerk weer uit. Wat de voorwaarde van het huishoudelijk inzicht betreft, die moet er natuurlijk ook zijn. Ik ben wat dat betreft gezegend met een vrouw aan wie ik op dit punt alles kon toevertrouwen. Zonder haar had ik het werk hier nooit kunnen doen.
In de rooms-katholieke kerk omvat de taak van de koster eventueel ook het bijstaan van de dienstdoende priester bij diens verrichtingen. Het is hem daartoe toegestaan aangepaste dienstkleding te dragen. De bijdrage van onze protestantse kosters aan een goed verloop van de erediensten draagt in onze kerken weer een wat ander karakter, maar zou het dragen van aangepaste kleding in de grotere (en waarom ook niet in de kleinere) kerken met het oog op de herkenbaarheid voor gasten nuttig kunnen zijn?
Als koster beschouw ik mij als een gastheer in het Huis van God. Dan moet ik als zodanig ook herkenbaar zijn. Daarom ga ik zondags altijd in het zwart gekleed. De gasten - en in onze kerk komen er vrij veel - moeten weten tot wie men zich eventueel kan wenden. Daarenboven zit er aan het dragen van wat men dienstkleding zou kunnen noemen, onmiskenbaar een element van overwicht. Vroeger misschien méér dan nu, maar ook nù is er tussen dienstkleding die een kerkelijke functionaris draagt en gezag en ontzag altijd nog een duidelijke relatie. Ik ervaar het althans wel zo.
Wilt u iets vertellen over het samenspel, zo u wilt samenwerking tussen de predikant(en) en de koster? Is de praktijk dat dominees de koster naar hun hand zetten of - omgekeerd - maken de kosters in de regel de dienst uit.
Noch van het een noch van het ander is hier in Zwolle sprake. Ik kan alleen maar zeggen dat er tussen kerkeraad, commissie van beheer, predikanten en koster een uitstekende samenwerking bestaat. In het verband van deze vier categorieën worden de dingen geregeld. Zaken van meer dan gewoon belang worden hier niet door middel van persoonlijke accoordjes tussen predikant en koster geregeld. Het loopt allemaal via kerkeraad en commissie van beheer. Dat houdt de verhoudingen zuiver. Tussen predikant en koster bestaan verder duidelijke verschillen. Ik als koster draag de sleutels van de kerk, de predikant hanteert de sleutels van het Koninkrijk der Hemelen. En als u er nog een wilt: dominees hebben wel eens moeite om de mensen in de kerk en kosters hebben niet zelden moeite om ze er weer uit te krijgen.
Heeft het voor een koster iets van een bijzonder geestelijk karakter dat hij het bedehuis, de plaats waar God zijn Woord laat ontvouwen, bewaakt, verzorgt, de erediensten met voorbereidende zorg omgeeft en toezicht houdt op een ongestoorde gang van zaken tijdens de godsdienstoefening?
Door de jaren heen hebben mijn vrouw en ik het werk mogen doen in het vreugdevolle besef dat we in dienst van de Here God mochten staan. Bij alle onvolkomenheid die ook aan ons werk zat, hebben we het in alle eenvoud gedaan in de zekerheid dat ook dit werk, verricht uit liefde tot Jezus, zijn waarde heeft en zal blijven bestaan. De fijne geestelijke momenten die we in ons werk ervoeren zullen we na 1 september nog lang in herinnering houden. Het was wel eens veel, maar je kon er altijd weer tegenop omdat je het in dienst van de Here mocht doen.
In al die jaren van uw kosterschap verwelkomde u natuurlijk ook wel eens gasten in de eredienst. Hier en daar wordt er wel eens over geklaagd dat mensen, die als gasten in de samenkomsten komen, niet altijd vriendelijk en wellevend tegemoet worden getreden. Hoe ging en gaat dat hier in Zwolle?
We kennen hier voor de begroeting en begeleiding van gasten geen vaste formule. Als ik mensen zie binnenkomen die om zich heen kijken dan ga ik er op af, vraag met hoevelen ze zijn en dan ga ik ze voor naar een geschikte plaats.
Is een koster wel eens praatpaal voor de gemeente, in deze zin dat men vreugden en grieven, gevoelens en geestelijke ervaringen vóór of nà de preek aan hem kwijt wil?
Aan het einde van elke dienst stel ik mij achter in de kerk op om klachten aan te horen en - als het kan lijden - complimenten of positieve reacties op de preek in ontvangst te nemen. En dat gaat dan van: koster ik kon de psalmen op het bord niet goed lezen, tot: koster, was het nou niet erg warm? of: koster, ik heb stijve benen van de kou; van: koster, ik vond er niks aan tot: koster, daar kunnen we weer mee vooruit hè? Als koster word je er vrolijk onder als je merkt dat de preek ook anderen iets gedaan heeft. Opmerkelijk is - en dat wil ik hier toch wel graag kwijt - dat de meeste onheuse kritiek op het hele kerkelijk gebeuren komt van mensen, die zich voor de materiële zorg voor het kerkelijk leven op geen enkele manier inzetten. Ik reageer wel eens met de opmerking: je kunt bij mij met kritiek terecht als je ook meedoet aan de papier-blik-en-compostactie . . .
En verder kan ik zeggen dat men aan kosters dingen toevertrouwt waarvan predikanten en ouderlingen soms geen weet hebben. Ambtsdragers hebben een zwijgplicht. Ze doen daartoe bij hun bevestiging een belofte. Bij hun aanstelling zou dat ook van kosters moeten worden gevraagd.
Grote kerken met gaanderijen bieden aan notoire slapers en jongeren met méér belangstelling voor elkaar dan voor de preek, in de regel goede gelegenheid om min of meer onopgemerkt de tijd in het bedehuis aan andere interesses te wijden. Kent u dat als koster en wat deed u eraan?
Gaanderijen moesten nooit uitgevonden zijn. Het zijn broeinesten van ellende. Zonder te zeggen dat de jeugd hier op dit punt veel moeite geeft, is het natuurlijk herhaaldelijk voorgekomen dat ik enkelen of meerderen tot de orde moest roepen, 'k Heb wel eens tegen een jongere gezegd: als je hier zò komt heb ik liever dat je niet komt. Waarop ik eens ten antwoord kreeg: ik kom hier ook eigenlijk liever niet, maar ik moet van thuis . . . Ik zou overigens ook van heel fijne reacties op correcties kunnen vertellen.
Eén zondag uit de geschiedenis van mijn kosterschap zal mij lang bijblijven. Tijdens de dienst was het op de gaanderij bijzonder rommelig toegegaan. Dat irriteerde mij zo, dat ik vóór het uitspreken van de zegen naar boven ben gegaan om na het laatste amen de hele op de gaanderij verzamelde kudde tegen te houden met de mededeling dat eerst de kerkeraad zou verschijnen om hen toe te spreken. Er zaten op de gaanderij natuurlijk niet alleen boosdoeners maar ook heel ordentelijke kerkgangers. Daarvan heb ik mij niets aangetrokken; wie op de gaanderij gaat zitten vraagt om ellende, zeg ik altijd, en men moest het daarom maar voor lief nemen en solidair zijn. De kerkeraad is op mijn signaal inderdaad naar boven gekomen, heeft het zijne gezegd en ik kan mij niet herinneren ook maar van iemand een onvertogen woord over mijn blokkade te hebben gehoord. Men was het er eigenlijk diep in zijn hart wel mee eens. U gebruikte in uw vraag het woord „onopgemerkt". Wat hier herhaaldelijk gebeurt dat is, dat zogenaamde hoorders zich onder de kerkgangers begeven. Je kunt die „verspieders" overigens in de regel aan hun kleding, onwennig gedrag en pen met aantekenpapiertje feilloos herkennen. Ik nodig hen meestal na afloop uit voor een kopje koffie. Dat ontlokt de broeders dan niet zelden de opmerking: we komen hier met voor u verkeerde bedoelingen en nu krijgen we nog koffie ook. Waar op ik dan reageer met: koffie kunt u krijgen, onze dominee niet . . .
Er bestaat zoiets als een Vereniging van protestants-christelijke kosters, aangesloten bij het CNV. Van demonstraties, stakings- of langzaamaan-acties bij kosters hoort men nooit. Hebben we in hen met de meest tevreden categorie werknemers in ons land te maken?
Vergeet u dat maar. Kosters zijn voor 95% ontevreden. Dat bleek wel in 1987 toen in Nijkerk boze kosters hebben gedemonstreerd. Onder hen was een algemeen gevoel van onbehagen, allereerst vanwege de ontoereikende honorering, maar niet minder door de op menige plaats voorkomende omstandigheid, dat zij praktisch gezien geen werkgever hebben. U zult zeggen: ze staan toch in dienst van kerkeraad en/of commissie van beheer. Dat is waar, maar doorgaans tonen deze instituten voor het werk en de positie van de koster maar weinig belangstelling. Veel van mijn collega's zwemmen maar wat hulpeloos rond, terwijl ze op bepaalde momenten graag eens de haak van de badmeester boven zich zouden willen zien. Ik - en het kwam al eerder naar voren - heb hier niet te klagen gehad, maar ik weet van anderen die nooit eens een aardig woord van waardering of een vraag naar de gang der dingen te horen krijgen. Wat méér openheid voor en vriendelijkheid naar kosters van de zijde van kerkeraden en commissies van beheer zou een welkome aanvulling zijn op het honorarium, dat dikwijls in geen verhouding staat tot de tijd en de energie die in het kosterschap worden gestoken. En verder moet je als koster proberen duidelijk te zijn in het aangeven van de grenzen van je kennen en kunnen. Ik mag zeggen dat dit mij en mijn vrouw hier in Zwolle alleen maar een heel fijne sfeer in de verhouding met de bestuurlijke instanties van onze kerk heeft opgeleverd. Om u een voorbeeld te geven. Onze Noorderkerk heeft bijzonder grote en hoge ramen. Ik vroeg de commissie van beheer een glazenwasser te contracteren. Het zou bekeken worden. Men kwam bij mij terug met de mededeling dat besloten was een lange ladder aan te schaffen. Waarop ik beleefd reageerde met de vraag of dan ook al besloten was wie erop zou gaan . . . Er kwam kort daarna een professionele glazenwasser.
Ben je koster in een grote kerk met veel en goede vergaderruimte dan worden er niet alleen veel maar soms ook heel lang uitlopende vergaderingen gehouden. Op dit punt was ik altijd tamelijk rigoreus. Werd het heel erg laat dan heb ik wel eens de vrijheid genomen aan de deur te kloppen, mijn hand met een wekker er door te steken, onder het motto dat ik mij geroepen voelde het huwelijk van de vergaderende broeders veilig te stellen (en mijn eigen nachtrust dacht ik er dan bij). Het is mij bij mijn weten nooit kwalijk genomen.
Wat hoopt u na 1 september te gaan doen?
We hopen door de Here God nog lang voor elkaar gespaard te blijven, zodat we samen nog wat van het leven kunnen genieten. Grote ondernemingen staan ons niet voor ogen. Eerst maar eens van alle drukte hier bijkomen.
Dat die drukte er was en nog steeds is, bleek ons tijdens het gesprek. Een bijeenkomst van de Reformatorische Leergang was er oorzaak van dat mevrouw Dam wel drie of vier keer het gesprek moest onderbreken om haar gasten van dienst te zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juli 1988
De Wekker | 8 Pagina's