Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wortel van alle kwaad

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wortel van alle kwaad

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Waar ik last van heb is, dat ik eigenlijk vergoeding heb ontvangen voor dingen waar ik niet meer zeker van was in hoeverre ze beschadigd waren en voor dingen die langer mee gegaan zijn dan we verwacht hadden. Ik weet niet of u in God gelooft, ik wel en ik geloof als je fout geweest bent dat God van je vraagt dat je dit erkent. Ik had al veel eerder moeten schrijven, maar iedereen zei: ach, het komt dooréén uit met wat je vergeten hebt op te geven. Misschien is dat zo, maar dit neemt niet weg dat ik met dat andere een fout gemaakt heb. Ongetwijfeld een vreemde brief voor u, maar ik moest dit schrijven. Wilt u dat ik het geld teruggeef dan zal ik dat proberen te doen . . ."
Een passage uit een brief, die ik ontving van een emigrante die nota bene elf jaar geleden elders op deze planeet haar tent opsloeg en voor de overtocht naar haar nieuwe vaderland met het oog op haar eigendommen een transportverzekering afsloot. Voor haar gevoel had ze bij haar schadeclaim overvraagd en méér uitgekeerd gekregen dan waarop zij recht had. En dat had al die jaren aan haar geweten geknaagd.

„Mijn en dijn"
Zo'n brief te lezen doet goed in een wereld, die sinds Adam en Eva in ontzaglijk veel dingen zeer ver is gevorderd, behalve in het onderscheiden tussen „mijn en dijn". De brief kreeg bij mij extra accent toen ik enkele dagen geleden in een restaurant, ergens in Nederland, de stille getuige was van een handeling die mij nog weer eens duidelijk bevestigde in wat velen allang weten, namelijk dat diefstal, oplichting, malversaties, fraude en fiscale handigheden, - in agressieve of meer vriendelijke vorm - een kwaad zijn dat diep in ons volksleven is ingevreten. De tafel waaraan ik zat (en at), stond vlak bij de tafel, waaraan twee heren en een dame waren gezeten, naar uiterlijk en taal te oordelen, twee vooraanstaande lieden uit het bedrijfsleven met hun secretaresse. De afstand tussen de tafels was zo klein, dat de inhoud van hun conversatie gemakkelijk tot mij doordrong. Het was een zakelijk gesprek op niveau. Dat niveau zakte echter aanzienlijk toen het vrouwelijk deel van het gezelschap op enigszins gedempte toon te kennen gaf dat zij het aardewerk-peper-en zoutstelletje, dat op elke tafel stond, erg mooi vond. Waarop de meest erudiet ogende figuur van het tweetal heren geen ogenblik aarzelde en met een snelle greep beide potjes in zijn diplomatenkoffer liet verdwijnen. Waarop subiet om afrekening van het gegetene werd gevraagd.
Over mijn ervaring pratend met iemand uit het Horecabedrijf, werd mij verteld dat dit verschijnsel vrij algemeen is. Diefstal van serviesgoed en bestek komt zeer veel voor en wordt echt niet alleen of allereerst gepleegd door mensen die financieel met kleine marges moeten leven maar juist door mensen die zich materieel méér dan het gemiddelde kunnen veroorloven. Het is ingecalculeerd. Soms wordt het op het moment van de diefstal geconstateerd, maar er wordt niets van gezegd, omdat het op verlies van klanten komt te staan. Het wordt zelfs niet eens meer als diefstal gezien. Sommigen duiden het aan als „het completeren van de eigen privé-verzameling". Het is een tijdsverschijnsel waarmee men heeft leren leven...

Een cultuur van méér en méér
Waarom dit kleine incident hier vermeld? Wel, omdat het in het klein laat zien wat vandaag een maatschappelijk verschijnsel van ongekende omvang is. En dan hoeven we niet alleen te denken aan de omvangrijke winkeldiefstallen, aan de vele diefstallen uit geparkeerde auto's, aan berovingen op straat en aan de veelvuldig voorkomende inbraken, waaronder bepaalde wijken van onze steden te lijden hebben. We weten dat deze vormen van criminaliteit voor een groot deel te maken hebben met het drugsprobleem, met het compenseren ook van tekorten, die in tienduizenden gezinnen zijn ontstaan doordat men op te grote voet begon of gelijk op wilde gaan met anderen, die zich méér kunnen veroorloven.
Men constateert op dit punt onder mensen een competitie-drang die al heel wat gezinnen in moeilijkheden heeft gebracht. Huwelijksbreuk en zelfmoord hebben voor een deel ook hiermee te maken. Ook de omstandigheid dat in ons welvarende land, in de onderste sociale lagen van ons volk nog altijd grote armoede bestaat, kan er mee te maken hebben. En dan zijn er nog veel jongeren, die voor hun participatie in het culturele leven - méér dan hun leeftijdsgenoten vroeger - geld nodig hebben en wat er niet is, wordt vandaag al gauw „georganiseerd".
Wie te maken heeft (gehad) met de export van consumptieve goederen naar de armste landen van de derde wereld, weet dat in de aankomsthavens op grote schaal wordt gestolen. Maar diefstal is daar eigenlijk geen diefstal. Het is daar veel meer een kwestie van to-be-or-not-to-be.
Dat het hier in het welvarende westen zulke beangstigende vormen aanneemt kan niet anders dan samenhangen met een mentaliteit die zijn voedingsbodem vindt in een verziekte cultuur, waarin materieel gewin en geestelijke waarden geheel uit balans dreigen te raken. Een cultuur van méér en méér, van onverzadigd zijn, die in haar reclame-spots de mens aanzet om in wat deze wereld - en vooral het westelijk deel daarvan - aan vreugden, geneugten en gerief te bieden heeft, het hoogste en het beste na te streven. Wie, daardoor aangesproken, niet in staat is om het met eigen beschikbare middelen binnen bereik te brengen, staat bloot aan het gevaar zijn toevlucht te nemen tot middelen en methoden die ten nadele van anderen of van de gemeenschap zijn. En dat gebeurt in allerlei sectoren van onze samenleving maar al te veel. In het bedrijfsleven, bij instellingen, bejaardenhuizen, om over de voetbalwereld maar niet te praten, zijn kwade financiële praktijken aan de orde van de dag. Wat aan de oppervlakte komt is al veel. De omvang van wat niet ontdekt wordt kennen we niet, maar optimistisch hoeven we daarover niet te zijn. Overigens hoeft bij dit alles niet aan fraudes alleen te worden gedacht. Ook de manier waarop met gemeenschapsgelden wordt omgegaan kan ten nadele van anderen zijn. In zekere zin is ook dat diefstal. De recente geschiedenis van ons land geeft ook daarvan duidelijke voorbeelden. Juist daarvan gaat op het volk een negatieve voorbeeld-werking uit. Als op hogere niveau's niet consciëntieus met gelden wordt omgegaan, daalt de moraal op lager niveau en verruimt zich het geweten van de enkeling.

Christenen stelen toch niet?
Moet hierover nu zo nodig in een kerkelijk orgaan worden geschreven? Christenen stelen toch niet? Het gros van hen niet, naar wij mogen aannemen. Maar wat is stelen. In elk geval oordeelde God het nodig in de Tien Woorden ook een waarschuwing tegen diefstal op te nemen en van de 52 zondagen van de Heidelbergse Catechismus is er in elk geval één aan deze waarschuwing gewijd. Hoe wordt ook onder christenen geld verkregen, hoe beheerd, hoe fiscaal verantwoord? Hoe wordt onder en door hen met het slijk der aarde gemanipuleerd? Is in enige Woordverkondiging ooit wel eens precies aangeduid wat in de zin van Gods Woord nu precies onder geldzucht en geldgierigheid moet worden verstaan? Zou het ook kunnen zijn dat de Kerk met deze begrippen om pragmatische redenen dikwijls voorzichtiger omgaat dan Gods Woord zelf? De bijbel spreekt er hier en daar in niet mis te verstane termen over. 1 Timotheus 6:10 en 17-19 is daarbij al zeer duidelijk. „Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord. Hun die rijk zijn in de tegenwoordige wereld, moet gij bevelen niet hooghartig te zijn, en hun hoop gevestigd te houden niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons alles rijkelijk ten gebruike geeft, om wèl te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam, waardoor zij zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen."
Velen menen vandaag dat we in de laatste dagen leven. Welnu, als Paulus aan Timotheus in zijn tweede brief (hoofdstuk 3) schrijft dat er in die dagen zware tijden zullen komen, duidt hij dat nader aan met de mededeling dat de mensen zullen zijn zelfzuchtig, geldgierig, pochers, ondankbaar, onmatig en onhandelbaar plus nog een aantal andere onaangename dingen. Tekenen sommige van deze hoedanigheden zich niet in onze samenleving af? Heeft veel, om niet te zeggen alles, niet met geld te maken?
Er knaagt, misschien ook onder christenen, in deze tijd best heel veel geld aan gewetens. Maar daar komen jammer genoeg niet altijd brieven van...

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1989

De Wekker | 8 Pagina's

De wortel van alle kwaad

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1989

De Wekker | 8 Pagina's