Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gemeenschap met Christus (Gemeenschap I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeenschap met Christus (Gemeenschap I)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In „The Monthly Record", het maandblad van de Free Church of Scotland (waarmee onze kerken immers in correspondentie staan) vond ik een artikel onder bovengenoemde titel, dat ik zeer de moeite waard vond om voor de lezers van ons blad te vertalen. Het is niet ondertekend en is dus van de hand van de hoofdredacteur, prof. Donald Macleod in Edinburgh.
Nadat er eerst op gewezen is, dat het woord gemeenschap (fellowship) in de Schrift vaak voorkomt en dat we het ook in de vorm van broederschap of vereniging in ons spraakgebruik veel tegenkomen, komt het Schriftwoord „koinoonia" naar voren, waarvan het de vertaling is. De grondbetekenis is: dingen gemeenschappelijk of samen, met elkaar hebben. „God is getrouw, door Wie gij geroepen zijt tot gemeenschap met zijn Zoon, Jezus Christus, onze Here." (1 Cor. 1:9).
Dit betekent niet zozeer (of geheel niet) een soort mystieke ervaring met betrekking tot Jezus. Het is geen staat van extase of een blij gevoel. Ook is het niet een „in aanraking zijn" als een medium dat met doden in contact is. Het betekent, dat de heilige en zijn Heiland alles gemeenschappelijk hebben. Christus deelt alles wat Hij heeft met zijn volk.
Deze constatering lijkt duidelijk genoeg. Maar zij leidt tot verbazingwekkende conclusies. Na dit inleidende woord schrijft onze Schotse broeder het volgende.

Delen in de gerechtigheid van Christus
Ten eerste delen we volkomen in de gerechtigheid van Christus. Dit vloeit direct voort uit de leer van de toerekening. Al onze zonden waren Hem toegerekend; al zijn gerechtigheid wordt aan ons toegerekend. We zijn even rechtvaardig als Christus Zelf, geheel vrij van veroordeling. We verdienen alles wat Christus verdient. Dit wordt op een adembenemende manier duidelijk in 2 Cor. 5:21. Hij werd tot zonde gemaakt. Droeg ze niet alleen, maar werd het. Hij maakte de zonde van zijn volk zijn eigen zonde, deelde er geheel in, ging er zonder reserve in binnen, droeg het zondaarzijn in zichzelf en stond voor God eenvoudig als de zonde zelf. Dat is één aspect van zijn gemeenschap. Het andere is, dat in Hem wij de rechtvaardigheid van God worden; niet alleen zelf rechtvaardig, maar rechtvaardigheid; en niet maar een zekere gerechtigheid, maar Gods gerechtigheid. Gerechtigheid is een volstrekt woord, er kunnen geen graden in zijn. We hebben het of niet, een van beide, en zo ja, dan zijn we even rechtvaardig als God Zelf. Dat heeft alles met de toerekening te maken. De gehoorzaamheid van de Tweede Adam, de Zoon des mensen, is de gehoorzaamheid van de Zoon van God. In Hem wordt God Zelf dienaar en we worden bekleed met de glorie van zijn volbrachte werk. Hij heeft het werk voltooid (Joh. 17:4). Hij deed zijn tegoed met ons en er kan geen overtreding meer tegen de gelovige ingebracht worden, evenmin als tegen God Zelf (2 Cor. 5:19).

Delen in het Zoonschap van Christus
Ten tweede delen wij in het zoonschap van Christus. Als het erom gaat, de verhouding tussen ons en Hem te tekenen, is God niet tevreden met ons te vergeven. Hij neemt ons op in zijn eigen gezin. De beschuldigde wordt een zoon. Hier is het weer volstrekt. Aanneming is geen kwestie van meer of minder. Het vindt plaats in Christus: wij zijn aangenomen in de Geliefde (Ef. 1:6). Door Christus Jezus zijn wij als kinderen aangenomen (Ef. 1:5). Ons zoonschap is even zeker als dat van de Eniggeborene. In feite betekent aanneming, dat we in dezelfde verhouding tot God gebracht worden als Christus Zelf; dat we hetzelfde recht hebben als de Eeuwige Zoon om te zeggen: „Abba, Vader"; dat we evenzeer bemind worden („dat de liefde waarmee Gij Mij liefgehad hebt in hen mag zijn". Joh. 17:26). We zijn kostbaaar (uitverkoren) in de Geliefde (Ef. 1:4); even kostbaar als de Geliefde; zo kostbaar, dat zijn liefde voor ons de geschiedenis van de kosmos, de hele geschapen wereld, heeft gevormd; zelfs de natuurlijke eigenschappen van tijd en ruimte zelf. God heeft alles gebogen naar de redding van zijn volk toe, alle dingen laten samenwerken voor het goede van hen die Hij liefheeft.
Omdat we ons verheugen in hetzelfde zoonschap, delen we ook dezelfde erfenis. Er is niets waartoe de Middelaar recht heeft, waarop wij niet ook recht hebben; een recht, met bloed gekocht. In de Christelijke kerk zijn we allen eerstgeborenen (Hebr. 12:23). Allen hebben rechten van eerstgeboorte. We zijn mede-erfgenamen met Christus (Rom. 8:17); we zijn erfgenamen van God, betekent dat, erfgenamen van alles wat God heeft. De Here Zelf was zich dat geheel bewust. Hij bad niet voor zijn volk om iets dat daarvan verschilde. Hij bad „dat zij mogen zijn daar waar Ik ben" (Joh. 17:24). Hij zal ons brengen aan de waterbronnen van het leven (Openb. 7:17); tot het midden van de troon (Openb. 22:1). We zullen delen in zijn heerschappij, regeren met Christus (2 Tim. 2:12). Alles wat de Vader heeft is van de Zoon (Joh. 17:10) en alles wat de Zoon heeft is van ons. Johannes stelt het directer (1 Joh. 1:3): onze gemeenschap is met de Vader, evenzeer als met de Zoon. De Vader deelt met ons alles wat Hij heeft, niet minder dan de Zoon.

Christus deelt zijn Geest
Ten derde deelt Christus zijn Geest met ons. „Als iemand de Geest van Christus niet heeft, behoort hij Hem niet toe" (Rom. 8:9). Dit is reeds begrepen in de doop van de Zaligmaker. In die daad identificeert de Here zich met zijn volk. Hij wordt hun ingedoopt en onmiddellijk daarop komt de Geest op Hem, niet alleen als persoon, maar als het Hoofd van zijn kerk. Dit zelfde staat in het onderwijs van Paulus over het Lichaam van Christus: in één Geest zijn wij allen één Lichaam ingedoopt (1 Cor. 12:13). Wij kunnen geen christenen zijn, zonder dat we in het Lichaam zijn; en we kunnen niet in het Lichaam zijn zonder te delen in de Geest. De reden daarvan ligt in de trinitarische fundering van de theologie. De Here is de Geest (2 Cor. 3:17), hetgeen betekent, dat als Christus Zichzelf aan ons geeft. Hij ons de Geest geeft; en andersom, als Hij ons zijn Geest geeft, dan geeft Hij Zichzelf. Binnen het Lichaam van Christus is het dan beslist ontoelaatbaar om te onderscheiden tussen degenen die de Geest hebben en anderen die Hem niet hebben. Ook mogen we geen onderscheid maken met betrekking tot de mate waarin, alsof sommigen de volheid van de Geest zouden hebben en anderen minder. Alle Christenen hebben de Geest van Christus in de mate van Christus. Het komt, doordat we over de Geest in onpersoonlijke termen zouden denken, dat we dit kunnen vergeten. Hij kan niet minder bij stukjes en beetjes komen dan Christus. Hij komt in de volheid van zijn eigen persoonlijkheid. Hij deelt Zichzelf geheel mee aan het volk van Christus en vormt een innerlijk persoonlijke verhouding met de gelovige. In Hem hebben wij de aanwezigheid (de parousia) van de Here Zelf (Joh. 14:18).
Hij deelt uit aan elk lid van het Lichaam in zulk een mate als weerspiegeld wordt in zijn eigen liefde voor de Here van de kerk zelf. Nog heerlijker. Hij verleent zulk een dienst aan elke gelovige als het kruis verdient. Van dit gezichtspunt uit mag gezegd worden, dat de tegenwoordigheid van de Geest in de gelovige Gods huldeblijk („tribute") is aan Golgotha.
De bediening van de Geest in ons is een uitbreiding van de bediening die Hij in Christus heeft volbracht. Wij worden door Hem geleid, zelfs gedreven door Hem (Mark. 1:12). We worden ondersteund, bemoedigd en getroost door Hem. In feite, door zijn Geest met ons te delen, geeft de Here ons zijn eigen kracht. We worden bekrachtigd met alle kracht door zijn Geest in de inwendige mens (Ef. 3:16). Het gevolg hiervan wordt aangewezen in Filipp. 4:13, letterlijk: „Ik kan alle dingen in de Krachtgevende". Dit is het geheim van Paulus' tevredenheid (Filipp. 4:11), evenals het lied en de dankbaarheid die zijn hart vervullen (Ef. 5:19). Dit alles wordt uitgedrukt in de grote lofzegging van Rom. 8:37. We zijn meer dan overwinnaars (letterlijk: hyperoverwinnaars) door Hem die ons heeft liefgehad. Er is geen last die we niet kunnen dragen, geen beproeving die we niet kunnen overwinnen, geen pijn die we niet kunnen verdragen, geen uitdaging die we niet kunnen aannemen. In Christus, zoals generaal Booth eens tegen zijn kleindochter Catherine zei, „kunnen we beter dan ons best doen". De maat waarin we iets kunnen bewerken ligt niet in ons natuurlijke talent, rijkdom aan ervaring of strikte training, maar in de inwonende Geest.

Christus doet delen in zijn beeld
Er blijft nog iets te bespreken, te teer om te omvatten en bijna te ontzaglijk om uitdrukking aan te geven. Christus deelt zijn beeld met ons. We zijn van te voren bestemd om gelijkvormig te zijn aan het beeld van de Zoon (Rom. 8:29). In zeker opzicht betekent dit, dat in Hem God onze menselijkheid terugbrengt in zijn oorspronkelijke toestand van vóór de val. Maar is dat alles? Christus is het beeld van God. Hij is ook de gedaante en de heerlijkheid van God. De gelovige zal daarin delen. Wie zou dat durven zeggen, als het niet zo was, dat de Bijbel het reeds zegt? We ontvangen deel aan de Goddelijke natuur (2 Petr. 1:4). Het woord is: koinoonoi. We zijn deelhebbers aan de Goddelijke natuur. Door de genade van God hebben Hij en wij dat gemeenschappelijk. We beven, en we haasten ons direct om te zeggen: Maar de kloof tussen God en mens is onoverbrugbaar. Natuurlijk! Toch wordt in Christus het menszijn verheerlijkt met de heerlijkheid die de Zoon had bij de Vader eer de wereld was (Joh. 17:5). De beste manier om dit weer te geven is wellicht om te zeggen, dat de heerlijkheid van de Godheid zichzelf voortdurend uitgiet in de mensheid van Jezus, die, alhoewel ze de Godheid nimmer kan bevatten, er mee gevuld wordt en die weerspiegelt. De glorie van God wordt gezien in het gelaat van Jezus Christus, in het gelaat van zijn opstandingslichaam. Het opstandingslichaam van de gelovige wordt precies gevormd naar het patroon van het verheerlijkte lichaam van Christus (Filipp. 3:21). Het wordt ook geschapen door precies dezelfde kracht als die, welke Christus' lichaam vormde (Rom. 8:11). Het moet wel zo zijn, omdat het een „alles teboven gaand gewicht van heerlijkheid" (2 Cor. 4:17) moet dragen. Alleen een lichaam van volmaakte kracht kan dienen tot een, dat „deelt in de Goddelijke natuur".

De gemeenschap aan zijn liefde
Toch is er daaraan voorafgaand iets anders: de gemeenschap aan zijn lijden (Filipp. 3:10). De wereld zal de Christen precies zo behandelen als ze Christus behandelde. Ze haatte Hem: ze zal ons haten. Ze vervolgde Hem: ze zal ons vervolgen. „Met Christus" zijn betekent „buiten" zijn (Hebr. 13:13), verworpen door de rijkdom, de leer en de godsdienst van de wereld. Het betekent, veroordeeld te worden door hen, die wet en orde hooghouden en opgejaagd worden door de „mannen van God". Het betekent, dat dikke vrienden dodelijk beledigd worden en wegvluchten.
Christenen hebben een enorme moeilijkheid, het hiermee eens te worden. De goeden zullen toch gerespecteerd worden! De vromen zullen toch geen vijanden hebben! De dienaar van God zal toch bewondering afdwingen! In zijn leven zal hij toegejuicht worden, hij zal eervol begraven worden en uitvoerig herdacht worden! Hij zal een begrafenis krijgen als Chalmers en een koets als die van Spurgeon!
Maar waar komen zulke verwachtingen toch vandaan? Christus werd vervloekt. Hij was buiten. Hij werd (zoals iemand zei) gekruisigd, niet in een kathedraal tussen twee kandelaars, maar aan een kruis tussen twee dieven; op de vuilnisbelt van de stad. Ook wij zullen niet heenwerken naar een koor van Hosanna's, maar naar een kakofonie van vervloekingen. Maar er is ook troost, nietwaar? Hij stierf buiten om het volk te heiligen, nietwaar? En al het volk is buitengeworpen, nietwaar? En zij steunen en bemoedigen elkaar toch? Ja, Gode zij dank, wij zijn niet alleen op de vuilnishoop.
Maar, er zijn tijden, dat niet alleen de Farizeeërs maar de kerk van God zelf de Christen beschouwt als „het afschrapsel van alle dingen" (1 Cor. 4:13). Bij tijden is hij op de vuilnisbelt zonder „het volk". Is dat niet hetgeen Paulus is overkomen? Daar vervulde hij in zijn eigen lichaam, wat nog niet direct gereed gekomen was door de smarten van Christus (Col. 1:24). Evenals zijn Heer diende hij de kerk; en, evenals zijn Heer, bracht zijn dienst lijden met zich mee. Toch verachtten juist de gemeenten, die hij trachtte te dienen, hem. Hij was iemand die geen indruk maakte, zwak en onbetrouwbaar naar men zei. Hij was een leugenaar. Hij was afval.
De apostel van Christus is iemand, die zichzelf laat doden voor Christus („gewond in het huis van zijn vrienden", Zach. 13:6). Er is geen garantie, dat er, terwijl we op de vuilnisbelt staan, andere gelovigen ons zullen troosten. Is er dan geen verschil tussen de Here op de vuilnisbelt en de gelovige op de vuilnisbelt? Ja, een groot verschil. Christus is op de vuilnisbelt zonder God, verlaten en eenzaam. In het ogenblik van zijn uiterste nood is God er niet. Hij roept en krijgt geen gehoor (Ps. 22:2). Dat kan nooit gelden van de gelovige. Dat verlies van God was de vloek (Gal. 3:13) en Christus droeg die niet met ons maar voor ons, zodanig, dat wij hem nièt zouden dragen. Hij leed het verlies van de gemeenschap die Hem zo dierbaar was, en waarvan Hij de enige was, die ervoor in aanmerking kwam om er recht op te hebben, juist en in het bijzonder op die afvalplaats. Het was zodanig, dat wij, als we buiten moeten zijn, de gemeenschap zouden krijgen van de Vader en van zijn Zoon, Jezus Christus. De Verlatene zal ons nooit begeven noch verlaten.

Ik meen de lezers van ons blad een dienst te doen door dit stuk voor u vertaald te hebben.

K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1989

De Wekker | 8 Pagina's

Gemeenschap met Christus (Gemeenschap I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1989

De Wekker | 8 Pagina's