Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verschil tussen Classis en deputaten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verschil tussen Classis en deputaten

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van verschillende zijde is aangedrongen op opening van zaken in de kwestie die zich in de Classis Middelburg heeft voorgedaan, waar tijdens een beslissende stemming inzake de toelating van een kandidaat, verschil bleek te bestaan tussen meerderheid der classis en het advies van deputaten Art. 49. Het spreekt vanzelf, dat over deze kwestie als zodanig geen inlichtingen verschaft kunnen worden. Comité-besprekingen lenen zich niet voor een rapportage in De Wekker. We zouden ook geen inlichtingen kunnen geven, omdat we als leden van de redactie geen deel hebben uitgemaakt van de bovengenoemde vergadering en vanzelfsprekend niet kunnen afgaan op geruchten, die links en rechts de ronde doen.

Wél is het ons mogelijk, en het lijkt ons ook niet ondienstig, om rustig te overwegen wat dienaangaande in de kerkorde en in de synodale bepalingen is opgenomen. Sinds 1941 kennen wij de bepaling, dat bij een conflict bij het peremptoir examen tussen de meerderheid van de classis en het advies van de deputaten art. 49 K.O., de particuliere synode zelf gevraagd zal worden.

Classisexamen
Men dient zich de gang van zaken goed in te denken. Het peremptoir examen (lett. het voltooiend examen) wordt door de classis afgenomen, nl. de classis van de gemeente waar de kandidaat werd beroepen. Dit examen wordt bijgewoond door afgevaardigden van de particuliere synode, waaronder de classis ressorteert. Zij nemen niet zelf examen af. Maar zij bewaken de kwaliteit van het examen. Zij dienen er op te letten, dat met de toelatingseisen niet de hand wordt gelicht. Het voert te ver, om aan te tonen, dat dit inderdaad de bedoeling is geweest van de tegenwoordigheid van deputaten bij dit examen. Het vindt plaats in hun aanwezigheid. Zij hebben niet zelf het examen ter hand te nemen. Maar zij hebben toe te zien dat de examens „stricte" geschieden¹. Wanneer het examen is afgelopen trekken zij zich terug. Afzonderlijk beraadslagen zij over hun advies. Immers zij hebben op het examen adviserende stem. Een beslissende stem heeft de classis. Doet zich een tegenstelling voor tussen de beslissing van de classis en het advies van deputaten, dan beslist de particuliere synode.

Rapport van 1941
De Synode van 1941 ontving daaromtrent, een rapport, waarvan we een gedeelte overnemen. Verwijzend naar een rapport van 1934 schrijft de commissie: „Daarom zou de particuliere synode willen voorstellen te bepalen, dat na afloop van het onderzoek door de classis de deputaten zich een ogenblik verwijderen, om dan onder leiding van de praeses der deputaten met algemene stemmen of meerderheid van stemmen een advies op te stellen, dat daarna aan de classis wordt meegedeeld, die dan beslist over de al of niet toelating en die niet licht tegen het advies der deputaten synodi zal ingaan." In verband hiermee willen we (zo schrijft de commissie) verwijzen naar wat Jansen opmerkt in zijn Korte verklaring van de K.O. Hij zegt daar bij art. 49: „Deputaten geven eerst en alleen advies en daarna beslist de classis. Adviseren deputaten voor toelating, maar stemt de classis tegen toelating, dan is hij niet toegelaten. Adviseren deputaten tegen toelating en stemt de classis vóór toelating, dan moet er nader overleg plaats hebben, en, zo men niet tot overeenstemming komt, eerst de particuliere synode gevraagd worden. Immers liet de classis iemand toe tegen de wil der deputaten, dan zou hij alleen voor die classis toegelaten zijn, tenzij de particuliere synode achteraf zich bij 't besluit der classis neerlegde. Daarom is het beter eerst de beslissing der particuliere synode te vragen, en desnoods het examen te vernieuwen, om tot eenparige beslissing te komen"². Zo zijn wij dus aan de tekst van onze kerkorde gekomen, waarvan boven werd gewag gemaakt: „Indien het advies van gedeputeerden in tegenstelling tot het oordeel van de classis afwijzend is, beslist de particuliere synode"³.

Roeping en genadestaat
Tot hiertoe is de zaak duidelijk. Een belangrijke kwestie, die tot nu toe niet aan de orde kwam, is die van de betekenis van het onderzoek omtrent roeping en genadestaat. Niemand zal ontkennen dat dit een tere kwestie is, die met de uiterste zorgvuldigheid moet worden beoordeeld. Meer dan eenmaal kwam die zaak dan ook ter sprake bij de generale synode. Ik verwijs hier naar een bepaling, die gemaakt werd door de synode van Hilversum 1937. Deze luidde: „De synode besluit, dat het peremptoir examen van een candidaat in de Theologie, die door de classis wordt onderzocht, moet gaan overeenkomstig art. 4. D.K.O. over leer en leven, en dat een bespreking over roeping en genadestaat hier niet een wezenlijk element van het examen mag zijn, als zou een candidaat hierom kunnen worden afgewezen".
Deze uitspraak is nog al fors. Maar zij werd genomen en op de volgende synode ook weer teruggenomen. Blijkbaar was men van oordeel, dat op het classicale examen een gesprek over roeping en genadestaat terecht gevoerd zou kunnen worden⁴. De vraag is echter wel door wie en met welke normen. Immers een zelfde gesprek wordt gevoerd bij het z.g. admissie-examen en tevens bij de beroepbaarstelling, een aantal jaren na het admissie-examen.

Objectieve normen
Dit geschiedt door het curatorium, dat zo is samengesteld, dat men kan zeggen dat de gehele kerk er op een bepaalde manier in vertegenwoordigd is. De kerken hebben omtrent dit gesprek bij meer dan één gelegenheid zich beraden. Men vindt het een en ander daarover in een uitvoerig rapport, dat diende op de synode van 1953 in Apeldoorn⁵. Daarin werd een pleit gevoerd, in het verlengde van wat op de particuliere synode van het Noorden werd vastgesteld voor een objectieve benadering, waarbij een subjectieve indruk niet de doorslag zou behoren te geven tegenover of ten koste van objectieve gegevens⁶. In 1953 werd het pleit gevoerd voor een manier van vragen stellen „in duidelijke Schriftuurlijk-confessionele bewoordingen", welk pleit door de synode werd overgenomen⁷. De synode besloot zelfs deze Richtlijnen voor het admissie-examen te aanvaarden en uit te spreken, dat het curatorium met ernst in deze weg had voort te gaan. Overdrukken van het rapport zouden voor de kerkeraden bij de secretaris van het curatorium beschikbaar worden gesteld. Het is zeer de moeite waard om dit rapport te lezen en te heroverwegen. Men zal moeten constateren, dat getracht is een weg te wijzen, die boven een subjectieve beoordeling uitvoert. De kwestie is immers in geding wat men onder roeping tot het ambt heeft te verstaan. Welke ervaring ligt daaraan ten grondslag en hoe kan een ander over deze zeer persoonlijke ervaring oordelen? Het rapport van de bovengenoemde synode trekt hier enkele duidelijke lijnen. De curatoren trachten zich daaraan te houden. Hetzelfde lichaam tracht deze norm bij de beroepbaarstelling te hanteren. De classis is gehouden zich niet anders op te stellen. En men mag van deputaten stellig niets anders verwachten dan dat zij bereid zijn hun zienswijze ter beoordeling en desnoods ter correctie aan de particuliere synode zelf voor te leggen. Zij zullen nimmer, zo nemen we met stelligheid aan, ook maar de bedoeling hebben om een soort schaduw-curatorium te vormen, of het daarheen te leiden dat men, om predikant in een classis in 't Zuiden te worden, eerst een aantal jaren in het Noorden actief moet hebben gediend. De eenheid van het kerkverband demonstreert zich tot nu toe, op dit punt, zij het niet onbestreden, nog steeds in het curatorium.

W. van 't S.

1 Zie H.C. Rutgers, Kerkelijke deputaten. Hun werkkring en bevoegdheid inzonderheid gelijk deze gekend kunnen worden uit de handelingen der Zuid-Hollandsche Synode en deputaten. Kampen, z.j., blz. 128vv.
2 Zie Acta 1941, blz. 81.
3 Kerkorde, bij art. 4, par. 3, ed. 1984, blz. 13.
4 Synode Hilversum 1941, blz. 25.
5 Acta 1953, blz. 94vv.
6 Zie Acta 1950, blz. 128.
7 Zie Acta 1953, blz. 101, vgl. blz. 20.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1989

De Wekker | 8 Pagina's

Verschil tussen Classis en deputaten

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1989

De Wekker | 8 Pagina's