Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jeugdouderlingenconferentie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jeugdouderlingenconferentie

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ieder jaar organiseren de Deputaten voor het Contact met de Kerkjeugd een conferentie voor jeugdouderlingen en anderen, die in onze kerken bij het werk onder de jeugd betrokken zijn en daar belangstelling voor hebben. De conferenties worden in de regel in de Ichthuskerk in Amersfoort gehouden, maar die was niet op een geschikte datum beschikbaar. We konden deze keer uitwijken naar de Oenenburgkerk in Nunspeet, waar het ook goed toeven was en waar we niets tekort kwamen.
Ongeveer 80 bezoekers vulden de grote zaal, onder wie enkele zusters. Het onderwerp voor deze keer hadden we in zekere zin in petto, want een geplande studentenouderlingenconferentie in het afgelopen najaar was niet doorgegaan. Toen al was er een toezegging van onze broeder dr. ir. H. Jochemsen uit Bennekom, inmiddels al erg bekend geworden als directeur van het prof. dr. G.A. Lindeboom-instituut (voor medisch-ethische zaken), die wilde spreken over „De waarde van het Woord in onderwijs en studie". Jeugddeputaten komen er herhaaldelijk mee in aanraking, dat jongeren modern-wetenschappelijke en technische zaken tegenkomen, die hen in de war brengen. We waren ervan overtuigd, dat het niet alleen studentenouderlingen zijn, die tegen zulke vragen aanlopen. En inderdaad bleek er weer een heel goede belangstelling voor de conferentie te zijn.
Voor de jeugddeputaten zelf is het ook een jaarlijks terugkerende mogelijkheid om in gesprek te komen met de ouderlingen en om over en weer elkaar te dienen.
De inleider wilde ons in hoofdzaak zeggen, dat de moderne wetenschappelijke methoden eigenlijk haaks staan op de manier, waarop God met mensen wil omgaan, namelijk door met hen in relatie te treden. En er is niets in heel het mensenleven, ook de wetenschap niet, dat buiten de omgang met de Here kan omgaan. Communicatie mag gebeuren door de taal, door spreken en antwoorden. Maar de moderne manier van wetenschap bedrijven is zo ingericht, dat men de dingen, de verschijnselen, wil verklaren en benaderen alsof God er niet was. De inleider koos de term „moderne wetenschap" niet als een aanduiding van wetenschap b.v. van de laatste paar jaren, maar als een benadering van de dingen van de mens uit. Hij bedoelde niet de wetenschap te kleineren, want hij is zelf wetenschapper. Maar met „moderne wetenschap" bedoelde hij een wetenschap zonder God. En die is al vele eeuwen aan de gang. We hebben dan te maken met een onpersoonlijke relatie van werker en voorwerp van onderzoek. Taal wordt formule. We krijgen een vervreemding van God en van de ander.
Hoe kan men zich dan nog op de been houden en het leven veilig stellen? Het leven kan in eigen hand genomen worden. De moderne technologie wordt een macht, een moderne vorm van magie. En wat werkt, dat is waar. Men kan de zaken heel technisch gaan beschouwen. Het zo veel voorkomen van kanker b.v. wordt beschouwd als een technisch-medische zaak. Aids-bestrijding moet op een technisch-wetenschappelijke manier benaderd worden. Is dat zo? Zijn er nog morele waarden bij betrokken? Of is slechts dat waar en goed, wat functioneel is?
Is voor òns God werkelijk aanwezig in de moderne wereld? In het christelijk onderwijs tobben velen daarmee, vooral in het voortgezet en hoger onderwijs. Hoe beïnvloedt ons geloof onze kijk op de wereld om ons heen? Het gaat vandaag niet om de ontkenning van God door de moderne mens, maar om zijn afwezigheid. Hij is niet langer nodig. Hoogstens verschoof Hij nog naar de rand van het bestaan. God op je eigen manier dienen, dat is zonde tegen het tweede gebod: het is kalverendienst.
Tegenover dit alles ging de inleider uit van Genesis 1 en 2, van Psalm 119:97-104. Ik heb meer inzicht dan de ouden, want ik bewaar uw bevelen. Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden. Belangrijk is Coloss. 2. In Christus zijn alle schatten van wijsheid en kennis verborgen.
Onze jonge mensen hebben nodig, dat ze een klein beetje kijk krijgen op de achtergronden van de ontwikkelingen, die in de zelfgenoegzame wetenschap al zo lang aan de gang zijn. Vanuit de kerk kunnen we hulp bieden, door deze dingen te ontmaskeren, door zelf een levende band aan Christus te beoefenen, door te letten op de normen óók ten opzichte van de schepping door God gegeven, door aan de jeugd begeleiding te geven.
Het voorbeeld van Daniël en zijn vrienden kan ons helpen: ze zouden wèl Babel en zijn koning dienen, maar niet van de tafel eten of buigen voor het beeld. We mogen zo ook nu nog een zegen zijn voor onze omgeving.

In zes groepen werd het onderwerp besproken. Aan de groepen werden ook zes vragen meegegeven:
- Kunnen de gegeven Schriftplaatsen ons inderdaad leiden als uitgangspunt?
- Ervaren wij de moderne wetenschap en techniek als vijanden van de omgang met God? En doen onze jongelui dat?
- Hoe kunnen wij dan wèl ons leven veilig stellen en houvast hebben?
- Is voor óns God werkelijk aanwezig in de moderne wereld?
- Hoe beïnvloedt ons geloof onze kijk op de wereld om ons heen?
- Hoe kunnen we mogelijk nog meer vanuit de kerk hulp bieden dan op de reeds gegeven manier?
Deze vragen werden geïmproviseerd aan de groepen opgegeven.
Intens werd er gesproken. In de plenaire samenkomst, 's middags, kwamen uit de besprekingen nog vragen naar de inleider. Als je een taak hebt „in Babel", hoe ver kun je gaan, waar ligt de grens? Kan er sprake zijn van christelijke wetenschap?
De inleider had gelegenheid om nog verder in te gaan op zijn gedachten. Ja, in Babel was tenslotte alles „besmet". Toch geeft God veel taken in deze wereld. Het gaat erom, of we innerlijk afstand kunnen bewaren. Br. Jochemsen was van mening, dat we nú geen christelijke wetenschap kennen, we kennen wel christenen, die wetenschap bedrijven. In de vorige eeuw is op een grootse manier, vooral vanuit de Vrije Universiteit, geprobeerd om een christelijke wetenschapsbeoefening te geven en te leren. Daar is niet veel meer van over. Zelfs op de „Wijsbegeerte der Wetsidee", hoezeer ook te waarderen als een poging om het hele mensen- en wereldleven vanuit Gods Woord te doorgronden, had de inleider kritiek. Z.i. ging deze toch teveel van optimistische mogelijkheden uit en bleek ze onvoldoende wapens te verschaffen, toen er onvoldoende geloofskracht meer achter stond. Over de vraag, hoe we hulp kunnen bieden, werd uit de conferentie nog aangereikt: ons bewust zijn van het probleem. Jeugd is erg gevoelig voor acceptatie. Laat de kerk toch meer als gemeenschap leven, laten we met elkaar dichter bij de Here leven. Laten we ons best doen om de jeugd maar ook de ouders te mobiliseren!
De inleider dacht nog met ons na over de stromingen in de verhouding van kerk en wereld door de eeuwen heen. Een doperse trek, die natuur en genade scheidt, is de moderne wetenschap niet vreemd. De middeleeuwse scholastiek had er ook al wat van. Waarom dacht men toen zo? Dat was geen theorie; ieder leeft in het levensgevoel van zijn eigen tijd. Was het bij Thomas van Aquino al zo: „God is niet meer zo aanwezig"? Ja, de Reformatie leefde vanuit de geloofsgemeenschap en geloofseenheid met God. Maar zelfs Joh. Calvijn heeft naar het oordeel van de inleider het denken, het rationele, te hoog gesteld. De Nadere Reformatie was natuurlijk een reactie op het rationele en gaf het gevoel een grote plaats, gepaard met argwaan en cultuurmijding. Het Neo-Calvinisme had van het rationele weer te veel overgenomen.
Onderlinge gemeenschap is erg nodig. Het benadrukken van „ervaring" kan heel gevaarlijk zijn, als men er te subjectief bij wordt. Toch is in bijbelse zin ervaring aan het geloof verbonden. Daar vragen onze jonge mensen om. In onze kerken zien we twee tegengestelde reacties. De ene is: Hoe kunnen we zo ver mogelijk meegaan met wat jongeren vragen? De andere is: Hoe kunnen we het beste vasthouden aan oude vormen om zo het wezenlijke te bewaren? Het is een uitdaging voor onze kerken, om de jongeren werkelijk zulk een „viering" te bieden, dat er echt wat te vieren valt.
Uit de vergadering werd weer gevraagd om contact en adressen in verband met het elders wonen van jongeren. Bij deze nog eens graag onderstreept! Over studentengesprekskringen werd opnieuw gesproken. Zoals bekend functioneren ze op verschillende plaatsen, hoewel niet overal.
De inleider, zelf nog betrokkken bij IFES Nederland (interkerkelijk evangelisch studentenwerk), had mooi gelegenheid om voor dit werk aandacht te vragen. Zo had ook de Stichting „Bijbel en Onderwijs", in enkele personen aanwezig, gelegenheid om de aandacht van de aanwezigen te vragen voor de noodzaak van de School met de Bijbel, juist ook nu.
Er heerste op de conferentie een goede sfeer en het geheel werd als stimulerend ervaren. Jeugddeputaten hadden nog gelegenheid om iets van hun werk, hun zorgen en hun hoop met de broeders en zusters te bespreken. De jeugd heeft gelukkig een grote plaats in de kerk.

K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 maart 1989

De Wekker | 8 Pagina's

Jeugdouderlingenconferentie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 maart 1989

De Wekker | 8 Pagina's