Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Roeping tot het ambt (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Roeping tot het ambt (III)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Luther en het priesterschap van alle gelovigen
Voor Luther hangt het ambt samen met het priesterschap van alle gelovigen. Het is wellicht niet helemaal goed geformuleerd, wanneer we zeggen, dat het een verbijzondering is van het algemene ambt. Maar die kwestie behoeven we hier niet te bespreken. Bekend is Luthers zegswijze, dat ieder, die door de doop gekropen is, een gewijde priester is. De rechtvaardiging door het geloof alleen geeft ons rechtstreeks een plaats onder de geheiligden. Radicaler had Luther het hiërarchisch systeem van de roomse kerk niet kunnen aanvallen. De priester staat bij Rome ver boven de gemeente. Hij staat aan de andere kant. Zijn ambt is van een andere orde dan dat van ieder kind van God. De leken zijn volstrekt van de „geestelijken" afhankelijk.
Met die gedachte heeft de Reformatie gebroken. Het ambt wordt gedragen door het Woord. Het bestaat ook in de bediening van het Woord. En het gezag van het Woord is niet afhankelijk van degene die het verkondigt. Het is omgekeerd, het gezag van de ambtsdrager is in feite niets anders dan het gezag van het Woord Gods.
Men zou kunnen menen, dat deze ambtsopvatting ons in verlegenheid brengt, omdat zij het onderscheid tussen het bijzondere en het algemene ambt niet voldoende laat uitkomen. Maar niets is minder waar. Juist door aan de ambtsdrager een plaats toe te wijzen binnen het priesterschap van alle gelovigen wordt het duidelijk dat hij niet boven de gemeente staat. Deze kan constateren of hij de zuivere leer brengt. En de nauwe relatie met de gemeente is ook een fundamentele zaak voor de arbeid in de gemeente. De ambtsdrager mag er op hopen, dat zijn werk terwille van het Woord erkenning zal vinden. Luther heeft bij dit alles vooral het oog gehad op de objectieve roeping, die van buiten af tot de ambtsdrager komt. Hij heeft veel minder aandacht gevraagd voor de innerlijke roeping, waarvan men later zou zeggen, dat zij onmisbaar is voor de dienaar zelf.
Deze gang van zaken is gemakkelijk te verklaren. Luther maakte kennis met tal van geestdrijvers, die zich beriepen op innerlijke roeping, die geen sterveling kon controleren. Ze voelden zich aangegrepen, kregen innerlijke stemmen en openbaringen, en konden geen preekstoel voorbijkomen, zonder dat ze er op wilden klimmen. Luthers conflict met de Dopers heeft hem op dit punt bijzonder gevoelig gemaakt.

Ambt en roeping
De roeping tot het ambt is voor Luther voornamelijk gelegen in de uiterlijke roeping. Luther kon zich van bijzonder krachtige uitspraken bedienen. Wij houden daar niet zo van. Maar Luther deinsde er niet voor terug. Deze rechtstreekse uitingen van zijn overtuiging hebben het voordeel, dat niemand kan twijfelen aan zijn bedoeling. In zijn geschrift over de Winkelmesse und Pfaffenweihe (Privaatmis en priesterwijding), schrijft Luther, dat het er op aan komt dat iemand zich houdt aan de ordening van God. De enige vraag die men in dit verband kan stellen is, of iemand zich houdt aan het bevel van Christus. „Ook al zou de duivel zelf komen (wanneer hij zo vroom zou zijn, dat hij dit wilde of kon doen): stel je voor, dat ik achteraf er achter zou komen, dat de duivel in het ambt was gedrongen, of dat hij zich had laten beroepen tot het predikambt in de gestalte van een mens, en hij zou openlijk in de kerken het evangelie hebben gepreekt, de doop bediend, het avondmaal gehouden, de zonden vergeven, en hij zou zulke ambtshandelingen en sacramenten als een dienaar hebben uitgeoefend en uitgereikt, naar het bevel en de ordening van Christus, dan zouden wij evengoed wél moeten aannemen, dat de sacramenten zuiver waren, dat wij de ware doop hadden ontvangen, het zuivere evangelie hadden gehoord, de ware absolutie hadden verkregen en het ware avondmaal van Christus hadden ontvangen." Men moet zich indenken, dat Luther deze dingen schreef tegen de priesterwijding van de roomse kerk. Maar tegelijk tegen de achtergrond van allerlei subjectivisme. In die situatie zegt Luther, dat het er op aankomt, dat de dingen geschieden naar het bevel en naar de orde van God. De doop is niet van ons, maar van Christus. Het Woord is niet van ons maar van Christus. Het ambt is niet van ons. Het is van Christus. Hij heeft het zo verordend en ingesteld. „Het is niet genoeg om te roemen in de Geest. Dat heeft God ook niet zo gewild. Wanneer iemand zegt, dat de Geest hem drijft, zulke mensen noemt Christus rovers." Tegen deze achtergrond verbaast het ons niet, mede gelet op Luthers manier van uitdrukking, dat hij van een innerlijke roeping als grond voor het ambt niet zo veel moet hebben. De volmacht van het ambt berust niet op deze innerlijke roeping. „De bereidheid en ook het bewustzijn dat men gezonden is, waardoor een christen komt tot het op zich nemen van een ambt, kunnen echt zijn, d.w.z., gewerkt door de Heilige Geest. Maar ze kunnen evengoed op een inbeelding berusten, die door de duivel is ingegeven. Ook dan, wanneer ze echt zijn, bieden zij in de aanvechting, die een christen aan zijn ambtelijke volmacht en roeping doet twijfelen, geen vaste grond. Juist in de aanvechting heeft daarentegen de beroepen ambtsdrager een onbedriegelijk teken en onderpand voor zijn ambtelijke volmacht nodig. Aangezien de innerlijke roeping (de vocatio interna) niet zonder meer vastgesteld kan worden en ook de zekerheid van de innerlijke roeping door de aanvechting tot wankelen gebracht kan worden, is het voor Luther onmogelijk de ambtelijke volmacht daarop te funderen" (W. Brunotte).

Luther eenzijdig?
We zijn welhaast geneigd om Luther van enige eenzijdigheid niet geheel vrij te pleiten. Maar we moeten zijn strijd niet uit het oog verliezen. Sommige uitspraken zijn gedateerd. Maar altijd legt Luther de volle nadruk op de roeping en het bevel van God, zoals deze objectief waarneembaar door een gemeente worden overgebracht. „De roeping en het bevel maken de dominee en de prediker". Het geeft niets zegt Luther, „dat zij voorwenden, dat alle christenen priesters zijn. Het is waar: alle christenen zijn priesters, maar ze zijn niet allen dominees. Want behalve dat hij een christen is en een priester, moet hij ook een ambt en een opdracht hebben om in een parochie te werken. En deze roeping en dit bevel maakt de dominee en de priester. Evengoed als een burger of een leek wel geleerd kan zijn, maar daarom is hij nog geen doctor, die in de scholen openlijk college zou kunnen geven of zich zulk een ambt zou kunnen aanmatigen. Alleen, wanneer hij ertoe zou worden geroepen." Luther heeft vanzelf er oog voor gehad, dat iemand ook innerlijk geroepen moet zijn. Maar wanneer een prediker zijn optreden alleen met een innerlijke roeping zou willen legitimeren, wijst Luther hem hartstochtelijk terug. Te veel heeft hij te maken gehad met deze gedrevenen, die wanneer het er op aankwam, niets anders deden dan de gemeente verwoesten. Luther noemt ze sluippredikers, geestdrijvers, die zich zonder bevel van God in de gemeente indringen. Ook onze belijdenis spreekt nog tegen zulke indringers. Men moet de tijd afwachten, dat men wettiglijk van de gemeente en zo ook door God geroepen wordt. Calvijn heeft deze gedachten, zij het beter genuanceerd, van Luther overgenomen. Tussen hem en Luther staat Bucer uit Straatsburg, waarover een volgende keer meer D.V.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1989

De Wekker | 12 Pagina's

Roeping tot het ambt (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1989

De Wekker | 12 Pagina's