Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waardering voor de Franse Revolutie? (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waardering voor de Franse Revolutie? (I)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Herdenking
Wie deze zomer met vakantie in Frankrijk komt, zal ongetwijfeld op de een of andere manier in aanraking komen met de herdenking van de Franse Revolutie, die dit jaar 200 jaar geleden plaats vond.
Het is, vind ook ik, terecht, dat in onze kringen dat jaartal wordt aangewezen als de markering van een nieuwe tijd, waarin steeds minder erkenning wordt gegeven aan de dienst van God in het openbare leven. Het was in Nederland vooral Groen van Prinsterer, die in de vorige eeuw sterk wees op het anti-christelijke in deze beweging. De woorden „Tegen de revolutie het Evangelie" hebben we aan hem te danken. Hij is ook de stichter geweest van de Anti-Revolutionaire Partij. Ook in ons land wordt aan die herdenking aandacht besteed.
Veel kleiner is de kans, dat u vorig jaar in Frankrijk iets gemerkt hebt van een daar toch werkelijk in het klein gevierd 50-jarig bestaan, nl. dat van enerzijds de verenigde Hervormde (Gereformeerde) Kerk van Frankrijk en dat van anderzijds het op zichzelf blijven staan van de Evangelische Gereformeerde Kerken, bekend staand als de EREI. En je zou je af kunnen vragen, wat die twee herdenkingen met elkaar te maken hebben.
Dat is in Frankrijk veel meer het geval dan wij in Nederland kunnen denken.
Om dat te kunnen begrijpen, moeten we ons even in de geschiedenis verdiepen. De Franse protestanten, de Hugenoten, hadden zeker evenveel eerbied voor hun vorst als de roomskatholieke landgenoten. Het „droit divin", het goddelijk recht van de vorsten, zat hun even hoog. Roerend zijn de oproepen tot trouw aan de koning door de martelaren soms geweest, die vielen door de wreedheid van diezelfde vorst. Calvijn heeft zijn vrienden altijd van wapengeweld tegen de vervolgers willen afhouden. Later lukte dat niet, ten dele doordat ook de Bijbel een recht tot weigering van gehoorzaamheid kent, ten dele doordat men ten uiterste getergd was.
Op school leerden we over het antigoddelijke karakter van de Franse Revolutie en dat bleek ook in die tijd meer en meer, maar aanvankelijk was er in 1789 in Frankrijk een sterke verwachting van verbetering. De koning zou eerst ook nog aanblijven. Hugenoten komen in de schoolboeken dan niet meer voor, maar ze waren er wel. Een zoon van de Hugenotenleider van die tijd, Paul Rabaut uit Nîmes, Rabaut St. Etienne geheten, was de afgevaardigde voor de „Grondwetgevende vergadering" in Parijs. Twee jaar daarvoor, in 1787, was het Edict van Tolerantie uitgevaardigd, dat alleen nog maar tot bedoeling had om de protestanten in de gelegenheid te stellen hun geboorten, huwelijken en overlijden te laten registreren, maar dat met gejuich door hen werd begroet. Wat was de koning goed voor hen!
Maar na de invoering van de nieuwe grondwet in 1791 kwam een andere tijd. De gematigde Girondijnen werden verdrongen door de fanatieke Jacobijnen; de Nationale Conventie zette de grondwet opzij en de koning werd onthoofd op de guillotine. Tijdens de „Terreur" van 1793 - 1794 werden ook de gematigde protestanten, waaronder Rabaut, gedood. Maar dat nam niet weg, dat het Franse protestantisme in 1787 en in 1789 eindelijk zijn vrijheidsdrang erkend heeft gezien. De Franse leus van „vrijheid, gelijkheid en broederschap" was, wat het eerste woord betreft, hun uit het hart gegrepen.

Volkssouvereiniteit
Een van de dingen, die voor ons het wezen van de Franse Revolutie uitmaken, is de leuze: „Geen god en geen meester!" De beroemde kathedraal Notre Dame in het centrum van Parijs werd de Tempel van de godin van de rede. De gedachten van Descartes, honderdvijftig jaar oud, kregen nu hun openlijke erkenning. De christelijke jaartelling werd afgeschaft. De zondag werd afgeschaft en de maand werd nu in drie perioden van tien dagen verdeeld. Een nieuwe tijd zou beginnen. Het heeft allemaal niet lang geduurd. Maar vooral in ons land was het later Groen van Prinsterer, die in zijn beroemde boek „Ongeloof en Revolutie" liet zien, dat het geweld van de terreur onvermijdelijk verbonden is aan een revolutionaire geest, nl. ten diepste een geest in de mensen, die zich van de heilzame geboden van God afkeert. De revolutie verslond haar eigen kinderen en dat is na die tijd dikwijls gebeurd. Het is waar, wat al dikwijls gebleken is, dat men het ene kwaad niet door het andere kwaad kan uitroeien.
Deze scherpe blik op wat er zich in Frankrijk had afgespeeld, heeft terecht het denken van vele christenen in Nederland in de vorige eeuw bepaald. De christelijke organisatievorm was onder andere een poging om het revolutionaire getij te keren. In Nederland is dat in hoge mate gelukt. De geestelijke opvolger van Groen van Prinsterer, Abraham Kuyper, werd leidsman van niet de „derde stand" in de zin van de gegoede burgers, maar van de „kleine luiden". Tegen de revolutie het Evangelie, die woorden van Groen van Prinsterer, werden door Kuyper uitgewerkt.
In Europa volgde de revolutie in het ene land na het andere. Maar in Nederland bleek het in 1918 nog mogelijk, een golf van Oranjegezindheid door het land te laten gaan, toen ook hier de revolutie leek toe te slaan. Troelstra werd op het Malieveld in Den Haag verslagen zonder terreur. Dat is al meer dan zeventig jaar geleden. Na die tijd zou er op allerlei andere manieren over revolutie gesproken en geschreven worden.
Maar in Frankrijk zelf? Het is waar, dat onze protestantse broeders en zusters van de achttiende eeuw in het zo afschuwelijk geplaagde Frankrijk weinig kracht hadden tegen de tijdgeest van toen, die hoe langer hoe meer de trekken ging vertonen van vrijzinnigheid, verlichting en liberalisme.
We moeten wel bedenken, dat de revolutie van 1789 geen socialistische of communistische revolutie was, maar een liberalistische. De zgn. derde stand bestond niet uit de arbeiders, want die waren (of hadden!) helemaal geen stand, maar de burgers.
De volkssouvereiniteit betekende geen democratie in de moderne betekenis van het woord, maar een opstand van de gegoede, zij het onderdrukte, burgers tegen de topklasse van de adel, verenigd rondom de koning, en van de geestelijkheid. Met dat laatste wordt tegelijk aangegeven, dat de Franse revolutie in haar kern anti-kerkelijk was.
Maar ja, diezelfde geestelijkheid had, samen met de koning en de adel, juist het protestantisme zo wreed vervolgd. Nu ging het antikerkelijke van de massa lijken op het hugenotenverzet tegen diezelfde onderdrukkende kerk. Dat de protestanten daar veel sympathieker gestaan hebben en nog staan tegenover 1789, moet men ten eerste verklaren uit het feit, dat zij nu eenmaal Fransen zijn, maar ook uit de ervaring, dat nu eindelijk de bevrijding daagde.
In een afsluitend artikel wil ik proberen iets te laten zien van de gevolgen van dit alles voor het kerkelijke leven in Frankrijk, zoals dat later zich ontwikkelde.

K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1989

De Wekker | 12 Pagina's

Waardering voor de Franse Revolutie? (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1989

De Wekker | 12 Pagina's