Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Herinneringen aan professor Leendert Strengholt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Herinneringen aan professor Leendert Strengholt

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op vrijdag 1 december begeleidden we professor Strengholt naar zijn „laatste" rustplaats in Heiloo. „We", dat wil zeggen: een eindeloze stoet van mensen die de familie volgden van de kerk naar de begraafplaats. In die stoet zagen we christendichters en -dichteressen, studenten en docenten van de VU, het bestuur van het Bilderdijkmuseum, hier en daar een prof. of een dominee, christelijke gereformeerde broeders en zusters - maar vooral talloze onbekende gezichten van mensen die op de een of andere manier een band hadden met professor Strengholt. We hadden nog veel van hem verwacht; hij is maar 58 jaar geworden.
We waardeerden hem om zijn voorname eenvoud, hadden hem lief om zijn beminnelijkheid en achtten hem hoog om het niveau waarop hij zichzelf en anderen met christelijke literatuur bezighield.

Revius en Huygens
Leendert Strengholt doceerde Nederlandse letterkunde van vóór 1770 aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde op de poëzie van Constantijn Huygens, maar profileerde zich in later jaren vooral als de Reviuskenner bij uitstek. Professor Strengholt had zich ten doel gesteld de christelijke poëzie van de 17e eeuw bij een groter publiek bekendheid te geven en hij deed dat op een manier, speels en ernstig, die velen aansprak. Die combinatie van ernst en speelsheid, geestelijk en geestrijk, past bij het karakter van de 17e-eeuwse dichtkunst. Huygens was ongelooflijk creatief: de beelden en woordspelingen tuimelen soms over elkaar heen. Revius' poëzie is „helder als zuiver bronwater', lyrisch, heel vaak puntig. Bij Revius vinden we de gereformeerde vroomheid op haar best: een diep doorleefde omgang met de Here, vol vertrouwen op zijn beloften en verkiezing, altijd vol verwondering.
Strengholt wist mensen te enthousiasmeren voor deze dichters. Toen hij op de Reviusherdenking (maart 1986) in Driebergen een rede hield over „Jacobus Revius, een gaaf en evenwichtig dichterschap", hing men aan zijn lippen. De Overijsselsche Sangen en Dichten hebben daarna een half jaar op mijn nachtkastje gelegen, als spannende bedlectuur. In december '86 schreef hij mij: „Laten we hopen dat het een beetje helpt deze christelijke cultuur levend te houden. Ik heb in de afgelopen maanden weer gemerkt dat Revius het doet bij mensen die onbevangen luisteren. Maar velen, ook onder hen bij wie je anders zou mogen verwachten (predikanten b.v.), kennen hem niet."
Over Revius schreef hij o.a. de bundel opstellen „Bloemen in Gethsemané", over Huygens hield hij lezingen voor de EO. Hij publiceerde veel in Woordwerk en het Ned. Dagblad, verzorgde bloemlezingen van Vondel, Hooft en Huygens, en zijn weduwe vertelde in de rouwdienst dat hij de laatste maanden werkte aan een uitgave van de poëzie van Jodocus van Lodenstein, de dichter van de Nadere Reformatie. „En hij was daar vol van." Daarop las mevrouw Strengholt een gedicht van Van Lodenstein voor: „Als God voor mij zorgt, zal ik dan niet zorgloos zijn?"

Kerkliederen
Professor Strengholt hield zich ook bezig met het kerklied. Hij was van 1977 tot 1983 lid van het Chr. Geref. Deputaatschap voor het kerkelijk lied. In die hoedanigheid heb ik hem leren kennen. De eerste keer dat ik hem ontmoette, was hij onze gast op een vergadering van de Ned. Geref. Gezangencommissie. Een jaar later was hij mijn contactpersoon met het Chr. Geref. Deputaatschap, toen dit bijbelliederen van mijn hand in hun bundel wilde opnemen. We ontmoetten elkaar in Haarlem en in de weken daarna belde hij regelmatig op om een wijziging in een couplet of een zin voor te stellen. Altijd hoffelijk. In die tijd begon onze (bescheiden) briefwisseling.
Professor Strengholt had, mét anderen, de bittere ervaring dat een bundel waaraan in opdracht en met geloofsenthousiasme gewerkt is, op kerkelijke vergaderingen kan teloor gaan.

De moeite kwam van twee kanten: „Er is geloof ik nogal wat principieel verzet tegen het aanvaarden van gezangen überhaubt," en: „Helaas zijn er nogal wat mensen die het Liedboek begeren en argwanend aankijken tegen al het andere." Toch heeft de afgewezen deputatenbundel waaraan Strengholt heeft meegewerkt, de weg bereid voor „Uit aller mond", de bundel die bezig is de gereformeerde gezinnen te veroveren; en voor de Chr. Geref. „Schriftberijmingen", al laboreert deze aan de beperktheid die met de naam van de bundel gegeven is.
Professor Strengholt dichtte ook zelf liederen. Zijn „O, Lam van God, door God gezonden" (Uit aller mond, 65), over het lijden van Christus in Gethsemané, is elders in dit blad afgedrukt. De eerste strofe is van Revius. Zijn nieuwe vertaling van „A toi la gloire" (U zij de glorie. Uit aller mond 88) zongen we bij zijn graf en ik moest denken aan wat hij mij eens schreef toen hij bezig was zijn eigen vertaling wat om te werken: „Ik heb in de 6e regel van de 3e strofe 'steun' door 'troost' vervangen. Daarmee is aansluiting gevonden bij een vroeger taalgebruik (17e-eeuws) dat de samenvoeging 'troost en toeverlaat' kende, en een m.i. zinvolle toespeling op zondag 1 van de Heidelberger als verrijking van de inhoud van de strofe opgenomen." Zondag 1 van de Heidelberger: „Wat is uw enige troost in leven en sterven? Dat ik het eigendom van Jezus Christus ben." Dat schoot me te binnen, zingend bij het graf van de dichter.

Christelijke kunst
Ik heb veel van professor Strengholt geleerd. Op de Reviusherdenking in 1986 waarschuwde hij ons niet geobsedeerd te raken door het eigen kunstenaarschap, wat er toe leidt dat je de kunst zelf belangrijker gaat vinden dan het object van de kunst. Er bestaat een enorme verzoeking voor schilders, hun liefde voor wat ze zien te veranderen in liefde voor het schilderen zelf, een proces dat uitloopt op algehele gerichtheid op de eigen persoonlijkheid en de eigen roem. Zo is het ook met de dichtkunst: ze moet het vehikel blijven van de boodschap die ze wil overdragen en geen doel in zichzelf worden. Wat Strengholt voor ogen stond was een synthese van een oprechte nederigheid coram Deo met een verfijnd vakmanschap, waarbij men met het mindere geen genoegen neemt, ook al is men bereid tot de erkenning, dat niet de klank maar de liefde doordringt tot in Gods oren. Revius' gedrevenheid geldt zijn boodschap, liever nog: de God die hem geroepen heeft boodschapper te zijn. Aan Hem wijdt hij, onder vele bezigheden, zijn dichterlijk talent en vakmanschap. (Het referaat is opgenomen in Woordwerk, nr. 15).

Wie zich door God geroepen weet, hoeft niet gewichtig te doen over zijn roeping; hij kan beter de Here volgen.
In januari '84 schreef Strengholt mij: „Het is jammer dat chr. poëzie of cliché-achtig is of gehuld in een modern gewaad waarvan de vorm niet altijd van dwingende noodzaak getuigt. Maar ook pogingen dienen gewaardeerd te worden. Ik vind nl. anderzijds, dat in het gesloten circuit van moderne 'heidense' schrijvers ook veel would-be-modern is, maar dat krijgt binnen de club dan al gauw niveau toegekend omdat de thematiek lekker ligt in de lijn van het moderne levensgevoel." En, in dezelfde brief, over christelijke cultuurdragers: „Een tekort aan cultuur, een tekort aan ironie, aan subtiliteit, te veel dominantie van dominee's. Laat ik er meteen bij zeggen: liever met Gods volk de cultuurwoestijn in dan blijven wonen in de paleizen van de Farao. In Revius' tijd waren de calvinisten veel meer door de 'humanistische' cultuur heengegaan; maar ook toen had de massa van het kerkvolk weinig begrip van literaire cultuur."
Liever met Gods volk de cultuurwoestijn in dan blijven wonen in de paleizen van de Farao: dat zinnetje was typerend voor Leendert Strengholt. Zo was hij, zo werkte hij. Hij zal de aarde beërven. Voorlopig zullen wij hem missen.
Wat voor heerlijke cultuur heeft God weggelegd voor wie Hem liefhebben?
Schrijf maar, zing maar - alles wordt nieuw!

Rijswijk (Z-H), Joh. H. Klein

O Lam van God,
door God gezonden

Bij Lukas 22:39-46

1 O Lam van God, door God gezonden,
o dienstknecht die uw Heer behaagt,
wij bidden: Maak ons rein van zonden.
Gij, die der wereld zonden draagt.

2 In diepe huiver neergebogen
waart Gij een worm die sterven moet;
de grond heeft gretig ingezogen
uw rode zweet, uw kostbaar bloed.

3 Waar was ons hart, waar die gedachten
van moed en trouw en kloek verweer?
Uw jongren sliepen, niet bij machte
één uur met U te waken. Heer.

4 Geen sterveling zal ooit doorgronden
de doodsnood die Gij hebt geproefd,
de helse angst die U doorwondde,
uw ziel, tot stervens toe bedroefd.

5 De beker van uw bitter lijden,
tot deze duistre nacht bewaard,
hebt Gij, Lam Gods, als God-gewijde
gewillig uit Gods hand aanvaard.

6 Zo tot uw offer plaats gekomen
hebt Gij met goddelijk geduld
de zware last op U genomen,
de toorn van God om onze schuld.

7 O Lam van God, door God gezonden,
o offer dat de Heer behaagt,
wij bidden: Maak ons rein van zonden.
Gij, die der wereld zonden draagt.

Tekst: L. Strengholt (1930-1989)
Melodie: De wet des HEREN (psalm 140)
Bron: Uit aller mond, 65

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1990

De Wekker | 12 Pagina's

Herinneringen aan professor Leendert Strengholt

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1990

De Wekker | 12 Pagina's