Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Prikkeling is nog geen bezieling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prikkeling is nog geen bezieling

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog maar kort geleden konden kijkers naar de EO getuige zijn van een vraaggesprek in de rubriek „Mag ik eens met u praten" tussen Feike ter Velde en professor dr. C. Graafland, theologisch hoogleraar voor de gereformeerde bond in de hervormde kerk aan de rijksuniversiteit van Utrecht. Wie het er voor over had wat later naar bed te gaan, zal aan dit late gesprek veel en bijzonder goede indrukken hebben overgehouden. Het was een indringend gesprek, waarin algemeen kerkelijke dingen aan de orde kwamen, maar waarin ook zaken in de persoonlijk-geestelijke sfeer aandacht kregen. Het persoonlijke getuigenis over zijn verbondenheid met de Here Jezus Christus, zoals de ondervraagde gaf, zal door veel kijkers als indrukwekkend zijn ervaren. Wat ook trof waren de ernst, de zorgvuldigheid en de evenwichtigheid waarmee professor Graafland de situatie in kerkelijk Nederland beoordeelde. Al kon daarover natuurlijk lang niet alles worden gezegd.
Waarom nu nog op dat vraaggesprek wordt teruggekomen? Omdat er één zaak in naar voren kwam, die misschien niet alleen bij mij maar bij meerdere kijkers is blijven hangen en die waard is er ook in deze rubriek nog eens aandacht aan te geven.
Toen het ging over de geestelijke ingezonkenheid die het kerkelijk leven in ons land vandaag kenmerkt, werd het verlangen uitgesproken naar een geestelijke opwekking, die weliswaar niet door óns kan worden bewerkstelligd, die alleen door de Heilige Geest van God in gang kan worden gezet, maar waartoe naar het oordeel van professor Graafland in elk geval wel voorwaarde is dat de prediking in onze kerken weer echt bezielend, indringend en overtuigend wordt. Vanwege de beperkte tijd moest het programma de kijker achterlaten met de vraag wat nu precies onder bezielende prediking moet worden verstaan. Je denkt er achteraf nog eens over na en je praat er met deze en gene nog eens over. Wat heet bezielend . . .
Het woord bezielen wordt in de grote Koenen aangeduid als opwekken, in geestdrift brengen, ook wel leven geven, kracht en moed opwekken.
Interessant zou zijn in ons land duizend trouwe kerkgangers uit de gereformeerde, gereformeerd-vrijgemaakte, christelijke gereformeerde, Nederlands-gereformeerde, hervormd-gereformeerde kerken en uit de gereformeerde gemeenten te laten antwoorden op de vraag wat zij onder bezielende prediking verstaan. Doen de termen waarin binnen deze kerken doorgaans over de prediking wordt gesproken, niet vermoeden dat voor velen alleen dan van bezielende prediking sprake is als de verkondiging met gloed en verve wordt gebracht, als de woorden en de beelden waarin de gedachten over het Evangelie op de gemeente worden overgebracht, getuigen van originaliteit en vindingrijkheid, als de verkondiger in staat is gevoelssnaren te raken die onder de „gemiddelde" prediking onaangeroerd blijven? Wat maakt prediking tot bezielende prediking? Is dat de levendige voordracht? Kan prediking die alle elementen van rechte prediking in zich heeft (Schriftuurlijk, exegetisch juist en praktisch op het leven van de hoorders toegespitst), maar die monotoon, bij wijze van voorlezing van een notariële akte wordt gebracht, toch bezielende prediking zijn? Als de presentatie gebrekkig is, de inhoud naar de Schriften is en uit de toonzetting voelbaar is dat de verkondiger zelf deelt in wat hij anderen voorhoudt, kan dan van bezielende prediking worden gesproken? Waardoor wordt prediking bezielend? Die vraag was en is op het protestantse erf, waar de zondagse preek zo zeer centraal staat, van de grootste actualiteit.

Veel ontrouw jegens de eigen kerkelijke gemeente, veel moeiten binnen sommige kerkelijke gemeenten, veel neiging om op zondag met één kerkgang te volstaan, veel vreugdeloosheid en eentonigheid in het kerkelijk en geestelijk leven van mensen, gaat terug op het feit dat de prediking niet als bezielend wordt ervaren. We weten toch hoe de praktijk van niet weinig kerkmensen is? Sommigen hebben hun ziel en zaligheid aan één bepaalde predikant verbonden. Nog altijd worden op zondag door mensen lange afstanden afgelegd om de man te horen, die in originaliteit, welsprekendheid en spitsvondigheid ver boven anderen uitsteekt. De acteur onder de dienaren van het Evangelie is ook nu nog bij velen favoriet. Voor die mensen is alleen dan van bezielende prediking sprake als de betoogtrant boeiend en prikkelend is, als dingen worden gezegd die heel treffend aansluiten op eigen levensgevoel, als flitsende en pikant geformuleerde gedachten inslaan, in gespannen verwachting van de volgende denkstoot. Maar prikkeling is nog geen bezieling. Voor het laatste is méér nodig. Geestdrift van de prediker en de werking van de Heilige Geest vloeien niet zonder meer samen. Geestdrift van de prediker kan, zoals een homileet het tegenover mij uitdrukte, wel functioneel zijn en tot het beoogde effect van de prediking bijdragen. Maar het is er niet afhankelijk van.
Sterker, het kan dat effect zelfs in de weg staan, namelijk wanneer de waardering voor de prediking blijft hangen in bewondering van de verbale potentie van de prediker. En dat laatste is o zo gevaarlijk. En een veel voorkomend verschijnsel, mogen we er wel aan toevoegen.

Zo was er aardigheid aan om naar de kerk te gaan...
'k Herinner mij van dertig jaar geleden een huisbezoek in Amsterdam, waarop uiteraard ook over het nut en de zegen van de prediking werd gesproken. Dat gebeurde nadat twee zondagen waren gepasseerd, waarop twee gastpredikanten in de gemeente waren voorgegaan, die in alle opzichten hemelsbreed van elkaar verschilden, behalve dan dat zij uit hetzelfde Woord spraken. De eerste, een toentertijd „vermaarde" legerpedikant, had de eerste zondag gepreekt over „Vrees niet, want zij die bij ons zijn, zijn talrijker dan zij, die bij hen zijn", woorden van Elisa tot zijn knecht, terwijl zij omringd waren door het leger van Aram. Over deze geschiedenis uit II Koningen 6 werd niet slechts gesproken, het gebeuren werd ook opgevoerd. Er werd niet alleen geluisterd maar ook gekeken. Men kreeg het voor ogen geschilderd, waarbij de verkondiger afwisselend de rol van Elisa en zijn knecht speelde, 't Was adembenemend stil in de kerk. Op het huisbezoek liet men er dan ook geen twijfel over bestaan: dat was het, zo moest het altijd kunnen, zo was er aardigheid aan om naar de kerk te gaan.
Over wat de daaropvolgende zondag te bieden had, was men minder enthousiast. Een wat oudere en aanzienlijk minder begaafde emeritus, die men alleen uitnodigde als alle andere mogelijkheden uitgeput waren, had gepreekt over: „Voorwaar Ik zeg u: wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, zal het zeker niet binnengaan" (Lucas 18:17). De presentatie was gebrekkig, de woorden en zinnen niet direct sprankelend, maar uit wat werd gezegd was wel duidelijk voelbaar dat de oude dienaar het geheim van dat „kindschap" zelf kende en doorleefde en dat hij maar één intentie had, namelijk om iets van dat geheim op zijn hoorders over te dragen. Maar dat was door de hoorders, met wie ik sprak, niet zo aangevoeld.
Ligt vooral in dit laatste niet het geheim van de bezielende prediking?

Het Woord moet opengaan, de verkondiger moet er achter staan en voor de gemeente moet voelbaar zijn dat de boodschap die wordt gebracht door de boodschapper zelf ook metterdaad is heengegaan. Daarin ligt allereerst de waarde van de prediking. Wat daar bij komt aan vermogen om het op treffende en misschien spectaculaire wijze te verwoorden, is niet onbelangrijk maar uiteindelijk toch slechts toegevoegde waarde.

Voor een geestelijke opwekking in kerkelijk Nederland is bezielende prediking een belangrijke voorwaarde, heette het in het EO-vraaggesprek. Men zou misschien ook van aanstekelijke prediking kunnen spreken, waaruit vonken overspatten die het hart van de gemeente in vlam zetten. Dat hoeft niet altijd een vonkenregen te zijn. Eén klein vonkje is soms ook al genoeg. De ellende is dat veel kerkmensen alleen maar vuurwerk willen zien.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1990

De Wekker | 12 Pagina's

Prikkeling is nog geen bezieling

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1990

De Wekker | 12 Pagina's