Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rijke armen en arme rijken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rijke armen en arme rijken

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Luk. 6:20b: Zalig, gij armen, want uwer is het Koninkrijk Gods. Luk. 6:24: Maar wee u, gij rijken, want gij hebt uw vertroosting reeds.

De zaligsprekingen zoals Lukas ze ons overlevert zijn hoekiger en roepen meer vragen op dan de zaligsprekingen zoals ze ons in Mattheüs 5 worden verteld.
Dat zit hem in de felle contrasten die we bij Lukas tegenkomen. Armen staan tegenover rijken, hongerigen tegenover wie nu overvloed heeft, wenenden tegenover wie lacht en de uitgestoten verachten staan tegenover de gevierde lui. Wie hier gaat vergeestelijken doet de tekst ongetwijfeld geweld aan. Daarom is hij ook zo hard en strijkt hij de natuurlijke mens tegen de haren in.
Maak er maar een vragenspelletje van, dan zie je het zo. „Wie is er gelukkig te prijzen, armen of rijken, enz.?" Niet zo moeilijk natuurlijk: de rijken enz. Voor hen is het leven immers een feest terwijl voor de anderen het niet meer is dan een groot jammer- en tranendal.
Maar naar de maatstaven van het evangelie hebben we deze quiz dan wel verloren. Armen, hongerigen, wenenden, uitgestotenen, zij zijn zalig, gelukkig te prijzen.
En dat komt omdat Jezus in het vooruitzicht stelt dat die rollen omgekeerd zullen worden. De rijken hebben hun heil gezocht en gevonden in hun rijkdom. Zij hebben hun vertroosting reeds. Maar als het gaat om het Koninkrijk van God zullen ze ledig worden weggezonden. En de armen, die het aan alles heeft ontbroken, zij zullen verzadigd worden en met goederen worden vervuld.
Het is met name in het evangelie naar Lukas dat Jezus zo scherp waarschuwt tegen het gevaar van de rijkdom. In de verschillende gelijkenissen die ons via Lukas worden overgeleverd gaat het met name daarom. Rijken zijn veelal gevangenen van zichzelf en de bodem waarop ze staan is hun eigen rijkdom. Ze zijn bezeten van geld en goed. Dat is hun leven. En ze worden getekend als mensen die gesloten zijn voor God en voor de naaste, vgl. de gelijkenis van de rijke dwaas en van de arme Lazarus.
Niet de rijkdom als zodanig is het kwaad, maar wat rijkdom met mensen doet, daar gaat het om. Relaties worden gestoord. De rijke man ziet de arme Lazarus niet. Hij heeft genoeg aan zichzelf. Geen God, geen medemens, maar wel rijk. Arm, zegt het evangelie. In het licht van Gods Koninkrijk onbestaanbaar.

En dan de armen. Zal ik ze nog tekenen? We komen ze in de bijbel herhaaldelijk tegen. In het nauw gedreven stakkerds. Door eigen schuld of door geleden onrecht aan lager wal geraakt. En vaak te beklagen omdat geen mens zich om hen bekommert.
Lazarus op de stoep van de rijke, dat was zo'n arme. Zijn naam is overigens veelzeggend: Lazarus, d.i.: God helpt, of: God is mijn hulp. Het gaat in de bijbel dan ook niet zomaar om de armen als zodanig die zalig geprezen worden. Maar armen hebben niets. Lege handen, geen grond om op te staan. Ze hebben alleen God nog. Maar dat is dan ook alles, zegt de bijbel. Met God kom je niet bedrogen uit, je wordt niet beschaamd. Daarom: zalig, gij armen, want voor jullie is het Koninkrijk Gods. Als we onze westerse wereld eens bezien in het licht van deze woorden, wat zou er dan klinken: zalig of wee? Moeten we niet een „wee u" vrezen als we zien dat alles ondergeschikt gemaakt wordt aan de machtige god van de economische groei? Daar wordt alles aan opgeofferd. Lucht, bodem en water kreperen eronder om over mensen maar te zwijgen. Als we ons eigen leven bezien in het licht van deze woorden. . . ?
Kun je als rijke nog wel zalig gesproken worden? Ja, zegt het evangelie, maar dan zal niet de rijkdom wat met je leven moeten doen, maar Jezus. Ook dat vertelt Lukas ons. De nu niet bepaald op edele wijze rijk geworden Zacheüs wordt een ander mens als Jezus in zijn leven komt. Zijn rijkdommen worden middelen om er de ander mee te dienen.
Hoe kan het ook anders? De weg van de armen is de weg van Jezus zelf. Hij heeft Zichzelf ontledigd en de gestalte van een dienstknecht aangenomen. Hij is te vinden bij de armen, hongerigen, dorstigen, naakten, gevangenen. Aan het kruis komen alle lijnen van zijn armoede samen. Hij had gestalte noch heerlijkheid. En, zeggen we er dan bij, het was om ons en onze zonden.
Als we dat werkelijk geloven betekent dat ook iets voor onze levenshouding en levensvisie. De armen in onze wereld komen in het vizier en de leegheid van de rijkdom op zich wordt doorzien. De vraag wordt dan niet: hoe houden we met elkaar onze eigen groei erin? Maar de vraag wordt: zou ik met alles wat ik heb misschien wat goeds kunnen doen voor wie niets heeft? Ik mag immers leven van Hem die zelf arm is geworden om mij rijk te maken met zijn Koninkrijk?
Rijken zijn niet te beklagen omdat ze rijk zijn zonder meer. Maar als dat de grond en de inhoud van hun leven is. En rijken zijn nu eenmaal bijzonder vatbaar voor dat gevaar.
En armen zijn niet zalig omdat ze arm zijn zonder meer. Maar als ze niets hebbend alleen maar alles verwachten van God. Dan zullen ze in die verwachting niet beschaamd worden. En armen zijn nu eenmaal bijzonder vatbaar voor de gave van het verwachtend uitzien.
Eén ding is zeker: als Jezus zeggenschap heeft in het leven van rijken en armen, dan doet dat wat in hun leven. De rijke wordt mens met een ruim hart voor God en een gulle hand voor de armen. En de arme vat moed omdat er hoop is op die God, die de arme zal redden, die om hulp roept, de ellendige, en wie geen helper heeft.
Bij God zijn alle dingen mogelijk. Zelfs dat een rijke „zalig" genoemd wordt. Maar dat hangt wel af van de vraag wat we met die ene arme hebben gedaan, Jezus, de Gekruisigde. En in Hem met alle armen die op onze weg komen.

Open onze oren
Heer, opdat wij horen
't roepen aan de poort. (Gez. 350:3b)

J. Groenleer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1991

De Wekker | 8 Pagina's

Rijke armen en arme rijken

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1991

De Wekker | 8 Pagina's