Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloven - in alle redelijkheid? (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloven - in alle redelijkheid? (I)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een aantal artikelen wil ik iets schrijven over de vragen van de verhouding van het moderne denken, zoals dat ten grondslag ligt aan het heersende wetenschapsbegrip, enerzijds en de denkende verantwoording van het christelijk geloof, de theologie, anderzijds. Daarbij zal ik vooral ingaan op gedachten, zoals die door mensen uit de Leidse theologische faculteit in de afgelopen jaren naar voren zijn gebracht. Die discussie cirkelt rond de vraag of en zo ja, in hoeverre we God kunnen kennen - in de volle betekenis van het woord. Ik concentreer me op Leiden, omdat wat daar aan de orde is me van het allergrootste belang lijkt voor de toekomst van de theologie in Nederland.
Men kan zich afvragen of zoiets wel in De Wekker thuis hoort. Als het zou gaan om iets dat van enkel theologisch belang is, zou het antwoord op die vraag wellicht negatief uitvallen. Maar dat is niet het geval. De discussie over de wetenschappelijke status van de theologie heeft alles te maken met het beeld van de werkelijkheid zoals we dat elders op het terrein van de wetenschap tegenkomen. Vanzelfsprekend - en daarom ook veelal onbewust - wordt aangenomen, dat binnen de ruimte van het rationaliteitsbegrip, waarop de wetenschap zich in „common sense" baseert, er geen mogelijkheid is om uitspraken over God te doen, die er aanspraak op kunnen maken waarheid te bevatten. God zou geen „voorwerp van wetenschap" kunnen zijn.

Wat verstaan we onder „rationaliteit"?
In het voorgaande is de term „rationaliteit" gevallen. Wat bedoelt men daarmee? Letterlijk vertaald betekent het: redelijkheid. Maar dat woord heeft toch een andere kleur. We hebben het over de „redelijkheid" van voorstellen in onderhandelingen. We noemen bepaalde verlangens: „niet onredelijk". Het woord „redelijkheid" hoort vooral thuis in het proces van geven en nemen in de maatschappij. Het betekent dan zoveel als: „je verstand gebruiken en niet meer vragen dan het haalbare".
De „redelijkheid" zoals die in het woord „rationaliteit" ligt uitgedrukt, wijst in een andere richting. We verstaan daaronder het proces, waarin de wereld steeds meer wordt „ontgonnen", dat is: veroverd door en onderworpen aan de menselijke rede, en wel met behulp van de wetenschap. Zij duidt dus niet zozeer op de manier waarop we met elkaar omgaan, maar op datgene wat kenmerkend is geworden voor de wetenschap en in feite voor heel onze cultuur. Dat die ontwikkeling, zoals die sinds de ontdekkingsreizen en de onderwerping van de koloniën, op allerlei manieren ook verbonden is met de opkomst van de moderne economie, het kapitalisme, noemen we hier alleen in het voorbijgaan. Ons interesseert hier, dat de wetenschap steeds meer in het kader van die rationaliteit komt te staan.
Kort gezegd: het denken - ook het wetenschappelijk denken - krijgt steeds meer het karakter van: bezinning over de kortste weg naar het doel, en dat is: de beheersing van de wereld, waarin wij leven.

De oorsprong van de wetenschap
De vraag is nu: wat is er in de loop der eeuwen met de menselijke ratio, de rede, gebeurd? Wanneer we teruggaan naar de Middeleeuwen, is de omslag in vergelijking met die tijd vrijwel compleet. Omstreeks 1200 komt in die Middeleeuwen de universiteit op. Het is de theologie, die de toon aangeeft. Immers - wat men ook wil weten, men ziet de dingen alleen in het rechte licht, als men ze vanuit God ziet. Staat er niet in Psalm 36: „Want bij U is de bron van het leven; in Uw licht zien wij het licht"?! Bij wijze van illustratie - maar in feite is het meer dan dat - verwijs ik naar de gotische kerken, waarin de lijnen van beneden naar boven lopen. Dat is ook de lijn van het leven: de hele aardse werkelijkheid stuwt ons boven zichzelf uit. De rede is erop aangelegd God te zoeken. Dat zoeken is niet vergeefs, want - zoals boven in de gotische kerken vensters zijn aangebracht, waardoor het licht rijkelijk naar binnen valt - zo deelt God de mens ook het licht, de genade mee met behulp waarvan die mens Hem kan zoeken.

Die Middeleeuwen zijn ook de tijd, waarin men godsbewijzen ontwerpt. De moderne mens kan daar vandaag alleen maar met gevoelens van vreemdheid kennis van nemen. Hoe komt men op de idee om met behulp van de rede vanuit de wereld het bestaan van God te bewijzen? Die verwonderde vraag van de laatste eeuwen laat er iets van zien, wat er met ons denken gebeurd is. Voor de mens uit de Middeleeuwen zat er in het denken, zoals God het ons gegeven heeft, een drang boven zichzelf uit. Als men een godsbewijs ontwierp, dan meende men waarlijk niet daarmee voor twijfelaars en godloochenaars onweerlegbaar te hebben aangetoond, dat God bestond.
Nee, het was veel meer zo, dat het geloof het verstaan zocht, zoals de grote Anselmus van Canterbury het formuleerde. Bemoedigd, gestimuleerd door het geloof waagde het denken God te zoeken met behulp van het instrument van de rede, in het vertrouwen, dat het niet anders kan of men moet wel de werkelijkheid van God - ook in de wereld van het denken - tegenkomen. En de vreugde was dan ook groot als het denken bevestigde wat het geloven reeds wist.
Dat vertrouwen heeft de stoot gegeven tot de ontwikkeling - niet slechts van de theologie, maar van de wetenschap in het algemeen! Elders in de christelijke wereld - in de Griekse en Oosterse Orthodoxie - was de ontwikkeling een andere. Daar betrok men het kerkelijk dogma vooral op de liturgie. Orthodoxie (= rechtzinnigheid) was daar gericht op de doxologie (= lofprijzing van God). Maar in feite was dat in het westen niet anders, zij het dat men zich niet beperkte tot de liturgie. In de godsbewijzen hoorde men wel degelijk iets van een lied. De lof van de eeuwige God, die we met ons denken ook mogen kennen, en zo: liefhebben - niet alleen met ons hart, maar ook met ons verstand.

Het is goed te constateren, dat geloven en weten hier - in de Middeleeuwen - nog op het nauwst met elkaar verbonden zijn. Er is geen sprake van een neerzien op een „subjectief" geloof, dat pover afsteekt bij de „objectieve" resultaten van de wetenschap. Die heilloze tegenstelling dateert pas van de laatste eeuwen. Overigens, laat er geen misverstand over bestaan: ik pleit er niet voor terug te keren naar de Middeleeuwen - al was het alleen al omdat er geen weg terug is. Maar een belangrijker reden is dat onze moderne vragen juist in de Middeleeuwen al zijn geboren, zelfs opgeroepen door de nauwe band tussen geloven en weten!

De moderne „rationaliteitsidee"
In de moderne „rationaliteitsidee" gaat men uit van het gegeven, beidend uit de ontwikkeling van het kind, dat het handelen voor het denken is uitgegaan. De mens ontwikkelt zijn verstand doordat hij zich moet handhaven, ingenieuze oplossingen heeft te bedenken voor allerlei problemen. Handelend - of beter: in een volstrekte eenheid van handelen en denken - verovert de mens zijn wereld en brengt die in kaart. Wordt de mens door mythologische angst - bijv. voor heilige eiken, of heilige koeien - gehinderd in het vrije en doelmatige gebruik van zijn verstand, dan is dat een rem op het ontginnen en beheersen van de werkelijkheid.
Omgekeerd - als de natuur niet goddelijk is, dan staat het de mens vrij die natuur te onderzoeken. Vaak verklaart men het feit, dat de moderne wetenschap heeft kunnen ontstaan in West-Europa uit het gegeven, dat de westerse mens in Genesis 1 en 2 (de ontgoddelijking van de wereld) een vrijbrief heeft gezien of zelfs een aansporing de natuur aan zich te onderwerpen - tot en met de moderne uitbuiting. Het is hier niet de plaats daarop in te gaan, maar wel teken ik aan dat op die gedachte de nodige kritiek is gekomen - het is nodig onderscheid te maken tussen wat er in Genesis 1 en 2 staat - de mens krijgt van God de opdracht Gods wereld zo te „beheersen", dat dat het karakter van een „bewaren" heeft - en de ontwikkeling van de moderne wetenschap, waarin de mens zichzelf als enige heer der wereld het recht toekent zelf de grenzen te bepalen, die hij in het onderzoek van zijn wereld aanhoudt. Hoe dan ook - deze ontwikkelingen hebben ertoe geleid, dat men bijvoorbeeld de schroom overwon om in lijken te snijden. Daaraan is het te danken geweest, dat de moderne medische wetenschap kon ontstaan, waarvan wij allen profiteren.
Alleen - het laat ook zien wat moderne rationaliteit is. In de eerste plaats: men gaat de werkelijkheid onderzoeken teneinde haar te beheersen. Dat is anders dan in de Middeleeuwen. Nu haalt men een mens uit elkaar - precies als een horloge - om te weten hoe het „werkt" en hoe men eventuele „mankementen" kan herstellen. Het denken gaat zich richten op resultaat, en verzelfstandigt zich ten opzichte van de aanbidding. Dat is met deze werkwijze en deze belangstelling gegeven - want in haar onderzoek treft de moderne wetenschap God niet aan. We zijn een eindweegs bij de middeleeuwse godsbewijzen vandaan!
Het gevolg is - een tweede karakteristiek van de moderne rationaliteit - dat alleen de resultaten van onze waarneming en de daarop gebaseerde conclusies kennis mogen heten. Het menselijk denken wordt de mogelijkheid ontzegd zich boven de wereld van de waarneming, van wat we kunnen zien en horen en meten, te verheffen. Het geloof komt in de reuk van onzekerheid te staan. „Geloven doe je in de kerk". De Engelse Verlichtingsfilosoof John Locke heeft geloof „een overreding van onze geest bij gebrek aan kennis" genoemd. Aangezien we geen kennis-op-grond-van-waarneming hebben aangaande God en het evangelie van Jezus Christus, vervalt - daarvan uitgaande - de mogelijkheid aanspraak te maken op wetenschappelijke betrouwbaarheid van de boodschap van de Heilige Schrift en onze daarop gebaseerde kennis van God.

Tot zover dit eerste artikel. Het is misschien goed aan het eind ervan met beide benen op de grond terug te keren - of beter: duidelijk te maken, dat we daar nog steeds staan. Anders gezegd deze gedachten bepalen ons denken veel meer dan we ons bewust zijn. Ze komen niet uit de lucht vallen, maar ze hebben diepe achtergronden en hebben ook hun uitwerking gehad in de wereld om ons heen, waarvan wij de invloed ondergaan en waarop wij zelf ook op onze beurt invloed uitoefenen. Ze bepalen in hoge mate onze blik op de wereld om ons heen - dè vraag is immers: „wat heb ik eraan?" Als we de wereld om ons heen vanuit deze oorsprong benaderen, is het niet vreemd, dat we God niet tegenkomen. We zijn hier - anders gezegd - bij één van de oorzaken van kerk verlating.

In een volgende bijdrage wil ik ingaan op de gedachten van enkele Leidse hoogleraren in de theologie, die menen het uitgangspunt van het moderne rationaliteitsbegrip verregaand te moeten accepteren, én van de emeritus VU-hoogleraar H.M. Kuitert, die dezelfde gedachte is toegedaan.

G.C. den Hertog

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1991

De Wekker | 8 Pagina's

Geloven - in alle redelijkheid? (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1991

De Wekker | 8 Pagina's