Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloven - in alle redelijkheid? (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloven - in alle redelijkheid? (II)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het verschijnsel theologie
In 1987 lieten drie docenten van de theologische faculteit in Leiden, t.w. H.J. Adriaanse, H.A. Krop en L. Leertouwer, een boek het licht zien onder de titel „Het verschijnsel theologie - over de wetenschappelijke status van de theologie". Het is een heel beknopt geschreven, goed doordachte studie, die bijzonder belangrijk is en - als de visie, die men erin uitdraagt, zich doorzet - grote gevolgen zal hebben voor de theologie beoefening in ons land. Op de eerste bladzijde al leggen zij hun kaarten op tafel: „Wij zullen kiezen voor wat zich grofweg laat aanduiden als de thans in westerse academische kringen gangbare wetenschapsconceptie" (9). En op de volgende bladzijde: „Een van de hoofd stellingen van dit boekje is, dat een wetenschap over God niet aan de gekozen maatstaf kan voldoen. Uitspraken over God zijn geen wetenschappelijke uitspraken. (. . .) Dogmatiek is dus naar de mening van de auteurs geen wetenschap." Dat is klare taal. Men aarzelt ook niet het in praktijk te brengen. Waar gewoonlijk de benaming „systematische theologie" aanduiding is voor zowel godsdienstwijsbegeerte als dogmatiek en ethiek, is dat sinds enige tijd in Leiden anders. Alleen de godsdienstwijsbegeerte heet systematische theologie; wat daarmee gezegd is over de dogmatiek laat zich gemakkelijk raden.
Het boek is geen bestseller geworden. Daarvoor is het toch te zeer voor vakgenoten geschreven. Maar het belang ervan reikt wijder. In essentie komt de strekking van het boek hierop neer. De schrijvers beginnen - na een inleidend hoofdstuk - met een overzicht van de ontwikkeling van de wetenschap door de eeuwen heen voor wat de waarheidsvraag betreft. De uitkomst is opmerkelijk. Men zou wellicht verwachten, dat we ten opzichte van de Middeleeuwen veel zekerder zijn van onze zaak. Immers - de wetenschap heeft grote delen van de wereld in kaart gebracht en onze kennis van de wereld en het heelal is indrukwekkend toegenomen. Toch is het resultaat negatief. Waar men in de Middeleeuwen van volstrekte zekerheid wist te spreken, kan men bij een moderne wetenschapper (Wesly) lezen: „Wetenschap is bij uitstek niet-zekere kennis" (29). Vandaar - concluderen de schrijvers - de verschillende, soms lijnrecht tegenover elkaar staande wetenschappelijke manieren om tegen de werkelijkheid aan te kijken. Er is bijvoorbeeld een marxistische geschiedenis wetenschap, maar ook een liberale benaderingswijze - en er is geen sprake van absoluut gelijk van de een of de ander. Het is goed dat vast te houden - we komen er op terug.

Vervolgens is de vraag natuurlijk: maar is er dan toch niet een manier om toch mensen in de wetenschap op één lijn te krijgen? Die vraag bekijken de schrijvers in hoofdstuk 5. In dat verband is „rationaliteit" een sleutelbegrip. De schrijvers gaan uit van de rationaliteit van het menselijk handelen. Men kiest uit alternatieven op grond van argumenten.
Opnieuw moeten we dat goed noteren. Duidelijk is dat de reikwijdte van het denken, voorzover het wetenschap mag heten, beperkt wordt tot een redelijke verantwoording voor het handelen. Waarom doe ik dit en niet dat? Daar heb ik argumenten voor. Maar waarom heb je die argumenten? Als we steeds verder terugvragen stuiten we op een grens, waar we geen antwoord krijgen (117). Dat moeten we dan ook maar niet doen - vinden de schrijvers. Laten we - omwille van de toekomst van onze wereld - het appèl van de Duitse filosoof J. Habermas horen om te komen tot een „communicatieve rationaliteit". Daarmee pleit Habermas ervoor in de samenleving met elkaar in gesprek te gaan, en op basis van een argumenteren in redelijkheid met elkaar een weg zoeken naar een leefbare toekomst voor onze bedreigde planeet. Laten we niet kiezen voor een „dogmatische", niet-controleerbare kijk op de wereld. De Duitse socioloog Max Weber heeft na de Eerste Wereldoorlog in 1920 al gewaarschuwd voor de „goden", die staan te wachten om onze wereld te gaan bepalen. Hij zag wellicht reeds de religieuze kracht en het fanatisme van het nationaal-socialisme. Welke gevolgen dat heeft gehad - dat hebben we in de Tweede Wereldoorlog gezien.

De prijs
Het wordt in het genoemde boekje alles koel en afstandelijk beschreven. Zo past het ook bij het huidige klimaat. Wie vandaag Gods geboden en beloften als gezaghebbend beschouwt voor onze cultuur, dus ook voor economie en politiek, loopt het gevaar op een hoop te worden geveegd met wijlen de ayatollah Khomeini. Niemand zal die vergelijking prettig vinden. Maar dat mag toch geen reden zijn om nu maar ons neer te leggen bij de heersende stemming in onze cultuur, en ermee akkoord te gaan, dat men over een „denkbeeldige God" spreekt - zoals overigens al de Gestapo in de Tweede Wereldoorlog tegenover een lid van de Belijdende Kerk in Duitsland. Als de theologie hier op ingaat heeft ze het recht uit handen gegeven om in het gesprek over de richting van onze cultuur het evangelie als gezaghebbend ter sprake te brengen.
In het vorige artikel hebben we een blik geworpen op de Middeleeuwen. Nee, er loopt geen weg daarnaar terug. Maar het zal duidelijk zijn, dat de gevolgen groot zijn, als het spreken over God op deze wijze naar de marge van onze samenleving verbannen wordt. Men spreekt met de joodse denker Martin Buber wel van een „Godsverduistering". Aan die term kleven nogal wat bezwaren. Maar als we er met prof. Berkhof onder verstaan, dat „het dogma van de autonomie van de mondige mens het licht van God verduistert", dan helpt ons dat wel degelijk om onze tijd te verstaan en het levens klimaat in zijn kern te peilen. De autonomie van de mondige mens - dat is: dat we als mensen heel goed zelf kunnen uitzoeken waar we heen moeten en wat goed is - is een dogma. Maar we houden vandaag toch niet van dogma's? Zeker - maar het zou wel eens kunnen zijn, dat dat ons dogma, ons ontwijfelbare uitgangspunt is! En het gevolg is dat we het licht van God verduisteren. In het vorige artikel heb ik verwezen naar de gotische kerken, waar van boven het licht naar binnen viel. Een verwijzing naar Gods licht, dat we op deze aarde niet kunnen missen. Met het „dogma" van de moderne rationaliteit bedekken we ramen, zodat we op klaarlichte dag - denk aan Nietzsches parabel van de „dwaze mens" - als blinden rondtasten - zonder het te beseffen.

Over „boven" en „beneden" - H.M. Kuitert
Wat Adriaanse c.s. koel vaststellen, is bij de emeritus VU-hoogleraar H.M. Kuitert nog een probleem. In zijn publikaties van de laatste tien jaar komt hij ergens in de buurt van Adriaanse c.s. uit. Ik denk in dit verband aan „Wat heet geloven?" uit 1977 en „De filosofie van de theologie" uit 1988. Men moet zich door zijn afstandelijke, emoties zoveel afschermende wijze van redeneren heen prikken. Kuitert kan zich nauwelijks aan de klem van de redenering van Adriaanse c.s. onttrekken als zij stellen, dat dogmatiek geen wetenschap mag heten. Terloops merk ik op, dat juist de wet op het Hoger Onderwijs van 1876 - waarbij de theologische faculteiten van de staatsuniversiteiten een „tweevoudige orde" ontvingen, namelijk de scheiding tussen algemeen toegankelijke wetenschappelijke vakken en kerkelijk-bevooroordeelde vakken als dogmatiek en praktische theologie - de aanleiding was voor de stichting van de Vrije Universiteit. Vanuit dezelfde achtergrond kennen nog altijd de VU, Kampen I en II en Apeldoorn een opzet van de theologische studie, waarin die opdeling tussen de wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke vakken principieel is afgewezen.
Kuitert probeert nog de dogmatiek als wetenschap te „redden". Hij pleit voor een toetsing van op ervaring gebaseerde „profielen" van God, „met behulp van daartoe dienende criteria". In dat laatste zit 'm de kneep. Welke criteria dienen ertoe uit te maken of de Islam dan wel de Kerk het juiste „profiel" van God presenteert? Nee, naar de Bijbel kunnen we volgens Kuitert niet verwijzen. Hij benadrukt dat ieder woord over „boven", dat is: over God en Zijn Koninkrijk, een woord van „beneden" is - dus: een menselijk woord, dat getoetst kan, mag en zelfs moet worden.
Waaraan? Aan de algemeen-menselijke ervaring. In de loop der tijd zijn er goden - Ba'al bijvoorbeeld - die het hebben moeten afleggen. De ervaring leerde, dat de pretentie dat Ba'al voor vruchtbaarheid zorgde, niet overeind gehouden kon worden. Sinds de uitvinding van de kunstmest is dat definitief verleden tijd, merkt Kuitert op. Maar waarom verdient de God van de Bijbel nog wel geloof? Nu, het enige wat daar van te zeggen is volgens Kuitert, is dat het geloof in God nog niet door de ervaring weerlegd is. Maar het is niet onmogelijk, dat dat in de loop van de geschiedenis nog gebeurt. Uiteindelijk zal er pas zekerheid zijn, echte kennis van God dus, wanneer God Zichzelf onthult. In het laatste der dagen.
Nog eens - bij Kuitert proef je bij tijden de ontzetting over wat hij voor juist houdt. Betekent het niet, dat we hier op aarde eigenlijk aan onszelf zijn overgelaten? Hij zegt ergens, dat we ons in gebed richten tot de God, die ons kan maken en breken - in de hoop, dat Hij ons zal maken en niet zal breken. Meer meent Kuitert niet te kunnen zeggen. Want - dat God ons heeft opgezocht in onze duisternis, er het licht heeft ontstoken, en wel precies doordat Hij Zelf mens geworden is, opdat wie Christus zou zien de Vader zou zien en kennen in Zijn genade en waarheid - dat kan geen aanspraak maken op wetenschappelijkheid. . . Inderdaad - er blijft niets over dan ontzetting, als ons verstand deze tijding van vreugde zou moeten afdoen als principieel onkenbaar, en we onze weg aan het eind van de twintigste eeuw zonder Hem zouden moeten gaan.

G.C. den Hertog

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1991

De Wekker | 16 Pagina's

Geloven - in alle redelijkheid? (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1991

De Wekker | 16 Pagina's