Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eenvoud(igheid), in het Oude Testament (Eenvoud(igheid) II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenvoud(igheid), in het Oude Testament (Eenvoud(igheid) II)

8 minuten leestijd

Met het begrip eenvoud(igheid) staat het in het Oude Testament anders dan in het Nieuwe Testament. In het vorige artikel zagen we, dat in het Nieuwe Testament het begrip eenvoud een positieve betekenis heeft.
Dat kan zo niet gezegd worden van het begrip in het Oude Testament.
Dat komt, omdat de Hebreeuwse woorden, die met eenvoud en de eenvoudigen in verband kunnen worden gebracht een wat andere betekenis hebben dan waaraan wij denken als wij het hebben over eenvoud en over eenvoudige mensen. (In het Hebreeuws pèti en soms ook toom.)
Dat we toch aandacht geven aan deze begrippen heeft mede zijn reden daarin, dat deze woorden in onze vertalingen soms worden weergegeven met eenvoudigheid of de eenvoudige( n).
De woordstam komt in het Oude Testament veel voor, vooral in de wijsheidsliteratuur van de bijbel, met name in de Spreuken.

Enkele teksten
Laten we een aantal teksten wat nader bekijken, dan komen we de betekenis van „eenvoud in het Oude Testament" wel op het spoor. In 2 Samuel 15:11 leest u in de Statenvertaling, dat er met Absalom vanuit Jeruzalem tweehonderd mannen meegingen en dan staat er letterlijk: „genodigd zijnde, doch gaande in hun eenvoudigheid, want zij wisten van geen zaak". De vertaling van het N.B.G. heeft het over genodigden, „die zonder argwaan meegingen en van de zaak niets afwisten".
Het woord, dat hier in de Statenvertaling met „eenvoudigheid" is weergegeven, ziet niet direct op ons begrip eenvoudig. Het woord heeft als grondbetekenis „volledigheid", het ziet op het „geheel en al" bij iets betrokken zijn. Zo kan het de vroomheid aanduiden: het in oprechtheid voor de Heere wandelen. Zo krijgt het ook de betekenis van het in onschuldigheid wandelen. Men doet iets in onbevangenheid waarbij men in het geheel geen verkeerde bedoelingen heeft. Maar daarom kan de zaak, waaraan men mee doet, wel grondig fout zitten. De mannen, die met Absalom meegingen, deden mee aan een opstand tegen de gezalfde koning, maar ze wisten niets van de boze toeleg van Absalom af. Ze gingen mee in hun argeloosheid, zonder opzet.
We vinden dit ook in 1 Koningen 22:34: een man spant de boog „in zijn eenvoudigheid" en raakt de koning van Israël, Achab, dodelijk. De man had helemaal niet de bedoeling om de koning van Israël neer te schieten. Hij legde in de strijd aan „zonder een bepaald doel" zegt de vertaling van het N.B.G. (terecht). Deze tekst treft u ook aan in 2 Kronieken 18:33. Het woord dat het dichtst bij „eenvoudigheid en bij de eenvoudigen komt, treffen we aan in de Psalmen en vooral in de Spreuken. Het woord wordt vertaald met slechten, eenvoudigen, onverstandigen en soms nog wel met een ander woord. Maar het gaat om een en hetzelfde woord.
Voorbeelden: Psalm 19:8: de getuigenis van de Heere schenkt wijsheid aan de eenvoudige; Psalm 119:130: de opening van Gods woorden geeft licht en het maakt de „eenvoudigen" wijs en verstandig. Psalm 116:6: „De Heere bewaart de eenvoudigen".
Spreuken 1:22: „Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen!" (Statenvertaling). De slechten zijn de eenvoudigen, maar dan gaat het om mensen, die de ware wijsheid zich nog eigen moeten maken. De vertaling van het N.B.G. heeft: „Hoelang zult gij, onverstandigen, het onverstand liefhebben?"
Het gaat dus niet om slechte, kwaadwillende mensen. Zoals ik al zei, het gaat om mensen, die gebrek hebben aan inzicht (al zien ze het zelf zo niet!); inzicht, dat hen vast doet staan en standvastig maakt; inzicht dat tien in het dagelijkse, praktische leven bewaart voor allerlei zonden en gevaren. Dus om mensen die de ware wijsheid nodig hebben.
De ware wijsheid is de wijsheid in de vreze des Heeren. Die wijsheid wordt aan „de eenvoudigen" aangeboden en geschonken in de wet en de woorden van de Heere (Psalm 19; 119; Spreuken).
Dit woord - „slechten", „eenvoudigen", „onverstandigen" - duidt een type mens aan, dat jeugdig en onbezonnen is, geneigd om overhaast en onnadenkend te handelen. De grondbetekenis van de woordstam, waarvan het woord „de eenvoudigen" is afgeleid, betekent „verleidbaar zijn", „open staan". Zo'n eenvoudige kan dus gemakkelijk dwaze en verkeerde dingen doen. Daarom heeft hij hulp en leiding nodig. De eenvoudige moet inzicht en wijsheid worden bijgebracht en hij moet die (aan)leren.
De „eenvoudige" is bijvoorbeeld een knaap, een jongeling, Spreuken 1:4; in 7:7: „een verstandeloze jongeling". Hij is „arm aan verstand", Spreuken 7:7; 9:4,16. Onbezonnen geraakt hij in het ongeluk. Spreuken 22:3; 27:12; naïef gelooft hij ieder woord. Spreuken 14:15. Hij is zelfs een dwaas. Spreuken 1:22, de afkerigheid van de „eenvoudigen" zal hen zelfs doden. Spreuken 1:32. Ze worden daarom opgeroepen om schranderheid te leren. Spreuken 8:5.
Tegenover de „eenvoudige" staat de schrandere, de wijze, de verstandige mens.
Het staat er met de „eenvoudigen" gelukkig niet hopeloos voor.
Ze kunnen aanleren. Ze kunnen en moeten opgevoed en gevormd worden. Ze kunnen praktische levenswijsheid opdoen. Dat gaat niet zonder Gods Woord en de wijsheid, die de Heere in Zijn Woord aan de „eenvoudigen" aanreikt. Het is noodzakelijk, zelfs levensreddend naar deze woorden van wijsheid, uitgesproken door wijzen, die de Heere vrezen, te luisteren en zich die wijsheid eigen te maken, opdat men zelfstandig vanuit deze wijsheid het leven kan leiden en vullen.
De „eenvoudigen" zijn dus geen slechte mensen in de betekenis zoals wij die kennen. Slechte mensen zijn voor ons boosdoeners. Ze storen zich doorgaans niet aan God en gebod. De „eenvoudigen" moeten gevormd en opgevoed worden. Ze moeten met inzicht en wijsheid in het leven leren staan. Ze zijn dikwijls nog onbezonnen, soms zelfs onnozel.
De wijsheid in en van het Woord van God richt zich dan ook vooral tot de jonge generatie. De Spreuken dienen om wijsheid en tucht te verkrijgen, om verstandige woorden te verstaan, om de tucht aan te nemen, die verstandig maakt, gerechtigheid en recht en rechtschapenheid, zie Spreuken 1:1-4.

Onze opvoedings- en vormingstaak
Het is van levensbelang, ja het heeft met de eeuwige toekomst van de (jonge) mensen te maken, dat ze bijtijds leren luisteren naar de wijsheid. De jonge mensen moeten vroeg tot de vreze des Heeren komen en zich daarin laten vormen. Hier ligt de KERN van de opvoedingstaak van de ouders van hun kinderen en van de kerk van haar jongeren. Goede catechese is ongelooflijk belangrijk. Daarvan moeten de predikant én de ouders én de jongeren doordrongen zijn.
Hoe nodig is het ook, dat degenen die opvoeding en vorming geven, zélf zich voortdurend oefenen in de vreze des Heeren, in de woorden van wijsheid, in de verborgenheden van het geloof.
Dan worden we gevormd tot eenvoud in die positieve betekenis van het woord, zoals we die tegenkwamen bij de eenvoudige christenen uit het Nieuwe Testament.
Het Oude Testament weet ook te spreken van de bewaring door de Heere van de eenvoudigen.
„D'eenvoudigen wil God steeds gadeslaan" zingen we met de (oude) berijming van Psalm 116. Hier zijn de eenvoudigen de mensen, die het van de Heere verwachten. In elk opzicht. Voor heel hun leven. Ze weten zich van Hem afhankelijk. Ze eren Hem door Hem nodig te hebben. Zulken hebben de belofte van de bewaring en de bescherming door de Heere. De Heere ziet graag op zulke mensen neer.
Het gevaar is, dat we de jonge generatie te snel mondig verklaren. Niet alle mondigheid en volwassenheid is bijbelse mondigheid en volwassenheid. Als het een mondigheid en volwassenheid is, waarin men naar de Heere en Zijn Woord niet vraagt, als men niet wenst te luisteren naar de woorden van de wijzen, dan valt er van zo'n mondigheid weinig tot niets te verwachten.
Het is moeilijk om vandaag een godvrezende opvoeding te geven. Ook onze kinderen krijgen te maken met een tijdgeest van opstandigheid, revolutie en afkerigheid. Wat komt er een brute vijandschap openbaar in de popmuziek. En wat staan de jongeren er voor open. Wat zijn ze nog verleidbaar!
Het vraagt veel om naast de jongeren te gaan staan als opvoeders en vormers. Het kan, wanneer we zelf eenvoud geleerd hebben in het geloof en zelf de Heere oprecht mogen vrezen. Dan hebben ouderen de jongeren lief, al liggen ze soms erg dwars. Er is een spontane, vormende omgang tussen jongeren en ouderen mogelijk. De Schrift reikt ons gouden grondregels aan voor opvoeding en vorming tot wijsheid en christelijke mondigheid in een tijd van een ontstellende geestelijke verwarring en verarming en afval.
Wie in het Woord zijn en haar kracht en wijsheid zoekt, zal die zeker vinden. We erkennen dan ook eigen tekorten en falen, eigen gebrek aan wijsheid en we brengen dat alles bij de Heere. En na schuldbelijdenis en gebed om kracht, hulp en wijsheid mogen we elke dag opnieuw beginnen. Het leven met en bij Gods Woord draagt ons door tijden en jaren heen. Er gaat een enorme, vormende kracht van uit. En hoe meer we gevormd worden en geestelijk groeien, hoe meer we komen tot de ware eenvoud: het hart gericht op het Woord van de Heere en de Heere van het Woord.
Het hart openstaand in liefde voor de jongeren (en ouderen) om ons heen.

J. Jonkman

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1991

De Wekker | 8 Pagina's

Eenvoud(igheid), in het Oude Testament (Eenvoud(igheid) II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1991

De Wekker | 8 Pagina's