Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geef elkaar het voordeel van de twijfel...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geef elkaar het voordeel van de twijfel...

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zo'n zeventig ambtsdragers waren op zaterdag 8 februari bij elkaar gekomen in de kerk van Rijnsburg om ook in classicaal verband nog eens na te denken over wat de verschillende geestelijke stromingen binnen onze kerken bindt en scheidt. Meerdere malen zijn daaraan landelijke conferenties gewijd geweest. De najaarsvergadering 1991 van de classis 's-Gravenhage besloot om er ook regionaal nog eens over door te praten.
Het daartoe aangewezen comité nodigde prof. dr. W.H. Velema uit om de broeders tot hun onderlinge bezinning in te leiden met een referaat over de vraag welke uitgangspunten kenmerkend moeten zijn voor prediking en pastoraat binnen onze kerken. Hoewel de binnenkerkelijke verhoudingen door méér dan alleen vragen rond prediking en pastoraat worden bepaald, kan wel worden gezegd dat veel van wat spanning en moeite geeft, teruggaat op de prediking, op de vraag hoe er moet worden gepreekt. Veel geestelijke vervreemding van elkaar is daarop terug te voeren. Kansels die voor sommige dominees „vergrendeld" zijn, hebben daarmee alles te maken.

Wat al direct positief kon worden genoemd was, dat alle „denkrichtingen" en geestelijke „belevingspatronen" die onze kerken kennen in de classicale samenkomst vertegenwoordigd waren. Dat hield in elk geval de belofte in van een bezinning, waarin alle structuren van geloofsbeleving, zoals we die onder ons kennen, tot gelding zouden kunnen komen. De inleiding van professor Velema reikte daarvoor alles aan.

Het „ja" zeggen op de uitnodiging was hem niet zo gemakkelijk gevallen. Maar de geestelijke eenheid binnen de kerken ging hem toch ook weer zo ter harte dat „neen" zeggen onmogelijk was geweest. Het was geenszins de bedoeling, op welke manier dan ook maar, te polemiseren. Het moest er om gaan dat wat voor prediking en pastoraat wezenlijk is, aan de broeders voor te leggen, met de bedoeling een gesprek op gang te brengen.

Het ABC van de christelijke gereformeerde prediking
Waarom is er onder ons zoveel onduidelijkheid en verwarring? Met deze vraag zette de inleiding in. En het antwoord was niet onduidelijk: we kennen niet meer (zo goed) het ABC van de christelijke gereformeerde prediking, van het christelijk gereformeerd zijn. Als het om dat ABC van die prediking gaat, wordt niet gedoeld op de technische kant van de preek, op de vraag dus hoe een preek in elkaar moet zitten, maar op wat vanuit Schrift en belijdenis in de prediking aan de orde moet komen.
Op de inhoudelijkheid dus. En wat voor de prediking geldt, geldt evenzeer voor het pastoraat, want die twee zijn niet van elkaar te scheiden. Waarom gaat het dan ten diepste in de prediking? Dat het Woord wordt uitgelegd en toegepast, met twee noties als spits: a. dat mensen door het Woord en door de Heilige Geest moeten worden wedergeboren, bekeerd moeten worden en b. dat zij geestelijk, in de kennis van de geloofsgeheimen, mogen groeien. Die twee brandpunten moeten aan de orde komen. En dan mag en moet de gemeente daarbij worden benaderd en worden aangesproken als belofte- gemeenschap, op basis dus van de beloften die de Here God vanuit het met de gemeente van Jezus Christus gesloten Verbond heeft gedaan. De gemeente is Verbondsgemeente en op dat voorrecht moet zij in ernst en liefde worden aangesproken. En als - wat wel voorkomt - er ook ongedoopte mensen in de kerk zouden zijn, moeten die op heel bijzondere manier in de prediking worden benaderd.
De prediking moet reformatorisch zijn. Dat is ze, als die twee zojuist genoemde brandpunten de prediking bepalen. We weten en ervaren dat de Nadere Reformatie de prediking sterk heeft beïnvloed, door een sterk accent op de bevinding te leggen, op de vraag hoe het heil zich in het leven van Gods volk uitwerkt en met welke geestelijke ervaringen dat bij Gods kinderen gepaard gaat. Tussen Reformatie en Nadere Reformatie kon de referent echter geen tegenstelling zien. De laatste is een nadere uitwerking van de eerste, hoe verschillend men over verschillende zienswijzen misschien ook kan denken.

Trinitarisch
De vraag waarom het in de prediking inhoudelijk gaat, kan men onder twee gezichtspunten uitwerken: a. wat de Here God van zijn kant zegt en b. wat daarop door de gemeente moet worden geantwoord. Wat het eerste betreft: de verkondiger die in de prediking over God spreekt, zal dat Trinitarisch moeten doen. Het werk van een Drieënige God zal moeten worden verkondigd, hoe moeilijk het ook is om dat grote geheimenis in menselijke woorden te vatten. De naam en het werk van Vader, Zoon en Heilige Geest moeten worden genoemd. De naam van de Vader als onze Schepper en Verlosser, tegen wie wij hebben gezondigd en aan wiens schepping wij ons, niet het minst ook in onze tijd, op een verschrikkelijke manier bezondigen. De naam van de Zoon, die het verlossende werk heeft gedaan door het offer dat Hij bracht. De gemeente moet kennis hebben van de Middelaar. En de naam van de Heilige Geest die in ons wil wonen en die ons het heil toeëigent.

Verkondiging van het werk van God is verkondiging van een Drieënige God. Men kan het ook zo zeggen: de realisering van het heil dat God voor zijn volk heeft bereid, geschiedt in een heilige coöperatie tussen Vader, Zoon en Heilige Geest. Schriftuurlijke prediking is voorts prediking van Wet en Evangelie. Zonder Wet leert een mens zichzelf niet kennen. Wetsprediking is nodig voor de onthulling van onze zondige aard, van ons zondaar zijn. De inleider stond er niet op dat dit laatste in elke preek altijd even sterk tot uitdrukking wordt gebracht, maar in de prediking horen de elementen Wet en Evangelie bij elkaar

De drie stukken
Als we spreken over de prediking dan is er ook de mens voor wie het Evangelie bestemd is. Niet die mens staat in de prediking centraal, maar hij is er wel voorwerp van en daarom zijn begrippen als bevinding, beleving en ervaring voor wie over de verkondiging van Gods heil spreekt, volstrekt legitiem. Opmerkelijk is dat we in allerlei verbanden van de samenleving vandaag veel horen spreken over ervaring, waarbij soms zelfs van spirituele ervaring wordt gesproken. Wie over de ervaring van Gods kinderen spreekt is bijbels legitiem bezig. Denken we alleen maar aan de psalmen.
Daarin gaat het weliswaar niet alleen over menselijke ervaring; er zit ook Goddelijke openbaring in, maar er wordt toch sterk in beschreven en bezongen wat er in hoofd en hart van Gods volk omgaat. Het geheim van christelijke gereformeerde prediking is dat ook de ervaring er een plaats in krijgt. En als dat gebeurt, komen daarin de drie stukken van de Heidelbergse Catechismus, verlossing, ellende en dankbaarheid, als het goed is tot gelding.

Na de tussenzang volgde de toepassing
Hoe moet je dat als predikant 's zondags doen? Op dit punt is er onder ons verschil. Er is de stelling dat met opening en uitleg van de Schrift kan worden volstaan. Anderen zijn van mening dat uitleg van de Schrift niet zonder de praktische uitwerking in vorenbedoelde zin kan. De preken van vroeger waren op dit punt in die zin zonder probleem, dat voor de zogenaamde tussenzang uitleg van de Schrift werd gegeven, terwijl na de tussenzang de toepassing volgde. Dan ging het over de vraag hoe God een mens bekeert en de „waardering" die een preek kreeg, werd vooral bepaald door de inhoudelijkheid van die toepassing. Toen gold en ook nu geldt, dat de prediker recht moet doen aan de tekst door verantwoorde uitleg. Hij zal de Trinitarische geleding van het Woord moeten laten spreken.
En dan zijn er in het Woord van God onderwijzende teksten en teksten waarin menselijke emoties aan de orde zijn.

Hebt u de sleutel bij u?
Voorts moet de prediking breed en wijd zijn, het leven in zijn volle werkelijkheid omvattend. In de prediking èn in het pastoraat (de inleider wees predikanten en ouderlingen hier op hun gezamenlijke plicht) moet worden ingegaan op vragen als: hoe komt men tot geloof? - hoe kan een mens in het geloof standhouden? (er zijn altijd wel strijd, weerstanden, ongeloof, twijfel, bijzondere verleidingen en wat al niet meer) - hoe wordt een mens uit de diepte opgehaald? - mag er in het leven van de gemeente geestelijke groei zijn? - hoe dienstbaar is men aan de wereld, een roeping die men niet mag verwaarlozen? Er zou meer te noemen zijn. De catechismusprediking biedt alle ruimte om op deze en andere dingen leerstellig en praktisch in te gaan. En dat moet dan spiritueel gebeuren, waarbij ons geestelijk leven met een kleine g gevangen wordt gelegd onder de Geest met een grote G. Gevoelens van mensen mogen in prediking en pastoraat best eens aan de orde komen. Weten we daarmee als ambtsdragers om te gaan?
Met wisselende accenten moet de (in bewogenheid) en Koninklijk (de heerschappij van Jezus Christus over ons leven verkondigend) zijn. Prediking moet gericht zijn op het Koninkrijk Gods een gedachte die in de confessie te veel ontbreekt). De inleiding sloot af met de opmerking dat prediking bediening is van de sleutelmacht. Dat is een gegeven van diepe ernst. In de prediking gaat de deur open of dicht. „Hebt u de sleutel bij u?" vroeg een ouderling eens aan de dienstdoende predikant. In die vraag ligt eigenlijk alles besloten. Wie deze vraag goed verstaat, kent het ABC van de christelijke gereformeerde prediking, aldus professor Velema.

Hartelijke instemming
Wie in de lunchpauze naar de onderlinge gesprekken luisterde, had de neiging om de discussie, die voor de middaguren was gepland, overbodig te vinden. Er was opmerkelijke éénstemmigheid in de waardering van wat in de morgenuren was gezegd. Zo was het en zo moet het zijn en zo moet het blijven. Als prediking en pastoraat voldoen aan de voorwaarden die in de ochtendbijeenkomst vanuit de Schrift en de confessie passeerden dan moeten er binnen onze kerken andere dan fundamentele en principiële dingen zijn die scheiding maken.
Of zou het kunnen zijn dat hartelijke instemming met alles wat aan noties voor een rechte prediking naar voren kwam, nog niet betekent dat er in de pastorale praktijk en in de prediking ook werkelijk mee wordt omgegaan op een manier die de werkelijke bedoeling en de noodzakelijke diepte van de noties raakt? Is het misschien zò, dat van dit laatste veel méér dan wij misschien denken sprake is, maar dat de wijze waarop het allemaal wordt verwoord ons voor elkaar onherkenbaar maakt.

Noodzakelijke ontmoetingen, aanwijsbare eenzijdigheden, eerlijke weging van woorden
De weergave van wat in de verschillende discussiegroepen aan gedachten was uitgewisseld, wees drie dingen uit. Allereerst dat ontmoetingen als deze nodig zijn om niet nog verder uit elkaar te drijven. Er was broederlijkheid en welwillendheid om naar elkaar te luisteren. Er was ook eerlijkheid - 't zou onder ons niet anders mogen zijn - om te zeggen wat men vond, zonder dat bij wie dan ook maar van ongepaste opwinding sprake was. Wat in de tweede plaats duidelijk werd was, dat bij eerlijke toetsing van de wijze waarop binnen de verschillende geestelijke stromingen met de noties van het Evangelie in prediking en pastoraat wordt omgegaan, er eenzijdigheden en tekorten aanwijsbaar zijn waarop we ons moeten willen laten bijstellen.
Als men stelt, dat dit altijd en allereerst van Bovenaf zal moeten gebeuren dan is dat waar, maar binnen de gemeente van Christus hebben we ook opzicht over elkaar. Als dat opzicht in liefde, broederlijkheid en vertrouwen wordt uitgeoefend, kan daarvan heilzame invloed op ons totale kerkelijke leven uitgaan. Voor wie in de groepen goed luisterde, was een derde conclusie dat we moeten leren om elkaars woorden, waarmee we geestelijke noties proberen uit te drukken, op een juiste manier te verstaan, het goede en de werkelijke bedoeling er uit op te pakken en er op Christelijke manier aansluiting bij te zoeken. Ik mag dat misschien met één voorbeeld uit de groep, waarvan ik deel uitmaakte, duidelijk maken.
Daar viel de vraag of een groot aantal avondmaalgangers in een gemeente positief moet worden gewaardeerd of dat een gering aantal vierders eerder op een gezondere geestelijke welstand van een gemeente wijst. „Het ligt er tussenin", merkte een broeder op. Daarbij viel de onder ouderen nog wel eens gebruikte uitspraak: „als het op het heilig avondmaal komt, kan men wel een kerkelijk recht tot viering hebben, maar men zal om het te kunnen en te mogen doen ook een Goddelijk recht moeten hebben". In de omgang met elkaar - zo die er nog mag zijn - klappen sommigen bij zo'n uitspraak misschien dicht. Wat is dat nu weer voor zwaardoenerij. Zeg zoiets niet, maar weeg de werkelijke bedoeling ervan, namelijk dat avondmaalsviering nooit automatische waarneming van een kerkelijk verkregen recht kan zijn maar het gevolg is van eerbiedig verlangen om tastbaar bevestigd te zien wat men uit het Woord heeft leren geloven. Zo is het ook als het woord bevinding valt. Zo moet men ook de woorden wegen als in een groep als de mijne de opmerking valt: „veel preken beginnen bij Abraham (de belofte) in plaats van bij Adam (onze verdoemelijkheid)". Wat wordt daarmee ten diepste bedoeld? In eigen woorden weergegeven dit: dat men nooit echt blij kan zijn over de belofte van Gods heil in Christus als niet 1 diep wordt beseft waarvan men verlost moest worden. Het is voor een deel een kwestie van elkaar willen (leren) begrijpen. Naar de andere kant zou er méér vertrouwen mogen zijn dat een p meer eigentijdse verwoording van deze dingen niet hoeft te betekenen, dat het wezen van de zaak ontbreekt.

Men mag zijn voorkeur hebben
Maar welke mogelijkheden zijn er om méér en gerichter met elkaar over deze dingen te praten, elkaar te corrigeren en te stimuleren als het op het verstaan van de heilige dingen aankomt? Bekijken we die vraag vanuit de ambtelijke verantwoordelijkheid dan is de eerste weg het luisteren naar de Woordverkondiging en het spreken daarover met elkaar vanuit het toezicht op de prediking dat tot de taak van de ambtsdragers behoort. We zullen in onze kerken de moed moeten hebben om de vicieuze cirkel van de bestaande beoordelingsschema's, de historisch gegroeide en stelselmatig in stand gehouden vooroordelen, de t al te selectieve uitnodigingsschema's als het op andere dan de geestverwante voorgangers aankomt, te doorbreken en elkaar op zijn minst het voordeel van de twijfel te gunnen Men mag zijn voorkeur hebben, maar voor een groot aantal predikanten gesloten kansels zijn een vorm van kerkelijke censuur, die alleen bestaansrecht heeft als prediking beneden of bezijden de norm van Schrift en Belijdenis blijft. En dat dient dan ook nog genoegzaam te worden aangetoond. Onbevangen naar elkaar leren luisteren en er met ontvankelijkheid voor elkaars gedachten en n woorden bij het licht van de Schrift over spreken, dat is de eerst aangewezen weg. Daarvan is n onder de zegen van God iets te verwachten, n Misschien moet daarbij wel de vraag worden gesteld of we als ambtsdragers over voldoende kennis, inzicht en communicatief vermogen belt schikken om dat op een goede manier te doen. Dat was dan een vraag waarmee iedere deelnemer aan de conferentie van 8 februari in elk geval naar huis kon, bij alle goeds dat de bezinning s verder had geboden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1992

De Wekker | 8 Pagina's

Geef elkaar het voordeel van de twijfel...

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1992

De Wekker | 8 Pagina's