Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

1892: om het beginsel van 1834 (Herdenken III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1892: om het beginsel van 1834 (Herdenken III)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Laat de geschiedenis zelf het zeggen
We stellen, dat ten diepste bij alles wat er in 1892 aan de hand was, zeker aan de kant van degenen, die besloten om met de Vereniging niet mee te gaan, de vroomheid in het geding was. Om de ware vroomheid ging het. De vorige keer zagen we dat die vroomheid verschillende karakteristieke aspecten heeft, al naar gelang men ze ontmoet bij verschillende leiders. Willen we recht doen aan het verhaal, dan moeten we beginnen bij het begin.
Het hangt samen met het feit, dat in 1886 onder leiding van dr. A. Kuyper de Doleantie plaats vond. Kuyper was een eersteklas strateeg. Hij was geniaal in het ontwerpen van plannen, in het tekenen van de grote lijn, waarlangs naar zijn gedachten de reformatie van de kerk zou moeten plaats vinden. Reeds in de jaren zeventig schreef hij aan Groen van Prinsterer, dat zijn besluit genomen was: de kerk zou grondig moeten worden vernieuwd. Aan de vrijzinnigheid zou een halt moeten worden toegeroepen. De beslissing was daartoe gevallen, maar de uitvoering ervan werd nog uitgesteld, met het oog op het veilig stellen van de kerkelijke goederen. Op 19 september 1872 schreef Kuyper aan Groen:
„Thans moet ik eerst onze Kerken en fondsen nog in veiligheid brengen. Daaraan ben ik bezig. Doch eer dit in zulk een lichaam als onze Gemeente gereed is, moet er veel gesproken, geschreven, georganiseerd. Mijn plan is de breuke te vertragen, tot alles in gereedheid is.. .Tegen deeling van het Kerkelijk Goed zal ik me niet verzetten, mits men ons in de breuke steune. Daarna zal de hereeniging met de Gescheidenen van zelf komen."
Kuyper meende de zaken goed in handen te hebben. Maar zijn voorzieningen bleken niet afdoende te zijn geweest. In 1886 raakte hij de leiding der gebeurtenissen kwijt. Deze werd overgenomen door dr. Vos en de Classis.
Schorsingen vielen. De gehele partij van de Doleantie werd buiten spel gezet. Of Kuyper het wilde of niet, hij raakte buiten de Hervormde Kerk, en geen enkele kunstmatige theorie kon dit verbloemen, hoe schoon ook aan de man gebracht. Men bedacht fraaie constructies, als bijv. dat de Dolerenden zich hadden bevrijd van het juk van de synode, zij hadden het afgeschud, zodat de Dolerenden de eigenlijke Hervormde Kerk uitmaakten. Deze vrij onwerkelijke redeneermethode bleek niet de werkelijkheid te kunnen verhullen: de Dolerenden stonden net zozeer buiten de Hervormde Kerk als de Afgescheidenen, die reeds in 1834 buiten de Hervormde Kerk waren komen te staan.

Zo vlot ging het niet
Men zou denken, dat het nu spoedig tot een Hereniging kon komen tussen de Dolerende Kerken, „De Nederduitsche Gereformeerde Kerken" en de Christelijke Gereformeerde Kerk.
Maar van twee kanten moest er nog al wat opgeruimd worden. Kuyper had zich niet altijd even vriendelijk uitgelaten over de Christelijke Gereformeerde Kerk. Hij had haar „krank in de levenswortel" genoemd. Hij had zijn bedenkingen bij het confessionele standpunt van deze kerken, die zich te weinig rekenschap hadden gegeven van hun positie ten opzichte van de overheid. Daarmee bedoelde Kuyper ongetwijfeld, dat zij zich van de voordelen van de moderne democratie te weinig bewust waren. Kuyper had een weinig hoge dunk van de opleiding in Kampen. Een soort seminarie zag hij er in, dat voor de eigenlijke theologiebeoefening van gering belang was. Hij kon smalend en sneerend over Kampen spreken. Wat nog erger was, hij kon serieuze kritiek die van over de Veluwe kwam seigneuraal negeren. En hij wist precies bij wie hij moest zijn om bewondering te oogsten. Ook van de kant van de afgescheidenen stond men niet geheel en al positief ten opzichte van de gebeurtenissen in Amsterdam en op de Veluwe, waar de Doleantie om zich heen greep. Zeker, er kwamen zeer positieve geluiden over de Doleantie. De oude Van Velzen, nog steeds krachtig in de dienst van de kerken, bepleitte de eenheid met de Gereformeerden, die door de Doleantie buiten de Hervormde Kerk waren geraakt.
Brummelkamp voelde zich ondanks zijn leeftijd en de zwakheid van zijn gestel zeer betrokken bij wat er gebeurde in Amsterdam. Hun positieve benadering werd echter niet door allen daar in Kampen of binnen de Christelijke Gereformeerde Kerk gedeeld. Een aantal jonge, energieke afgescheiden predikanten had alle krachten ingespannen om de eigen christelijke gereformeerde identiteit gestalte te geven. Zij ontwikkelden activiteiten op menig terrein. Op het gebied van de oefening der barmhartigheid, op dat van de zending.
De Christelijke Gereformeerde Kerk presenteerde zich in het volksleven en had daar een geringe maar zeer wezenlijke plaats ontvangen. Rond het tijdschrift „De vrije kerk" verzamelde zich een groep van stevige theologen, die niet schroomden om de eigen gedachten- en belevingswereld van de afgescheidenen ook op een minder volkse manier uiteen te zetten. Namen als T. Bosch, H. Beuker, F.M. ten Hoor kunnen hier zeker genoemd worden. De laatste vergeleek op kundige wijze de Afscheiding en de Doleantie met elkaar. Hij leverde een zeer principiële kritiek op Kuypers theologische standpunt. Beuker droeg op zijn eigen manier bij aan een verheldering van standpunten. Zij verdedigden het goed recht van de Afscheiding als kerkelijke beweging. En zij leverden met hun aanpak een wezenlijke bijdrage aan de positiebepaling van de twee bewegingen ten opzichte van elkaar. Zo stonden Afscheiding en Doleantie als twee zelfstandige grootheden in de geschiedenis, in een soort van kritische verbondenheid, door de loop der gebeurtenissen als tot elkaar veroordeeld.

Veranderend getij
In deze situatie kwam verandering, door een wijziging van de standpunten. Eerst van de kant van Kuyper. Onder de dolerenden waren er die in een eerlijke overtuiging van meetaf de hand hadden uitgestoken naar de afgescheidenen. Ds. J.J.A. Ploos van Amstel behoorde tot hen. Ook andere namen konden genoemd worden. Maar in de houding van Kuyper en die hem 't naast stonden kwam een verandering door de onverwachte loop der gebeurtenissen, die plaats vonden. Uit de onmiddellijke nabijheid van Kuyper kwam het geluid, dat Vereniging noodzakelijk was met het oog op het plaatsen van de studenten van de VU. Die verandering zou mede samenhangen met het feit, dat de processen om de kerkelijke goederen werden verloren. Door de nood gedwongen kwam er een andere benadering tot stand. En even energiek als voor 1886 betoonde zich nu de strateeg Kuyper na 1886, toen de gebeurtenissen een keer hadden genomen.
Van de kant van de afgescheidenen voltrok zich eveneens een wijziging van inzicht. Men zou dit kunnen illustreren aan de invloed die H. Beuker onderging van de persoonlijkheid van Kuyper. Wellicht geldt zijn voorbeeld ook voor anderen, als W.H. Gispen, D.K. Wielenga, figuren van wie men niet kan ontkennen, dat zij hun standpunt verzwakten of wijzigden.
Wie dit echter ook deden, er was een kleine kring van toegewijde christelijke gereformeerden, die niet bereid waren om, zoals zij het zagen, het beginsel van 1834 op te geven. Op vrijdag 6 juli 1888 verscheen „Het Stichtsche Wekkertje". Het was een klein blaadje, vier bladzijden groot, waarin een zekere Jan van 't Sticht een vraag beantwoordde van een man die Piet van Dordt werd genoemd. De vraag was: Hoe staat het in Utrecht met de Dolerenden en wat denkt u van de voorgenomen vereniging tussen de Ned. Gereformeerden (dolerenden) en de Christ. Geref. Kerk? Het was een klein pamflet, zo leek het, om de veertien dagen verschijnend. Maar het duurde niet lang, of het verscheen elke week. Het groeide uit tot een blad, dat niet lang geleden de honderdste jaargang vol maakte. En hier leren we het beginsel van 1834 kennen, zoals het met vuur werd verdedigd. Zonder enige aarzeling kan men zeggen: hier staan we voor het begin van de beweging, waarin het woord gesproken zou worden: Nu nog niet. En: niet op deze manier. Wie zaten achter deze namen: Jan van 't Sticht en Piet van Dordt? En wat was het karakter van de vroomheid, die hen bewoog tot deze actie?

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1992

De Wekker | 8 Pagina's

1892: om het beginsel van 1834 (Herdenken III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1992

De Wekker | 8 Pagina's