Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Met wie kan ik erover praten? (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Met wie kan ik erover praten? (I)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarover
„Waar en met wie kun je erover praten? Je moet het alles zelf verwerken!" Een klacht, een hartekreet, een roep om aandacht en hulp. Zulke woorden blijven haken.
Het ging over de kerkverlating. Erger nog: over het verlaten van God. Ouders, die moeten aanzien en verwerken hoe al hun kinderen niet meer naar de kerk gaan en niet meer vragen naar de blijde boodschap van Gods liefde voor zondige mensen. De kinderen zijn volwassen en zelfstandig geworden. Ze hebben eigen keuzes gemaakt en het Evangelie van Christus, de Gekruisigde en Opgestane speelt daarin geen enkele rol. Voor een weldenkend mens is het christelijk geloof ongeloofwaardig, zei iemand die veel nadacht en een goede, christelijke opvoeding had genoten.

Verdriet van ouders
Ouders die hun kinderen de kerk zien verlaten en bewust breken met God en Zijn dienst, lijden daaronder. Ze lijden pijn. Smart. Het doet zo zeer. Als in de gemeente kinderen worden gedoopt en als jonge mensen vol vreugde belijdenis doen van het geloof. Ouders die zelf eenmaal met vreugde en verwachting hun kinderen ten doop hielden en hun ja-woord gaven en nu smartelijk ervaren wat er van hun jawoord is terecht gekomen. Ze willen blij zijn om en met die andere broeders en zusters en over de jongeren, die een goede keuze mochten doen. Ze zetten zich tot die vreugde. Maar telkens weer die knagende pijn van binnen.
Een stille traan. Een stil gebed tot God. Onder een preek, die terecht waarschuwt, maar die tegelijk verdriet oproept.
Met dit verdriet moet worden omgegaan. In een aantal gevallen is schuld van de ouders aanwijsbaar. Die ouders gingen zelf niet voor in de vreugde en gezonde ernst van het vrezen van de Heere en ze waren zelf niet trouw. De geloofsopvoeding werd niet getrouw ter hand genomen. Zulke ouders moeten schuld belijden, tegenover de Heere en ook tegenover hun kinderen.
Maar het gaat nu niet over die categorie van ouders, die zelf medeschuldig staan aan de kerk- en verbondsverlating van hun kinderen, ook al kunnen de kinderen zich nimmer verschuilen achter hun ouders. Kinderen blijven zelf verantwoordelijk voor hun doen en laten; voor hun keuzes. Ze blijven door God en de mensen aanspreekbaar.

Geen aanwijsbare schuld
Het gaat nu om die ouders, die geen aanwijsbare schuld hebben voor de verkeerde keuzes van hun kinderen. Want het is niet waar, dat een gezonde, evenwichtige, christelijke opvoeding de garantie in zich heeft, dat de kinderen de goede keuze zullen doen. Zo simpel en rechtlijnig ligt het niet. Er zijn kinderen uit goede gezinnen, waar men blijmoedig bezig is geweest met opvoeding en vorming in het omgaan met de Heere en Zijn Woord, die toch zich openbaren als vijandig gezind tegenover het Evangelie van de Heere Jezus Christus. Onze kinderen worden aan zo machtig vele invloeden bloot gesteld. De studie aan hogere scholen en universiteiten, de ontmoetingen met diverse geestelijke stromingen en opvattingen en vooral niet te vergeten de volledig verwereldlijkte en ontgoddelijkte, vaak grof materialistische maatschappij doen hun werking gelden op de kinderen uit christelijke gezinnen.
Maar de ouders die daaraan weinig kunnen doen, blijven wel met hun vragen en schuldgevoelens tobben. Er is veel onverwerkt verdriet op dit punt. Er zijn drukkende schuldgevoelens. Soms in die mate, dat het alles beheerst en er niet goed mee te leven is.

Pastorale aandacht vereist
Hebben wij in het pastoraat daar voldoende oog en aandacht voor?
Weten wij als predikanten, ouderlingen en diakenen, maar ook in het ambt van alle gelovigen, daar mee om te gaan en er zinnige dingen over te zeggen in de gesprekken?
Het is goed dat ouders ten opzichte van de opvoeding van hun kinderen zelfkritiek hebben, maar het is niet goed dat (bijna) al hun dagen door schuldgevoelens en verdriet worden gedrukt. Hier moéten we tegen elkaar zeggen, dat oprechte schuldbelijdenis over de tekorten, die elk ouderpaar bij zichzelf kan aanwijzen, bevrijdend mag werken. Er zijn tekorten. Want wie doet het echt goed? Niemand! Maar er zijn gesprekken voor nodig om samen tot het inzicht te komen, dat de Heere de schuld over onze tekorten en de druk van de schuldgevoelens weg wil nemen in de weg van schuldbelijdenis en smeekgebed. Gesprekken, die een middel mogen zijn onder de zegen van de Heere om tot een nieuw en bevrijdend inzicht te brengen. Daar zijn vaak vele gesprekken voor nodig. Want de pijn zit diep.
De herders van de gemeente - met name de ouderlingen en de predikanten - moeten met het geduld, de liefde en het begrip van de Goede Herder met de leden van de gemeente, die met deze gevoelens leven, praten. Op zorgvuldige wijze. Luisteren en voorzichtig zijn met eigen woorden. En zeker niet de eigen verhalen, die elke ambtsdrager ook heeft, heenleggen over wat door de ander in het pastorale gesprek naar voren wordt gebracht. De situatie van de ambtsdrager doet er in dat gesprek niet toe. Hij is er voor die ander, die aan zijn herderlijke zorg is toevertrouwd.
Ik pleit voor blijvende zorg en aandacht voor in dit opzicht lijdende en verdrietige ouders. We gaan daar net niet zorgvuldig genoeg mee om, heel in het algemeen gezegd.
De zoekende liefde van de Goede Herder moet gestalte krijgen in het ambtelijke, herderlijke optreden in de gemeente. De klacht mag in de gemeenten niet (meer) gehoord worden: „Met wie kan ik erover praten?"
Met de predikant: allereerst met hem, als de gemeente een predikant heeft en desnoods met de consulent als een kerkeraad zichzelf in bepaalde, moeilijke situaties niet bekwaam genoeg acht. Maar laat men zichzelf niet te snel een brevet van pastoraal onvermogen geven. Dat siert ons niet. Maar er moet gepraat kunnen worden! Het is nodig. Heilzaam. Onder Gods zegen werkt het bevrijdend, mits de juiste zaken op de juiste wijze aan de orde worden gesteld.
Daarover in een tweede artikel.

J. Jonkman

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1992

De Wekker | 8 Pagina's

Met wie kan ik erover praten? (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1992

De Wekker | 8 Pagina's