Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wordt het Oude Testament nog gelezen? (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wordt het Oude Testament nog gelezen? (II)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

2: Luisteren naar het N.T.
Velen hebben problemen met het O.T.: met de God van het O.T. die zo zichtbaar en zo huiveringwekkend kan zijn; met de zeden in het O.T., die soms zo beneden peil zijn; met vele andere zaken in het O.T., die ons zo onbegrijpelijk voorkomen. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat in de praktijk van het bijbellezen in veel huisgezinnen het O.T. een ondergeschoven plaats heeft gekregen en dat het N.T. de eigenlijke, soms de énige bijbel is. Het O.T. is praktisch achterhaald. Dat in het N.T. het O.T. „vervuld" is, vat men dan op als: afgedaan, verouderd. Het O.T. is de schaduw, het N.T. de werkelijkheid. Het O.T. is de belofte, het N.T. de eigenlijke rijkdom. Het O.T. is de voorbereiding, de onderbouw. Die ligt nu achter ons. Voltooid verleden tijd, zegt men.
Reden genoeg, om eens naar het N.T. te gaan luisteren.
Het N.T. staat een stuk dichter bij ons; ook de schrijvers van het N.T. zijn door een eeuwenlange kloof van het O.T. gescheiden. Hoe liggen de dingen in het N.T.? Hebben de schrijvers van het N.T. ook zo'n problemen met het O.T.? Struikelen de christenen in het N.T. ook over het Godsbeeld, de zeden en de onbegrijpelijkheden van het O.T.? Hoe leest het N.T. het O.T.? Een opmerking vooraf: Niettegenstaande de in de bijbelwetenschap bijna canonieke theorie, dat de uiteindelijke omvang van de canon van het O.T. pas tegen het einde van de eerste eeuw na Chr. werd vastgesteld door een joodse synode te Jamnia, wijze alle beschikbare gegevens erop, dat de bijbel van Jezus en de apostelen dezelfde boeken bevatten als „ons" O.T. Naar alle waarschijnlijkheid was de canon van het O.T. reeds vóór de 2e eeuw v. Chr. „gesloten". Dat de canon in later tijd werd uitgebreid met apocriefe geschriften, heeft vele oorzaken, maar dat is een verhaal apart.

Het eerste dat in het N.T. onmiddellijk duidelijk wordt, is dat voor Jezus de boeken van het O.T. een onbetwist goddelijk gezag bezaten. In woord en werk sluit de Heiland aan bij Wet en Profeten, waarvan Hij de vervulling is. Hij is niet gekomen om de Schriften te ontbinden, maar om te vervullen (Mt. 5:17), met andere woorden: om die „vol" te maken, te completeren en tot hun volle, eigenlijke gelding te brengen. Voortdurend verwijst Hij naar het O.T. Over spitsvondige juridische kwesties heen grijpt Jezus terug op het beslissende Schriftwoord over „in den beginne" (Mt. 19:4). De citaatformule „zoals geschreven staat" weerspiegelt het gezag, dat de Schriften hebben.
Jezus (Joh. 10:35). In één perikoop noemt Jezus in één adem en op gelijk niveau naast elkaar: het gebod Gods; God heeft gezegd; het woord Gods; en: de profeet Jesaja heeft geprofeteerd (Mt. 15:1-9). De Schriften getuigen van Christus (Joh. 5:39). Hij verkondigt zichzelf als Davids Zoon en Heer, méér dan Salomo. Abraham had zich er reeds op verheugd zijn dag te zien (Joh. 8:56). In het bijzonder leest Jezus zijn weg van lijden, sterven en opstanding uit het O.T. af, hetgeen blijkt uit de vele citaten (bijv. uit Ps. 118 en Ps. 22). Pas als discipelen de schellen van de ogen vallen en ze de Schriften gaan verstaan, beginnen ze iets te beseffen van de heerlijkheid van Christus' opstanding (Luc. 24:44v.). De evangelisten die Jezus' leven beschrijven en prediken, zijn voortdurend bezig om zijn levensgang te houden tegen het licht van het O.T. Steeds weer, op velerlei momenten, laten ze het zien: Kijk, Hij is het die komen zou, de Zoon van David, de Profeet.

De apostelen gingen niet anders dan Jezus met het O.T. om. Men leze de apostolische prediking in het boek Handelingen, bijv. Petrus' prediking op de Pinksterdag (Hand. 2) of Paulus' prediking in de synagoge van Antiochië te Pisidië (Hand. 13). Spannend was het apostelconvent te Jeruzalem (Hand. 15): Moesten de christenen uit de heidenen zich niet volledig aan het O.T. houden, m.a.w. zich laten besnijden en de wet van Mozes houden? Neen! Maar dit ontkennende antwoord neemt niet weg, dat waar de apostelen ook kwamen, het O.T. als het Woord Gods werd gebracht. Blijkbaar is het mogelijk de Schriften van het O.T. als gezaghebbende, levende woorden van de Here te aanvaarden, zonder tot exacte gehoorzaamheid aan de letter verplicht te zijn. Hetzelfde bleek overigens ook al uit Jezus' omgang met het sabbatsgebod.
De nt.ische prediking is geheel geënt op het O.T. Als Paulus wil uiteenzetten (Rom. 4; Gal. 3), wat geloof is en rechtvaardigheid door het geloof, spreekt hij over ot.ische gestalten als Abraham en David. Het beeldmateriaal, de vergelijkingen, de bewijsteksten, vaak ook het taalgebruik: alles komt uit het O.T. Paulus' brieven onderstrepen zijn eigen woorden: „Al wat namelijk tevoren geschreven is, werd tot ons onderricht geschreven, opdat wij in de weg der volharding en van de vertroosting der Schriften de hoop zouden vasthouden" (Rom. 15:4). En als hij Timotheüs aanspoort, zegt hij dat de heilige Schriften wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof in Jezus Christus: „Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid..." (2 Tim. 3:15,16).
Het profetische woord is een Geest staat erachter, zegt Petrus (2 Petr. 1:19,20, cf. 1 Petr. 1:11). Het is één lange weg, die God is gegaan: „Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon" (Hebr. 1:1). Woorden uit het O.T. worden rechtstreeks als woorden van de Heilige Geest geciteerd (Hebr. 3:7, 4:7). Door het (ver)nieuw(d)e verbond is het eerste, Sinaïtische, verbond voor verouderd verklaard; dat is verjaard, niet ver van verdwijning (Hebr. 8:13). Maar dat wil niet zeggen dat de Schriften van het oude verbond verjaard zijn! Tenslotte: Wie de Openbaring leest, wordt qua beeldtaal en voorstellingswereld van het begin tot het eind aan het O.T. herinnerd.
De conclusie is duidelijk. Wie het NT doorneemt van bladzijde tot bladzijde stuit op het evidente gezag van en het respect voor het O.T. Geen wonder dat Marcion in de grootste problemen kwam, toen hij de kerk wilde bevrijden van het O.T.: ook zijn N.T. werd toen hoe langer hoe dunner. Het N.T. rust van a tot z op de taal, de geschiedenis en de boodschap van het O.T. Meer nog: het O.T. was de eigenlijke bijbel voor Jezus, de apostelen en voor de eerste gemeente. De geschriften van het N.T. werden pas later toegevoegd!
Men heeft wel eens gezegd, dat Jezus en Paulus kritiek oefenden op het O.T. (Bergrede: „maar Ik zeg u..."; Galatenbrief: contra de wet als heilsmiddel). Volkomen ten onrechte. Terecht schrijft J.C. Coetzee: „Daar kan dus geen twyfel wees nie dat Jesus, en die Nuwe Testament in sy geheel, die absolute kanonisiteit van die Ou Testament sonder voorbehoud erken het nie. Dit is en bly vir ons die beslissende punt in verband met die geskiedenis van die erkenning van die Ou Testament. Die vroeë Kerk het in sy erkenning van die Ou Testament as Gods Woord daarom net sy Meester, Jesus Christus, getrou nagevolg" {Die Kanon van die Ou en Nuwe Testament, Potchefstroon 1981, p. 36).

Zo komen we weer terug bij onze vraagstelling: Wordt het O.T. nog gelezen? Als we naar het N.T. kijken, blijkt dat daarin volop uit het O.T. wordt gelezen. Het O.T. is het fundament en de bron van het N.T. en wordt volkomen als Woord Gods geaccepteerd, bij alle besef van voortgang in Gods weg en werk. Klaarblijkelijk hadden de Here Jezus, de apostelen en de andere schrijvers van het N.T. niet die problemen met het O.T., zoals wij ze in de kerkgeschiedenis al snel zien opkomen en die vandaag de dag voor velen het lezen van het O.T. tot een wedren met hindernissen maken. Een vermoeiende wedren, waar men vaak maar niet aan begint.
Wat moeten we hiermee aan? Waren de schrijvers van het N.T. dan zo onwetend? Hoe kan het, dat zij blijkbaar geen discrepantie voelden tussen hun God en Heiland, die liefde is, en de God der wrake in het O.T.? Waarom gruwden zij niet van al dat bloed, al die gewelddaden en die soms mensonterende wantoestanden in het O.T.? Waarom bij hen geen spoor van twijfel, onbegrip en moeite ten aanzien van het O.T.? Hoe kunnen zij rustig wraakpsalmen citeren (bijv. Ps. 69; en lees Ps. 118 nog eens!)?
Waren zij nu zo naïef - of ligt het dan toch anders? Dat brengt ons bij de zelfkritiek: Ligt het misschien toch meer aan ónze manier van lezen, aan vooroordelen en misverstanden onzerzijds, dat wij zoveel problemen met het O.T. kunnen hebben? Is met andere woorden het O.T. wellicht minder beschimmeld dan velen denken en is de eigen leesbril meer beslagen dan we zelf wel doorhebben?

H.G.L. Peels

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1992

De Wekker | 8 Pagina's

Wordt het Oude Testament nog gelezen? (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1992

De Wekker | 8 Pagina's