Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De tweede promotie in Apeldoorn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De tweede promotie in Apeldoorn

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Opnieuw was het in Apeldoorn feest. Een feest noemde ik het de vorige keer, toen drs. H.G.L. Peels promoveerde tot doctor in de godgeleerdheid op een oudtestamentisch onderwerp. Dat was op 1 mei jl.
Nu, op donderdag 11 juni, was de promotie van drs. J.W. Maris te Hilversum tot doctor op een dogmatisch onderwerp. „Geloof en ervaring, van Wesley tot de Pinksterbeweging" was de titel van zijn proefschrift. Ja, dit onderwerp lag op het terrein van de dogmatiek, en u begrijpt dat ditmaal prof. dr. J. van Genderen de promotor was.
Zo hebben dan in korte tijd zowel professor Oosterhoff in dr. Peels, als professor Van Genderen in dr. Maris, terwijl zij beiden reeds in 1954 hoogleraar werden en terwijl de synode van 1977 in principe tot de invoering van de doctoraalstudie en het promotierecht besloot, een afgestudeerde leerling gekregen die de doctorsgraad behaald heeft. Beiden hebben ook al een taak aan onze universiteit, de een als universitair hoofddocent, de ander als universitair docent.

Nu was de belangstelling gericht op de persoon en het werk van drs. Maris. Voor zijn gezin en zijn familie was het een dag van vreugde. Maar begrijpelijk was het, dat de gemeente van Hilversum-Centrum, die hem zo gesteund en gestimuleerd heeft bij de afronding van zijn werkstuk, en hem daartoe ook metterdaad bijgestaan heeft, met een bus vol plus de overigen aanwezig was. Maar verder ook vanuit de kringen van vrienden, collega's en anderen die de familie Maris en de Apeldoornse schoolgemeenschap een warm hart toedragen, waren er weer zo veel, dat de Barnabaskerk vol was toen om drie uur de promotieplechtigheid begon.
Eerst kwamen de curatoren, de deputaten-financieel, de wetenschappelijke en andere medewerkers, gevolgd door de promovendus en zijn paranimfen binnen. Die laatsten waren zijn zuster, drs. W.K. Uyterlinde-Maris en drs. J. Groenenboom. De paranimfen worden vanouds geacht de promovendus bij te staan, maar dat gebeurt niet meer en het is dus meer een eerbewijs.
Daarna moesten alle aanwezigen opstaan, daarmee de academische senaat het nodige eerbewijs biedende bij zijn binnenkomst. Voorafgegaan door de pedel, de heer G. Rozema, kwamen de hoogleraren binnen. Vanuit de kerk gezien, stond de promovendus links achter een katheder en plaatste de rector, prof. dr. W.H. Velema, zich rechts achter een katheder. De andere hoogleraren zaten in het midden van het podium achter de tafel.

De rector opende de zitting van de academische senaat met het daarvoor geformuleerde gebed, waarin de zegen van de alleen wijze God over de bijeenkomst werd afgesmeekt. Daarop verklaarde drs. Maris, dat hij gereed stond om zijn proefschrift te presenteren en te verdedigen.
Ik behoef hier het proefschrift niet te bespreken; dat gebeurt later wel in ons blad. Laat ik alleen vermelden, dat het, zoals de titel zegt, gaat over de verhouding van geloof en ervaring, een heel belangrijk onderwerp, dat direct te maken heeft met de praktijk van het geestelijke leven. De schrijver bespreekt de visies en de praktijk van de opwekkings- en heiligingsbewegingen sinds de achttiende eeuw, sinds John Wesley en het methodisme in Engeland, tot aan de Pinksterbeweging van onze tijd.
Hij vergelijkt die met de inzichten van de Reformatie, vooral Calvijn, en wil ze vooral toetsen aan de Schrift. U begrijpt dus, dat er een stuk kerkgeschiedenis in zit, een stuk bezinning op de geloofsleer, vooral over geestesgaven of wat daarmee verband houdt, een bezinning op wat er in het boek Handelingen en in de Brieven over de gaven van de Heilige Geest te vinden is, afgesloten met de visie van de auteur zelf, en een bespreking van de z.i. wèl juiste verhouding van geloof en ervaring, omdat het de schijn nooit mag hebben, alsof onder ons de geloofservaring nièt belangrijk zou zijn. Hij bespreekt dus ook, wat de juiste verhouding van geloof en ervaring vertroebelt en wat het daarentegen wèl moet zijn. U begrijpt, een belangrijk geschrift, dit proefschrift, omdat het ook nauw verbonden is aan de hele kerkelijke situatie, waarin we zelf staan.
De eerste, die zich voor de „oppositie" gemeld had, dus het ondervragen van de promovendus op onderdelen uit de dissertatie die niet duidelijk zijn of die tot tegenspraak kunnen leiden, was de plaatselijke collega van drs. Maris van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt), drs. J.B. Wilmink. Hij vroeg zich af, of Wesley wel recht gedaan was. Heeft hij wel zelf de weg helpen banen voor het geestelijke enthousiasme dat hij wilde bestrijden? En: de schrijver gebruikt de term „Geestesdoop" z.i. wel wat verwarrend. Is het niet beter, de belofte van het werk van de Geest, weer te geven met: Hij zal u onderdompelen in de Geest? Dan wordt het duurzame karakter beter geraakt.
Drs. Maris antwoordde, dat Wesley wel zei, alleen Gods Woord als norm te willen handhaven, maar dat hij er zich zelf niet aan heeft gehouden. Wat het tweede betreft, hij heeft in een tekst als Hand. 11:26 het heilshistorische aspect sterk willen beklemtonen. Ook in charismatische kringen wordt tegenwoordig meer ingezien, dat „dopen met de Geest" per definitie mee behoort tot het ontvangen van het geloof.
De volgende, die bedenkingen inbracht, was de promotor, prof. Van Genderen, nadat hij eerst zijn blijdschap over dit verdienstelijke werk had geuit.
Op blz. 265 is een niet onbelangrijke voetnoot bij het drukken weggevallen. Hij had ook bezwaar tegen het gebruik van de term „coördinaten". Maar wat aandacht verdiende, was vooral het standpunt over het spreken in tongen.
Belangrijk is: verklaren we alles vanuit Handelingen 2? Is het juist, àlles als teken voor ongelovigen te verklaren? Gaat dat niet te ver? Hoe is 1 Cor. 14 te verklaren? U begrijpt, dat dit punt voor de auteur een heel aangelegen punt was, en dat hem hierover ook het meest gevraagd werd. Hij zag reeds in Hand. 1 de draad van getuigen vanuit Jeruzalem naar de gehele wereld. Dat heilshistorische is ook voor hen, over wie Handelingen schrijft, een geweldige religieuze schok geweest: het heil is ook voor de heidenen! Zo wordt dat b.v. ook in Ef. 2 beschreven.

Daarna vroeg prof. dr. J. de Vuyst over de uitlegging van Hand. 8, het gebeuren in Samaria. Is de uitlegging niet teveel bepaald door uw eigen standpunt? Zou de uitlegging van Calvijn niet beter zijn, die sprak over bijzondere gaven uit het begin, tot sieraad van de gemeente in Christus? En mag je, wat 1 Cor. 13 betreft, het „schallend koper en een rinkelende cimbaal" wel zo a.h.w. ironisch opvatten? De promovendus vond echter dat het woord van Calvijn hier min of meer op zichzelf stond; het heilshistorische element is toch wel wezenlijk. Paulus' woorden in 1 Cor. 13 hebben te maken met een bepaalde waardering van de tongentaal.
Prof. dr. W. van 't Spijker vroeg zich als kerkhistoricus af, hoe het proefschrift er uitgezien zou hebben als de schrijver niet bij Calvijn geëindigd maar begonnen was. Hoe moeten we de relatie tussen Methodisme en Nadere Reformatie zien? Zat in de 18e eeuw de emotie niet a.h.w. in de lucht? Is er een „innerlijke klaarblijkelijkheid" van de religie? Lessing zei: De apostelen leerden iets omdat het waar is; iets is niet waar omdat de Schrift het zegt. Iets dergelijks kan men vandaag ook horen. Werd Wesley niet bekeerd „op een Lutherse wijze"?
Drs. Maris vroeg zich dat af. Er waren meer invloeden: de mystiek, de steriliteit van het Anglicanisme; de spiritualiteit van de Moravische broeders. Overigens: Wat is er op tegen, je confessionele basis vanuit Calvijn te laten gelden? Wat Wesley beleefde in verband met de religiositeit van de mens staat niet op één lijn met de filosoof Lessing.

De pedel liet zijn „Hora" horen. Er was een uur van intense discussie voorbij. Met opzet gaf ik iets door over de inhoud daarvan, in tegenstelling tot het verslag over de vorige promotie. Deze dissertatie, midden in de geestelijke en kerkelijke werkelijkheid, vroeg ook om een stevige discussie. Als kerkleden hebben we er recht op om daarvan geïnteresseerde getuigen te zijn.
De promovendus sprak de dankformule uit aan God, aan het college van hoogleraren en opponenten, de paranimfen en allen die aanwezig wilden zijn.
De senaat trok zich terug voor overleg en dat duurde niet lang. Teruggekeerd, werd aan professor Van Genderen het woord gegeven om de promotie te verrichten. In dankbare erkenning van Gods gunst en in afhankelijkheid van Hem werd de titel van doctor in de godgeleerdheid toegekend, met alle bevoegdheden die daaraan verbonden zijn, in vertrouwen op de almachtige God.
De vele aanwezigen reageerden met een hartelijk applaus.
De promotor releveerde dat dr. Maris veel heeft moeten doen, ook nog tijdens de disputatie. Kritiek en lof wezen aan, dat het een heel goed boek is over een zo belangrijk thema. In dit werk kon nog niet gereageerd worden op het daarna verschenen boek „Geloven bij daglicht" dat aantoont wat er overblijft bij ervaring bij een zo sterke reductie van het bijbelse geloof. De felicitatie gaat naar de familie, in het bijzonder ook naar de vader van dr. Maris, naar de kerkeraad en de gemeente van Hilversum-Centrum. Er was veel werk tegelijk: de gemeente, consulents- en deputatenwerk, het werk in Apeldoorn. U vermeldde in het woord vooraf de nieuwe generatie in de kerk; aan hun leiding werkt u mee, met overtuiging en elan.
De rector, professor Velema, sloot zich namens de senaat aan bij de gelukwensen. Als rector onthield hij zich van meespreken in de discussie, hoe graag hij het ook had willen doen. Nog even herinnerde hij aan het feit, dat een uitgever van te voren al had geschreven over doctor Maris. Over die fout was de verontschuldiging gegeven, dat het onder embargo was gedaan; het behoort echter voorkomen te worden.
De rector sloot de vreugdevolle plechtigheid met het ervoor opgestelde dankgebed aan de alleen wijze God, Wie door Jezus Christus alle dank toekomt.
De vele aanwezigen spoedden zich naar de aula van de universiteit, waar een lange rij wachtenden ontstond, maar waar ook vele oude kennissen elkaar troffen en vriendschapsbanden werden aangehaald.
Het was een feestelijke middag, daar in Apeldoorn.
De Here geve er zijn rijke zegen aan.

K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1992

De Wekker | 12 Pagina's

De tweede promotie in Apeldoorn

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1992

De Wekker | 12 Pagina's