Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nu nog niet . . . (VII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nu nog niet . . . (VII)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een overwegend bezwaar
Het laatste of vijfde bezwaar was zeker niet het geringste. Wisse en Van Lingen spreken zelfs van een overwegend bezwaar. Het wordt het laatst genoemd. Maar het heeft het meeste gewicht. We lezen in het bezwaarschrift: „En eindelijk is het ons een overwegend bezwaar voor gereformeerd te erkennen, wat door voorgangers der doleerende kerken in den laatsten tijd in het publiek is uitgesproken en geleerd omtrent de Wedergeboorte en den Heiligen Doop. Wij achten het overbodig dit nader te ontwikkelen. Om zelfs den schijn te vermijden, dat het ons om personen te treffen te doen zou zijn, noemen wij geene namen. Er is in 't publiek genoeg over geschreven dat u niet onbekend kan zijn".
Ieder kon weten dat Wisse en Van Lingen in hun bezwaarschrift de leer bedoelden die door prof. dr. A. Kuyper werd geleerd. Men noemde zijn naam niet. En dit was ook niet nodig want het was bekend genoeg. Kuyper had enkele krasse uitspraken gedaan over de betekenis van de doop en van de wedergeboorte in verband daarmee.
Het meest bekend waren zijn opvattingen, zoals deze werden weergegeven in het meditatieve boek dat tot titel droeg „Voor een distel een min". Deze stellingen worden in vrijwel alle literatuur over de Vereniging geciteerd. Ze kwamen er op neer dat de doop alleen een echte doop is, wanneer God vooraf de genade van de wedergeboorte schenkt en op die manier de kiem van het geloofsvermogen inplant. Als dit niet gebeurt, dan zal het 't kind helemaal niet baten „al wierd het tienmaal gedoopt".
De heilige doop vindt zijn grond in een genadewerk, dat God de Heere reeds in de dopeling volbracht. Als bij de doop de Heilige Geest niet wordt ontvangen dan is er sprake van een nagebootste doop en geen christelijke doop. Een klein kind kan weliswaar niet geloven. Maar God kan aan een klein kind wél het geloofsvermogen schenken. Bij de bediening van de doop werkt de Onzienlijke God, die door zijn Geest een daad van genade verricht aan het hart van zijn uitverkorenen.

Doorgaande leer
Kuyper had deze gedachten herhaald in zijn geschrift over Separatie en Doleantie (1890): „Onze kerken doopen niet als konden zij door den Doop iemand wederbaren, maar in de onderstelling dat de doopeling vooraf wedergeboren is. Waar men dat niet onderstelt, mag niet gedoopt worden. Elke doopeling, ook het kleinste kind, wordt dus niet gedoopt, om hem daardoor eerst in het Lichaam van Christus in te lijven, maar als zijnde een lidmaat van Christus, d.w.z. als zijnde een lid van zijn mystiek geestelijk Lichaam".
En nog in hetzelfde jaar 1890 schreef hij in De Heraut van 28 september 1890 (nr. 686): „volhardt iemand... in de opinie, dat een kind zou mogen gedoopt, zonder dat daarbij uitverkiezing ondersteld wierd, en alsof eerst in den volwassene het genadewerk Gods kon beginnen, dien zeggen we aan dat hij met geen eerlijke consciëntie in de Gereformeerde Kerken blijven kan, want onze Gereformeerde Kerken beleden en leerden vanouds vlak het tegendeel".
Dat was klare taal. Wie de leer van de veronderstelde wedergeboorte niet aanvaardt, kan in de Gereformeerde Kerken niet blijven. Maar Kuyper was niet de enige die in deze richting zulke stellige uitspraken deed. In zijn studie over de Vereniging van 1892 (Groningen 1967) geeft ds. H. Bouma een breed citaat van een artikel dat in 1892 in het jaarboekje van de Geref. Kerken verscheen van de hand van ds. W.F.A. Winckel. Ook deze theoloog sprak over een geloofsvermogen of over de geloofshebbelijkheid, die men aanwezig moet veronderstellen in de kinderen die gedoopt worden. En het was deze leer die aan de Vrije Universiteit aan de studenten werd voorgehouden en wel met enige kracht.

Gesystematiseerde leer
We weten, en het wordt ook heel vaak vermeld ter verontschuldiging van Kuyper, dat ook andere vermaarde theologen uitspraken hebben gedaan, die heel dicht in de buurt komen van wat Kuyper leerde. Voetius doet zelfs in zijn theologisch dispuut over de toestand van de uitverkorenen vóór hun wedergeboorte, uitspraken die zelfs verder gaan dan die van Kuyper. Het verbaast ons dan ook helemaal niet dat Kuyper juist deze godgeleerde disputaties opnieuw heeft uitgegeven. Hij heeft daarmee een stuk uit de gereformeerde traditie weer naar voren willen brengen.
We schrikken wel wat van de redeneermethode van Voetius. En was dit het enige maar dat ons weinig toespreekt. Deze vader van de Nederlandse scholastiek was tegelijk een typisch vertegenwoordiger van de theologie van de Nadere Reformatie. Daarom staan we een beetje te kijken dat juist Voetius zulke merkwaardige uitspraken doet, die we later bij Kuyper terug zullen vinden. Voetius spreekt over een soort sluimerende toestand van voorbereidende genade waarin de uitverkorenen voor hun bekering zich bevinden.
Hij gaat zelfs zo ver dat hij een zeker geloofsvermogen reeds aanneemt bij mensen die volstrekt onbekeerd waren: „Wat te denken over Paulus voor zijn bekering?". Antwoord: „Hij was in zijn kindsheid wedergeboren, waarvoor men waarschijnlijk kan verwijzen naar Gal. 1:15, ofschoon de uitleggers die plaats gewoonlijk verklaren in verband met de betrekkelijke genade (Voetius bedoelt de genade van het verbond die ons in een bepaalde relatie brengt tot het heil). Maar de reden die we ontlenen aan de besnijdenis en aan het uiterlijke verbond is op zichzelf voldoende. Want deze zijn symbolen van de innerlijke verbondssluiting en heiligheid in alle uitverkorenen en in door Christus verloste mensen; Paulus was er zo een. Daarom zou ik ook niet de een of andere vorm van een onvolledige bekering in dezelfde Paulus niet willen ontkennen." Voetius brengt dit voorbeeld en nog een aantal andere ter sprake, om een theologisch hulpmiddel te hebben, waarmee hij alle pelagianisme en arminianisme kan uitsluiten. De moordenaar aan het kruis was in zijn jeugd wedergeboren. Ook de cipier uit Handelingen 16 moet wel door zijn aanraking met de Joden op volwassen leeftijd een zeker zaad van geloof en vroomheid hebben ontvangen.
We kunnen deze manier van spreken bij Voetius niet waarderen. Niet omdat ze Kuyperiaans zou zijn, want dat is vanzelf niet een goede aanduiding. Maar omdat er een stuk scholastiek achter steekt, die niet bijbels is. Het hanteren van begrippen als hebbelijkheid van genade en dadelijkheid (habitus en actus) stammen rechtstreeks uit de scholastieke theologie.

Toch wel verschil tussen Voetius en Kuyper
We zouden Kuyper liever een Voetiaan willen noemen maar met dit grote verschil, dat Kuyper met zijn machtige creatieve geest van deze uitspraken een heel systeem heeft gebouwd, een ruime wedergeboorte-theologie, waarin de algemene genade steeds meer de plaats ging innemen van de bijzondere genade. Kuyper heeft de hele zaak, die bij Voetius in een scholastieke bijvraag werd behandeld, gemaakt tot een hoofdzaak, waarop hij zijn gehele kerkbeschouwing en vooral het pastoraat en de prediking in de kerk baseerde.
Dit laatste vooral kreeg meer en meer gewicht. Kuyper sprak uit, dat men niet in een gereformeerde kerk kon blijven wanneer men het niet met deze leer eens was. En nog sterker: hij maakte zijn beschouwingen van de onmiddellijke en veronderstelde wedergeboorte tot een zeer wezenlijk punt bij de behandeling van de jeugd van de gemeente zelf. En daarmee was aan het Woord de kracht ontnomen. Daarmee was een dopers standpunt tot gereformeerd beginsel verheven. En daarmee was tegelijk een gemeentebeschouwing gevormd die funest zou werken voor alle gemeentelijke arbeid, inzonderheid voor prediking en pastoraat. Daar school het kwaad.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1992

De Wekker | 8 Pagina's

Nu nog niet . . . (VII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1992

De Wekker | 8 Pagina's