Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ambtsdragers in vergrijzende gemeenten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ambtsdragers in vergrijzende gemeenten

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ambtsdragers in vergrijzende gemeenten
Al méér dan dertig jaar mag ik lid van en met tussenpozen van rust, ambtsdrager zijn in één van de Haagse kerken. In een wijk, die zo'n dertig jaar terug dicht bevolkt was met jonge gezinnen, ook kerkelijke gezinnen.
De Nebokerk, in zuidelijk Den Haag, was erop gebouwd. De kerkzaal bood (en biedt nòg) ruimte aan ruim 450 mensen. Die konden er in en die zaten er ook in, in de zestiger jaren zowel 's-morgens als 's-middags. Heerlijke tijd, zondags een volle kerk, door de week een actief verenigingsleven, ruime beschikking over kandidaat-ambtsdragers, lange en per week soms meerdere catechisatie-avonden en ruime keuzemogelijkheden voor het aangaan van persoonlijke vriendschappen op alle leeftijdsniveaus. Dat beeld is in enkele decennia sterk veranderd. De wijk - en het geldt eigenlijk van veel wijken in de grote stad - ontvolkte. Jonge gezinnen trokken weg naar omliggende plaatsen en er kwam geen nieuwe aanplant voor terug, althans niet in een mate die compensatie bood voor wat men moest laten gaan.
En zo zijn degenen die bleven, bezig met elkaar oud(er) te worden, met enige nostalgie terugdenkend aan de tijd waarin zij hun kinderen, familie en vrienden nog om zich heen hadden en er vanuit die omstandigheden aan het kerkelijke leven en de daaraan eigen zijnde dienst aan de Here der Kerk zoveel vreugde mocht worden beleefd.
Dat mag er overigens ook nu nog zijn. Niet in alle opzichten geldt dat de tijden van vroeger beter waren dan deze. Er mag in zo'n vergrijzende gemeente óók veel van de liefde en de bijstand van de Here God worden ervaren en het is soms bemoedigend te merken dat bij veel ouderen en hoger bejaarden de verbondenheid aan de plaatselijke gemeente alleen maar sterker is geworden. Wat ze aan goeds ontvingen in het verleden, blijken heel wat bejaarden de Here God op verschillende manier met „rente" te willen teruggeven. Materieel en geestelijk. Ambtelijk bezig zijn in zo'n vergrijzende gemeente kan zeer verrijkend zijn. Maar ook moeilijk.

De God van toen is voor mij ook de God van nu...
In de ambtelijke praktijk kom je ze tegen, bejaarden die opgewekt en dankbaar getuigenis geven van wat God voor hen was in de tijd waarin zij nog volop deel hadden aan alle dingen van het leven en voor wie de Here God dezelfde blijkt te zijn in de teruggetrokkenheid van de levensavond.
Die opgewektheid en die en die dankbaarheid hangen bijna altijd samen met het karakter van de ouder wordende mens. Mensen met een opgeruimde instelling bij hun actieve leven, stralen daarvan in de regel ook iets uit in hun levensavond in weerwil soms van allerlei klachten en beperkingen die de ouderdom meebrengt. Toen ik enige tijd geleden in één van de Haagse bejaardencentra een dagsluiting mocht verzorgen, kwam na afloop een mevrouw van 95 jaar op me toe met de opmerking: „lieve broeder, ik ben grootgebracht met water uit de Lek (ze woonde in haar kinderjaren in Schoonhoven), 'k heb negen keer in het ziekenhuis gelegen, veel met m'n man en kinderen mee- en doorgemaakt, maar ik wil nu wel zeggen dat de God van toen voor mij ook de God van nu is. Ik heb me nooit van Hem verlaten gevoeld". Een opgeruimde ziel; maar dat niet alleen. Haar was de genade ten deel gevallen om het gelovige houvast dat ze aan de Here had toen zij nog in het volle en niet al te gemakkelijke leven stond, ook te ervaren in haar situatie van hoogbejaard zijn, ondanks de vermindering en het wegvallen van lichamelijke functies. Zulke mensen te mogen bezoeken en te luisteren naar hun getuigenissen over de genadige bijstand die zij in al de jaren van God mochten ondervinden, kan voor de ambtsdrager bezielend en bemoedigend zijn. In een tijd waarin over Godsverduistering wordt gesproken en geschreven, waarin druk wordt gediscussieerd over de vraag welk Godsbeeld we er vandaag op na moeten houden, kan luisteren naar ouderen die in al hun eenvoud vertellen over de vertrouwelijke omgang die de Here met hen heeft, voor eigen geestelijk leven van de ambtsdrager verrijkend zijn. Daarvan mag wel eens iets blijken als van de afgelegde bezoeken in de kerkeraadsvergadering verslag wordt gedaan.

Zich van mensen en van God verlaten voelen
Op zijn weg door de gemeente komt de ambtsdrager echter ook anders gestemde bejaarde broeders en zusters tegen. We kennen ze, die de lasten van de ouderdom maar moeilijk kunnen aanvaarden en daarover klacht op klacht laten horen; die grote moeite hebben met het feit dat ze het zelfstandig wonen moesten opgeven en met anderen samen, verzorgd moeten gaan wonen; die terugzien op een leven waarin veel tegen zat en die zich bewust zijn dat de laatste fase van het leven, wat het aardse bestaan betreft, niets meer zal kunnen goedmaken. Broeders en zusters, die als het op het geestelijk leven aankomt doods en dof door hun dagen gaan; die op vragen of opmerkingen over de dingen van geloof en leven misschien wel bevestigend of ontkennend reageren, maar bij wie men voelt dat het allemaal niet meer zo goed tot hen doordringt. De zorgen, het verdriet en de teleurstelling over wat op de afgelegde levensweg aan moeite en verdriet werd ervaren, kunnen bij de ouder wordende mens iets van gelatenheid teweegbrengen en het zicht op wat men vroeger misschien wel heeft mogen zien, ontnemen. De vraag wie is God, hoe is God en hebben we werkelijk te doen met een God die alles regeert en leidt, tot de kleinste dingen van mijn kleine leven toe, is een vraag die niet alleen jongeren bezighoudt. Niet weinig ouderen hebben het met die vraag ook wel eens te kwaad; ouderen, die zich in hun situatie van teruggetrokkenheid uit het volle leven niet alleen van mensen, maar soms ook van God verlaten voelen, althans in hun hart niet (meer) met zoveel zekerheid gevoelen dat God hen onder miljoenen, in de kleine of wat grotere kamer in het bejaardenhuis, met alle beperkingen en lasten die de ouderdom meebrengt, in het oog heeft. En dat niets van wat hun aan goed en kwaad overkomt. God ontgaat.

Over het leven met God spreken
Gelukkig als men over deze dingen iets kwijt kan en kwijt wil aan de bezoekende ambtsdrager(s). Veel bezoeken aan een gesprekken met bejaarden blijven hangen in het aanhoren van de klachten over wat er was en nu gemist wordt, over wat men vroeger kon en nu moet nalaten, over ontbrekende voorzieningen waarop met smart wordt gewacht en over de geringe frequentie waarmee familie en gemeenteleden op bezoek komen. Niemand zal zeggen dat deze dingen onbelangrijk zijn. 't Kan daarbij om heel wezenlijke dingen gaan, waaraan vanuit de diaconale verantwoordelijkheid die we binnen de gemeente van Christus voor elkaar hebben, iets kan worden gedaan waardoor de kwaliteit van het leven van de oudere kan verbeteren, in elk geval veraangenaamd en draaglijker wordt. Over het leven met God spreken met mensen die in de avond van hun leven zijn gekomen, is in veel gevallen niet gemakkelijk. Bij wie ouder wordt, verandert soms het zicht op de dingen van het leven; men kan harder worden of milder, geslotener of meer open, ruimhartiger of meer kritisch, al naar men zelf het volle leven waarin men stond heeft ervaren. Niet weinig ouderen raken in zichzelf gekeerd en spreken soms de vrees uit dat ze bij het ouder worden minder gevoelig zullen worden en niet meer de blijdschap in het geloof zuilen ervaren waarvan in vroeger jaren sprake mocht zijn.
Kortgeleden was ik op bezoek bij een oude broeder van de gemeente waartoe ik behoor. De moeiten rond zijn gezondheid waren in zijn leven zó overheersend geworden, dat de dingen van het geloof, die in zijn leven door Gods genade een wezenlijke plaats hadden gekregen, sterk op de achtergrond waren geraakt. „Hoe komt het toch", was zijn vraag, „dat ik nu niets of bijna niets voel van dat waaraan ik vroeger zoveel houvast had?"

Belemmerende factoren
Er is ook veel zwijgzaamheid, veel treurnis en ingezonkenheid, zelfs als men de Here God en zijn Christus in waarheid leerde kennen. Juist bij het ouder worden voelen we ons sterker aangewezen op de genadige bijstand van de Here God. Aan de omgang met God kunnen juist in de laatste fase van ons leven zoveel belemmerende factoren in de weg staan, de afbrokkelende gezondheid, het afnemende concentratievermogen, de zorg om kinderen en kleinkinderen en wat al niet meer. Predikanten en ook andere ambtsdragers, die misschien wel eens mismoedig zuchten onder de omstandigheid dat ze in een vergrijzende gemeente vaker bij een graf dan bij de doopvont staan, mogen beseffen dat er behalve grote verantwoordelijkheid ook rijke zegen en ambtelijke voldoening gelegen zijn in het mogen begeleiden van mensen in de laatste fase van hun leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1992

De Wekker | 12 Pagina's

Ambtsdragers in vergrijzende gemeenten

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1992

De Wekker | 12 Pagina's