Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Zet dat ding op een onaantrekkelijke plaats..."

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zet dat ding op een onaantrekkelijke plaats..."

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Andries Knevel, een onzer, heeft op zijn eerste boekje „De wereld in huis" een vervolg geschreven. De titel daarvan is radicaler dan de vorige. „Doe dat ding dan uit" heet het nu. Het schrijven van dit vervolg is het gevolg van de schrik die de schrijver beving toen hem de resultaten van een door hem zelf gehouden enquête naar het kijkgedrag van christenen onder ogen kwamen. Gebleken is dat door christenen in het algemeen en niet in de laatste plaats ook door velen uit de EO-achterban naar vrijwel alle verstrooiingsprogramma's van de niet-christelijke omroepen wordt gekeken. De schrijver ziet daarin een bevestiging van zijn eerder geponeerde stelling, namelijk dat de televisie de grootste aanjager van de secularisatie is. Onder de titel „Andries Knevel en het gelijk van Tholen", werd in het Reformatorisch Dagblad van enkele weken geleden een beschouwing aan het laatste boekje van de EO-medewerker gewijd. Tholen en Staphorst hebben het altijd al gezegd en Knevel sprak het in zijn eerste boekje niet tegen: wie televisie heeft mag er wel uiterst selectief mee omgaan, wie het niet neemt of er zich van ontdoet, doet beter.

Op een ongemakkelijke plaats
Intussen hebben heel veel christelijke gezinnen zo'n ding in huis en waar het eenmaal staat, krijgt men het er niet meer uit, behalve dan bij vervanging van een oud door een nieuw toestel. Het is irreëel om te denken dat er ook na de gehouden enquête onder de ondervraagden veel zullen zijn, die het rigoureuze besluit nemen hun toestel van de hand te doen of bij de stoep te zetten. Hooguit kan bij de geënquêteerden bezinning op de beantwoorde vragen achteraf ertoe hebben geleid dat men (korte tijd) de selectienormen wat heeft aangescherpt, maar het is een naïeve illusie te menen dat daaraan in gezinnen met kinderen, die op dit punt alle ruimte hebben gehad, consequent en stringent de hand wordt gehouden.
Naast andere doet Knevel één suggestie aan de hand die naar zijn oordeel nog enige invloed ten gunste zou gunnen hebben. Zet de tv op een onaantrekkelijke, ongemakkelijke plaats in huis, op een plaats waar het aan gerief en gezelligheid ontbreekt. Wellicht laten frequentie en duur van het kijken daardoor een dalende lijn zien, bedoelt Knevel te zeggen. Hij zal zich, naar ik aanneem, bewust zijn dat bij de goede aanbevelingen die hij doet, de laatste het minste effect zal sorteren. In korte tijd zullen ongemak en ongerief zoveel mogelijk worden getemperd, afgezien nog van het feit dat jongelui graag bereid zullen zijn om voor het zien van hun favoriete programma's met een minimum aan gerief genoegen te nemen.

Mentaliteit
Televisiekijken is een kwestie van mentaliteit, van instelling, van niveau waarop men als mens persoonlijk en als mensen binnen het verband van het gezin functioneert en met elkaar communiceert. Vanuit de christelijke optiek gezien is het natuurlijk allereerst een kwestie van: waar trekt mijn geloof de grens. Voor sommigen ligt die grens al bij de vraag of men wel tot de aanschaf van een tv moet overgaan. In Tholen en Staphorst - om het dan maar bij die door het RD genoemde plaatsen te houden - gaat men er consequent van uit dat wijlen professor G. Wisse gelijk had toen hij de tv de kijkkast van de duivel noemde. Men onthoudt zich. Dat is een keuze. Of het altijd een vrijwillige keuze is dan wel of kerkelijke sancties die hier en daar op het bezit van tv staan, deze keuze mede bepalen, valt niet te overzien, maar het is een keuze die men kan en moet respecteren. Men hoeft op mensen die deze keuze maken echt niet neer te kijken door hen als a-cultureel aan te merken. Wat zij doen - beter gezegd nalaten - vindt men, zij het uit andere motieven, ook onder buitenkerkelijke mensen. Ik ken er heel wat (met kinderen) die tv buiten de deur houden omdat zij het de minst rendabele tijdspassering vinden waaraan een mens zich kan overgeven, alle verhalen over de educatieve en informatieve waarde ten spijt. Men vindt gewoon dat dit medium de sociale functie van het gezin verstoort, de studie van de kinderen frustreert, plus het feit dat men een evenwichtige dag- en avondindeling verkiest boven een levensritme dat door de tv wordt gedicteerd. Oók een keuze zou men kunnen zeggen.
Dan is er een relatief klein aantal christenen dat wel over televisie beschikt, maar er op een heel consciëntieuze manier gebruik van maakt. Het kijkgedrag is volstrekt genormeerd aan wat het Woord van God aan aanwijzingen bevat over wat deugd heet, lof verdient en als welluidend kan worden aangemerkt. Bovendien is het bij deze mensen zo dat men, als het op culturele interesse aankomt, zich niet wenst te verlagen tot het niveau van de gemiddelde burger die zijn vrije tijd dag in dag uit met gelijksoortige amusementsprogramma's laat vullen.

Of al die troep op de buis òf ruzie in huis...
En dan is er die brede stroom mensen, dwars door kerk en wereld heen, in wier leven vrijwel alle vrije tijd opgaat aan televisie kijken; die van het ene verstrooiingsprogramma op het andere overgaan, die zich daartoe voor snelle overschakeling van afstandsbediening hebben verzekerd en bij gelijktijdigheid van twee programma's die hun interesse hebben, video-opname als welkome oplossing bij de hand hebben. Het is de brede massa mensen voor wie „The bold and the beautiful" (een dominee haalde er onlangs op de radio nota bene iets uit aan), het „rad van avontuur" en de sensaties van de „Oprah Winfrey show" eten en drinken zijn.
Het feit dat ook christenen, blijkens het onderzoek van Knevel ook christelijke gereformeerden, Nederlands-gereformeerden, gereformeerden-vrijgemaakt en wellicht stiekeme kijkers in rechts-orthodoxe kring, zich met deze en andere waardeloze en op onderdelen gevaarlijke programma's vermaken, is niet alleen te verklaren vanuit onvoldoende gebondenheid aan en ontbrekend besef van de consignes die het Evangelie ons aanreikt op het punt van de inrichting van het christelijk leven. Er zijn best heel wat christenen die bij het kijken naar zulke programma's iets voelen knagen en die er diep in hun hart geen vrede mee hebben dat het afstandsbedieningsapparaat méér in handen van de kinderen dan in hun eigen hand is. Maar het kwaad is door de tijd heen te diep ingevreten en in veel christelijke gezinnen is het daardoor een kwestie geworden van keuze tussen twee kwaden: „òf al die troep op de buis of ruzie in huis".
Overigens is hiermee niet alles gezegd. Het is al eerder opgemerkt: naast die niet functionerende geboden en aanwijzingen uit het Woord van God in betrekking tot de wijze waarop wij ons als christenen in deze wereld van anderen hebben te onderscheiden, is het ook - vooral ook moeten we misschien zeggen - een kwestie van algemene levensstijl, van culturele interesse, van culturele intelligentie zou ik bijna willen zeggen, van goede smaak en eigenlijk van ontbrekend zelfrespect. Want een mens - en ik denk hierbij ook aan jongeren - moet bij het avond aan avond kijken naar allerlei goedkope ontspanningsprogramma's en zedenbedervende series, naast een onrustig gevoel als christen, als weldenkend mens uiteindelijk aan alles toch ook een (cultureel) minderwaardigheidsgevoel overhouden?
Het excentrisch, in een ongemakkelijke omgeving plaatsen van de tv is één ding. Meer en beter zou zijn als we in de gezinnen naast het spreken over en waarschuwen tegen de gevaren van de televisie, elkaar zouden aanzetten tot het bedenken van leukere en betere vormen van ontspanning, tot culturele alternatieven van ander niveau (museumbezoek, concerten, tochten door de natuur, méér lezen, andere vormen van gemeenschappelijke ontspanning in gezinsverband) en niet in de laatste plaats tot het beschikbaar zijn voor allerlei vormen van dienstbaarheid in de gemeente van Christus.

Ook andere gevaren
Zou het er beter voorstaan als christenen zich wat hun tv-geneugten betreft, zouden beperken tot de journaals, de educatieve en informatieve programma's van de algemene omroepen en de vanuit de christelijke optiek gezien verantwoorde ontspanningsprogramma's van de NCRV en de EO? Dat zou er zeker op wijzen dat in de toetsing van wat verantwoord is, de christelijke normen beter functioneren dan waarvan nu in onze gezinnen kennelijk sprake is. Maar ik voeg daaraan wel iets toe. Ook wat de christelijke omroepen ten beste geven is niet altijd zonder risico voor de kijker. Hoezeer - om het dan eerst maar bij de EO te houden - deze omroep steun verdient en waardering voor de vele goede programma's die men bedenkt en waarmee men probeert een verantwoorde synthese te vinden tussen wat principieel kan en wat de smaak van het publiek wil, zonder gevaar zijn sommige uitzendingen èn via de radio èn via de beeldbuis niet. Dat gevaar steekt vooral in wat ik godsdienstige overdosering zou willen noemen, in een wijze van omgaan met geloofszaken en geloofsvragen waarbij men niet ontkomt aan de indruk dat het nogal eens geforceerd gebeurt. En erg gevaarlijk zijn praatprogramma's met bijvoorbeeld mensen uit de wereld van de show-business, wier naam een zekere kijkdichtheid waarborgt, maar waarbij de dingen van geloof en leven als ingrediënten dienen om er voor het kijkende publiek toch een smakelijk geheel van te maken. In zulke gesprekken tuimelen dikwijls zoveel zin en onzin over elkaar heen, dat de indrukken die zij op de kijkers achterlaten méér een aanslag op dan een bevestiging van het geloof vormen. Buiten het feit dat de NCRV haar herkenbaarheid als christelijke omroep tot het uiterste beperkt, steekt bij deze omroep veel gevaar in de algemene religiositeit die veel programma's kenmerkt. En dat is misschien een nòg groter gevaar.
Men voere op dit punt als christelijke omroepen een behoedzaam beleid. Tot heil van de kijkers binnen en buiten de kerk.

N.a.v. „Doe dat ding dan uit", Andries Knevel, 100 pags., ƒ 14,50, uitg. Kok-Voorhoeve, Kampen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1993

De Wekker | 16 Pagina's

„Zet dat ding op een onaantrekkelijke plaats...

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1993

De Wekker | 16 Pagina's