Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De confrontatie tussen Christus en satan volgens de evangeliën (I)

Bekijk het origineel

De confrontatie tussen Christus en satan volgens de evangeliën (I)

7 minuten leestijd

Onder deze titel is kort samen te vatten de vraag die de redactie mij vroeg te behandelen in enkele artikelen in „De Wekker". Hoe komt in de evangeliën satan en zijn duistere macht naar voren? Hoe wordt de confrontatie tussen Christus en satan getekend'? Hoe reageert Christus op de duistere machten, duivelse invloeden en satanische verzoekingen, die op Hem af kwamen? Welke boodschap ligt in dat alles voor ons besloten?
Ik moet me beperken tot de gegevens van de evangeliën. Wat de evangeliën ons vertellen over de duistere macht van satan verschilt overigens niet van hetgeen in andere gedeelten van Gods Woord hieromtrent is geopenbaard.

Belangrijk onderwerp
Om minstens twee redenen is dit een belangrijk onderwerp te noemen. Laat ik allereerst wijzen op de praktische reden. Wilt u niet door uw vijand overwonnen worden, dan moet u hem niet onderschatten. Om hem niet te onderschatten, moet u hem en zijn listen (tactieken) leren kennen. Daarom is het van belang na te gaan hoe de evangeliën ons hierover inlichten.
De tweede reden waarom dit een belangrijk onderwerp te noemen is, is hierin gelegen dat in de historische berichten van de evangeliën de confrontatie tussen Christus de Zoon van God en satan heel levensecht voor ons komt te staan. Het is een werkelijkheid waarmee Christus had te rekenen gedurende Zijn omwandeling op aarde. Het bepaalde voor een belangrijk deel Zijn werk. De evangelist Johannes kan daarom in zijn eerste brief schrijven; „Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou" (1 Joh. 3:8). U mag hierin een echo beluisteren van de moederbelofte (Gen. 3:15) die spreekt van de komst van het vrouwenzaad, dat de kop van de slang zal vermorzelen. En de evangelist Lucas vermeldt, als hij in het vervolgboek van zijn evangelie verslag doet van de prediking van Petrus, een uitspraak van deze apostel waarin de gehele werkzaamheid van Christus wordt samengevat: „Gijlieden weet de zaak, die geschied is door geheel Judea, beginnende van Galilea, na de doop welke Johannes gepredikt heeft; belangende Jezus van Nazareth, hoe God Hem gezalfd heeft met de Heilige Geest en met kracht; Welke het land doorgegaan is, goeddoende en genezende allen, die van de duivel overweldigd waren; want God was met Hem" (Hand. 10:38,39). Op grond van deze enkele opmerkingen kunnen we dus vaststellen, dat het werk van Christus voor een belangrijk deel bepaald werd door Zijn strijd met satan. Zijn ontmoetingen - op verschillende manieren - met de vorst der duisternis en de confrontatie met zijn macht, zijn in de evangeliën geen randverschijnsel. We zullen er in het vervolg van deze artikelen nog wat dieper op in moeten gaan, waarom het geen randverschijnsel was.

Eerste oriëntatie
Eerst willen we ons echter wat oriënteren in de gegevens, zoals we die in de evangeliën aantreffen.
U mag dit eerste artikel dus beschouwen als een bijbelstudie, waarin de belangrijkste teksten in dit verband worden genoemd en kort besproken.

De verzoeking in de woestijn
Allereerst is dan te wijzen op het gedeelte, waar de verzoeking van Christus in de woestijn wordt beschreven. De drie zgn. synoptische evangeliën vermelden dit belangrijke gebeuren, dat plaatsvond direct na de doop van Christus door Johannes. Het vond dus plaats aan het begin van het werk dat Jezus nu in het openbaar als Zoon des Vaders en als Israëls Messias zou aanvangen. Satan komt dan direct op Hem af om enkele struikelblokken te plaatsen op de weg van Christus, in de hoop dat Hij ongehoorzaam zou worden aan Zijn Vader, opdat daardoor Zijn Borgwerk voorgoed zou mislukken (Matth. 4:1-11; Marc. 1:12-13; Luc. 4: 1-13).
Welk een troost ligt er voor Gods kerk in de gehoorzaamheid van Christus! Omdat Hij staande bleef, kunnen gevallen zondaren zalig worden, en verlost worden uit de macht van satan, zonde en dood.

Marcus 1:21-28, 32-34
De evangelist Marcus beschrijft (1:21-28) de prediking van de Heere Jezus in de synagoge van Kapernaüm. Daar is een man met een onreine geest, die weet dat Jezus is gekomen om „ons" (de boze geesten) te verderven. Jezus' macht blijkt zo groot te zijn, dat Hij de onreine geest verdrijft. Deze macht wordt door de aanwezigen in verband gezien met de nieuwe leer, die Hij verkondigt. Die nieuwe leer is het evangelie van het Koninkrijk Gods, waarvan de burgers zijn zij, die vermoeid en belast door de zonde bij Christus als Borg de ware rust voor hun ziel mochten vinden. De nieuwe leer heeft alles te maken met het aanbreken van het nieuwe verbond, dat spreekt van volkomen vergeving van zonden op grond van de verzoening door Christus. Omdat Hij dat werk der verzoening gaat volbrengen, wordt de macht van de boze gebroken. Hij spreekt met macht, met Goddelijke volmacht. Daarvoor moeten duistere machten wijken.
In Marcus 1 kunt u verder lezen, hoe dit goede gerucht als een lopend vuurtje door de stad ging, zodat tegen de avond de gehele stad is uitgelopen en samenkomt bij het huis van Petrus. Vele zieken en bezetenen worden daar tot Jezus gebracht. „En Hij genas er velen, die door verscheidene ziekten kwalijk gesteld waren; en wierp vele duivelen uit, en liet de duivelen niet toe te spreken, omdat zij Hem kenden" (Marc. 1:34).

Verscheidene namen
Overigens merken we dat de boze geesten en hun leidsman met verschillende woorden kunnen worden aangeduid. In Marcus 1 vonden we reeds de woorden „geest" (pneuma) en „duivelen" (daimonia). Verder komt het woord „satan" - tegenstander - voor (satanas bijv. in Matth. 4:10) en „duivel" - lasteraar - (diabolos bijv. in Matth. 4:1,5,8,11). In ditzelfde verband wordt de satan ook „de verzoeker" (ho peiradzoon, Matth. 4:3) genoemd.
Verder leren we uit Marc. 3:22,23 dat satan de overste der duivelen genoemd wordt en de naam Beëlzebul kan dragen. „De naam Beëlzebul hoort tot de uitgewerkte binnenlandse burgerlijke stand van het demonenrijk waar joodse demonenuitdrijvers verstand van hadden . . . Wanneer de Farizeeën deze naam gebruiken geeft hun dat een air van gespecialiseerde kennis. De naam satan duidt de overste van de demonen echter aan naar zijn werking buitenslands. Het is geen rangorde-naam, maar een typering van zijn houding tegenover God en mensen: hij is de grote tegenstander van alles wat buiten zijn demonengebied valt" (J. van Bruggen 1990, 226). In de korte gelijkenis die op deze verzen volgt wordt satan „de sterke"(ho ischuros. Marc. 3:27) genoemd, die eerst gebonden moet worden voordat er buit uit zijn huis naar buiten gedragen kan worden. De buit bestaat uit bevrijde Israëlieten!

Door Jezus' macht verdreven
Zo poneert Jezus Zijn macht: dat Hij duivelen uitdrijft is niet te verklaren uit binnenlandse strijd in het rijk van de demonen, zoals de farizeeën Jezus beschuldigen (als dat zo was, zou er immers ook niet van buit gesproken kunnen worden). Het moet gezien worden in het licht van Zijn zending. Hij drijft door Gods Geest de duivelen uit (Matth. 12:28), of door Gods vinger, zoals Lucas schrijft (Luc. 11:20): Hij is dus dermate gezalfd met de Geest, dat ieder Hem als de Messias (= Gezalfde, gezalfd met de Geest Jes. 61) moet herkennen. Het volk vraagt het zich af: „Is niet Deze de Zoon van David?" (Matth. 12:23).
Inderdaad: het Koninkrijk Gods is tot u gekomen (Matth. 12:28). Het beste bewijs hiervan wordt geleverd in de afbraak van het duister rijk van satan. Dat wordt als met Gods eigen vinger aangewezen.
De vinger Gods blijkt meer kracht te hebben dan de samengebalde vuist van satan, die zovele mensen beukt (vgl. 2 Cor. 12:7) door ziekten en bezetenheid.
Hier beëindigen we onze eerste bespreking van verschillende gedeelten uit de evangeliën. In een volgend artikel zullen we dit nog verder uitwerken. Na dit eerste globale overzicht begint zich al iets voor ons af te tekenen van de niet te onderschatten macht van de grote tegenstander van God en Zijn Rijk, en van de zegevierende macht van Christus, Die door Zijn werk de duistere machten onttroont.

H. Korving

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juni 1993

De Wekker | 16 Pagina's

De confrontatie tussen Christus en satan volgens de evangeliën (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juni 1993

De Wekker | 16 Pagina's