Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zijn onze kerkdiensten nog echt erediensten? (Aandacht voor de liturgie II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zijn onze kerkdiensten nog echt erediensten? (Aandacht voor de liturgie II)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vraagstelling
In een „Nader bekeken" heb ik een aanloopje genomen om tot dit artikel te komen. Vragen rondom de liturgie blijven aan de orde. Op de generale synode van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) waren ze aan de orde. Onder ons zijn ze ook aan de orde, al is er een zekere huiver om bepaalde punten (weer?) op de generale synode te brengen. Er is onder ons ook een tamelijk grote vrijheid. Ons kerkelijke leven kennende, kwam er nu een eerste vraag op: Zijn onze kerkdiensten nog echte erediensten? Of, wat negatiever gezegd, gaat het onder ons niet dikwijls al te menselijk toe? Hangt er niet ook veel, al te veel, van de dienstdoende dominee af? En, is het niet vaak zo dat we elkaar zo goed kennen, dat het meer een onderonsje kan lijken dan een ontmoeting met Christus? Hebben we ook niet soms de neiging om in de liturgie „dingen te willen stoppen" waar we zelf van houden, die wij fijn vinden om te doen of mee te beleven?
U ziet wel, het gaat me nu niet om de vraag van welke bijbelvertaling en welke psalmberijming en zo voort, maar het gaat me nu over de vraag: Beleven we de kerkdienst zoals die bedoelt te zijn? Kunnen we dat, gebeuren de dingen er zo dat we een diep besef mogen hebben van de aanwezigheid Gods? Gebeurt er ook werkelijk iets in de kerkdienst? Wat is het méér dan het afwerken van een aantal programmapunten en het verstrijken van de tijd, wachtend op het „amen" na de preek of op het „amen" aan het eind van het gebed?
Onlangs schreef ir. J. van der Graaf over de vraag: Gebeurt er nog iets? Hij had het over het luisteren naar de preek, maar ook over het brengen van de preek. Er is een preek-probleem, maar ook een hoor-probleem. Ja. En hier wil ik met u een ogenblik stilstaan bij de kerkdienst als zodanig.

Kerkdienst
Ja, de kerkdienst. Vrijwel iedere lezer van ons blad heeft er ervaring mee, dikwijls al vele jaren lang. Ouderen herinneren zich, hoe veel er veranderd is; jongeren zeggen dat er ook nooit eens iets veranderen mag. Een wonderlijk gebeuren. Zo te zien doen een aantal mensen er gezamenlijk iets op hun eigen initiatief: op de zondagmorgen en op de zondagmiddag of -avond komen ze bij elkaar voor iets saais: stilzitten, zingen, bidden, luisteren en nog geld toe geven bovendien. Soms is er dopen; soms wordt er avondmaal gevierd. Erg veel is er voor rekening van de dominee. En het lijkt er allemaal erg menselijk toe te gaan. Mensen kennen elkaar. Het is een wonderlijk geheel van eenvoudige en van intellectuele mensen; van rijke en van arme mensen; van verstandelijk en lichamelijk gehandicapten en van hoogbegaafden; van sympathiek en onsympathiek gevonden mensen; van mensen die sinds generaties er bij behoorden en van anderen die nog maar pas van de straat geplukt lijken te zijn; conservatieve en vooruitstrevende mensen; mensen met ambitie en levenslust en mensen die depressief zijn of bezig zijn afscheid van het aardse leven te nemen.
Bovendien bestaat de kerkeraad uit mensen die elk hun eigenaardigheid hebben, zijn de koster en de organist misschien moeilijke mensen en komt er veel te veel op die ene man neer, die de dominee heet (en dikwijls op zijn vrouw). Dat betekent dan weer, dat die dominee dat allemaal niet even goed aan kan, dat hij in eenzijdigheden vervalt of in onbereikbaarheid of in somberheid of in ontoegankelijkheid.
Zo zou ik nog wel even door kunnen gaan. Het is dikwijls nog erger en scherper dan ik hier opschrijf. Ik weet het wel. En u weet het wel.
Zijn die dingen niet waar? Ja, ze zijn dikwijls maar al te waar.

Maar
Nu het wonderlijke: Daarmee is niet alles gezegd. Daarmee is juist het eigenlijke niet gezegd! Weet je wat een kerkdienst is: een ontmoeting. Een samenkomen van de verhoogde Christus met zijn volk op aarde. De manier, waarop de Here Christus door de Heilige Geest met zijn volk en gemeente in communicatie treedt, zo lang Hij nog niet teruggekomen is met de wolken des hemels. Waar twee of drie in mijn naam vergaderd zijn, daar ben Ik in hun midden. Na de opstanding van de Here Jezus zijn de discipelen blijven samenkomen, zo dikwijls ze maar konden, maar in elk geval op de dag des Heren, de dag van de opstanding, de eerste dag van de week. Ze hebben de gemeenschap met Hem in het geloof mogen voortzetten, door de kracht van de Heilige Geest. Ze hebben die gemeenschap ook gevierd in het Heilig Avondmaal. Ze bleven volharden in het onderwijs van de apostelen, in de gemeenschap, in de breking van het brood en in de gebeden.
Als het onderwijs van de apostelen nog steeds wordt voortgezet, als er dus wordt gepreekt, dan is dat het volharden bij wie Jezus is en wat Hij voor ons is. Als we blijven volharden in de gemeenschap, dan leven we erin, gemeenschap als een geloofsgemeenschap met de Here Christus, en als een geloofsgemeenschap met elkaar als leden van één lichaam. Vandaar dat er ook zo'n grote verscheidenheid in de gemeente te vinden is.
Als we volharden bij de breking van het brood, dan doen we wat de Here ons gezegd heeft: Doet dat tot mijn gedachtenis, totdat Ik kom. Dan beleven we de eenheid in het delen van het éne brood en het drinken uit de éne beker.
Als we volharden bij de gebeden, dan is het gebed in de kerkdienst een heel wezenlijk onderdeel van de eredienst. De gemeente verenigt zich in het brengen van àlle nood, àlle schuld, àlle smeking, àlle lofprijzing, àlle voorbede, bij Hem, die zo heel dichtbij is door de Heilige Geest. Dat gebed is de beleving van de eenheid; het is de manier waarop ons geloof werkt en tot uiting komt; het is de manier waarop we bij de Here zijn en met Hem leven.
Ja ja, zegt u, nu is het mooi genoeg geweest. De werkelijkheid is wel anders. Want punt één: zo zitten veel mensen helemaal niet in de kerk; ze gaan omdat ze gaan en niet weg willen blijven; ze komen er met alle muizenissen die ze de hele week al in hun hoofd en in hun hart hebben; de jongelui komen er om elkaar te zien en zich tenminste niet ten uiterste te vervelen; de dominee moet zich niet verbeelden dat hij de aandacht wel even pakken zal. Al die werkelijke dingen te midden van alles wat zich verder aanbiedt op de zondag en zich aanbood zaterdagavond.
En punt twee: u schijnt te vergeten dat er ook onbekeerde mensen in de kerk zitten. Die komen tenminste nog en ze weten dat ze nog onbekeerd zijn, en erger zou zijn als je meende dat je het al was en je was het niet. Maakt dat allemaal de kerkdienst niet nog veel moeilijker?

En toch
We houden er aan vast, dat de kerkdienst niet iets laag-menselijks is en het niet mag worden. Niet dat de Here het menselijke verwerpt of verlaagt. Hij is juist bij ons in ons mens-zijn. Dat is de manier, waarop Hij ons bereikt. Zo is onze Heiland in het menselijke vlees gekomen. Zo heeft Hij ook de Heilige Geest uitgestort op zonen en dochters, op ouderen en jongeren, op dienstknechten en dienstmeisjes, zo zei Joel en zo zei Petrus. De zondaren, die discipelen en apostelen heetten, en de eerste christenen, hebben het zo mogen ontvangen èn doorgeven. Zó is Jezus, zó is de Geest. Zó werkt God.
De Here heeft en houdt het initiatief. Hij roept mensen, zondaren, afkerigen, eigenwijzen, naar Zich toe. Here, maak mij uwe wegen door uw Woord en Geest bekend. Dat doet Hij.
Was ik vergeten, dat het maar van die heel gewone mensen zijn, die samen de kerkdienst uitmaken? Neen. Maar wat voor soort mensen heeft de Here Jezus naar Zich toe getrokken? Tollenaars en prostituées. Hun leven werd wèl volslagen door Hem in beslag genomen. Die wonderlijke mengeling van leden met allerlei verschil gaat samen het lichaam van Christus heten. En had ik niet bedacht, wat al die mensen meezeulen van de hele afgelopen week? Neen, maar de Here vraagt ons niet om daarmee eerst in het reine te komen voordat we de kerkdeur binnenstappen, maar juist om het allemaal aan zijn voeten te leggen. En was ik vergeten, dat een mens door de Geest Gods wedergeboren moet worden? Neen. Hoe zou iemand die zelf zijn ware aard heeft moeten en mogen leren kennen, ooit kunnen vergeten dat zalig worden een wonder is? Van nature vraagt niemand van ons naar God.
En vraagt u niet van mij om te verklaren hoe dàt kan, dat er mensen zijn die hun leven lang onder de verkondiging van het Woord zitten en toch onbewogen blijven. Hoe het kan, dat iemand zich als huichelaar blijft voordoen. Er zijn zulke raadsels. Belangrijk is, dat we zelf ons voor God leren verootmoedigen en dat we zelf zien, welk een huichelachtig hart we hebben. Calvijn noemde de huichelarij wel de ergste zonde, waarvan we verlost moeten worden. Misschien dacht hij wel aan zichzelf.
Maar ziet u, wat er nu in de kerkdienst gebeuren mag, dat is dat er wonderen gebeuren. Dat het zwaard van de Geest mijn innerlijk raakt, dat ik de weg naar het leven leer in plaats van de dood na te jagen, dat ik leer zien wie Christus is. Ja, de hele prediking mag vol zijn van Christus. Er is ook geen preker die mensen kan bekeren. Maar hij mag wel een ontzaglijke hoop en een vertrouwen hebben, dat de Geest zijn nederige dienst zal gebruiken.
Zou u er niet aan meedoen om de kerkdienst voor uzelf op een hoog plan te zetten? U te verwonderen dat zoiets bestaat, bestaat op deze wereld, die zich voor niets anders inspant dan voor het aardse bestaan, zo rijk en zo langgerekt mogelijk ook al bestaat er onrecht en oorlog? Dat dit bestaat, dat er een God en een Christus is, die zich met ons bemoeit en ons in zijn gemeenschap en toekomst wil betrekken, en dat Hij ons daar bij roept en ons nooit meer in de steek zal laten.
En al die onderdelen, het zingen en het luisteren, het bidden van diepe smeking tot hoge lofprijzing, het bezig zijn met het Woord, dan zus, dan zo, het mee beleven van de bediening van de Sacramenten, het brengen van onze gaven voor interne en externe doeleinden, het mee krijgen van de zegen als we weer naar huis gaan, het ontmoeten van elkaar voor, tijdens en na de dienst, het delen in elkaars vreugden en moeiten, het bemoedigen van elkaar in het strijdperk van dit leven: wat een unieke zaak! In Haarlem zat een zwakbegaafde jongen naast een oud-wethouder van de gemeente Haarlem aan het Avondmaal. Beiden hebben ze me verteld, van Gods genade te leven.
Op dit punt gekomen, breek ik maar af. Wat moet er nu gebeuren, zullen onze kerkdiensten echt erediensten zijn?
Daar ga ik geen maatregelen voor voorstellen. Open ogen en open harten mogen er zijn, bij de liturg en bij allen die de kerkdienst meemaken.

K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 1993

De Wekker | 16 Pagina's

Zijn onze kerkdiensten nog echt erediensten? (Aandacht voor de liturgie II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 1993

De Wekker | 16 Pagina's