Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Theologie en filosofie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theologie en filosofie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waar heb je het nou over?
U weet dat ik steeds mijn best doe om niet ingewikkeld te schrijven. Dat hoop ik dus deze keer ook niet te doen. Maar mijn hart dringt me, nadat ik in de krant (een heel interview in het Nederlands Dagblad op zaterdag 24 juli 1993) gelezen heb over de derde promotie van dr. W. J. Ouweneel, ditmaal in Zuid-Afrika en ditmaal in de theologie. Hij was al doctor in de biologie (Utrecht 1970) en in de filosofie (Amsterdam 1986). Hij is ook onder ons bekend door zijn werk aan de Evangelische Hogeschool in Amersfoort, door zijn publikaties (bv. Het domein van de slang) en door zijn werk bij de Evangelische Omroep. Ouweneel is een merkwaardig man. Zijn grote geleerdheid wordt hem bij deze van harte gegund. Merkwaardig vind ik hem, omdat zijn filosofische studie hem ongeveer een aanhanger gemaakt heeft van de reformatorische wijsbegeerte van Vollenhoven en Dooyeweerd, terwijl hij geen gereformeerd man is maar lid is van de Vergadering van Gelovigen. Dat betekent voor hem dat hij van zijn standpunt uit vrij kan omspringen met de gereformeerde belijdenis en dat hij aanhanger is van de zgn. leer der bedelingen, die in die kringen opgeld doet; de leer die immers spreekt van een tweeërlei wederkomst van Christus en de zgn. opname van de gemeente.

Dat ik hier over hem schrijf is om onze lezers in te lichten over zijn plannen om een geheel nieuwe dogmatiek te schrijven. Ik put uit het verslag in het Nederlands Dagblad.

Zijn theologische proefschrift is in feite het begin van die nieuwe dogmatiek. Het proefschrift heet (ik vertaal uit het Engels): Een kritische analyse van de externe en interne voorvragen van de systematische theologie. Met andere woorden: voordat men een dogmatisch werk kan beginnen te schrijven, moet er eerst een aantal andere vragen beantwoord worden. En de bespreking daarvan moet in feite het eerste deel van zulk een dogmatisch geschrift zijn.

Zijn mening
De interviewer vraagt dan: Wat bedoelt u met een nieuw uitgangspunt? En bij het antwoord staat dan: Ik weet dat het pedant klinkt, maar ik zeg het toch: zelfs de conservatief-traditionele dogmatiek is belast met filosofisch begrippengoed dat van heidense oorsprong is. Volgende vraag: Wat vindt u van de dogmatiek van Van Genderen en Velema? Antwoord: Het is een mooi handboek voor studenten, waar veel goeds over te zeggen is. Maar mijn kritiek op hen is onder andere dat ze te weinig doen aan de prolegomena (de voorvragen, KB). Daardoor gebruiken ze ook termen en onderscheidingen die filosofisch belast zijn. Uiteindelijk is hun dogmatiek toch te veel een populair-wetenschappelijke dogmatiek gebleven. Gevraagd naar het nieuwe van Ouweneels aanpak zegt hij, dat hij daar, waar de theologie te maken krijgt met wijsgerige vragen, gebruik wil maken van een radicaal-christelijke filosofie. De enige christelijke filosofie die wat dat betreft voorhanden is, is de reformatorische wijsbegeerte van pioniers als Dooyeweerd, Vollenhoven en Stoker. Als voorbeelden waar hij nieuwe wegen gaat noemt hij kritiek op de onderscheiding tussen algemene en bijzondere openbaring, de leer over de mens met de ziel/lichaam-problematiek en het valse dilemma (keuze tussen twee mogelijkheden, KB) van objectivisme/subjectivisme (voorwerpelijkheid/onderwerpelijkheid, KB).
Nu moet ik zeggen, dat het me een beetje stoort, dat hier nog al neerbuigend wordt neergezien op „onze" dogmatiek. Kritiek daarop is uiteraard toegestaan, maar ik kan er niet helemaal tegen, als de indruk wordt gewekt, dat de beknoptheid van „onze" dogmatiek mee als achtergrond heeft een gebrek aan filosofische bezinning. Het boek valt inderdaad met de deur in huis, maar er wordt ook verantwoord waarom dat gedaan is. En wie het boek leest weet, dat de reformatorische wijsbegeerte op drie plaatsen (men kan het in het register nakijken) besproken wordt, soms in positieve, soms in meer kritische zin. Ook kan van de twee schrijvers bekend zijn, dat ze beiden een meer dan gewone wijsgerige kennis bezitten en interesse hebben. Maar ik behoef hen hier niet te verdedigen. Tegenover de lezers van ons blad wil ik er toch wel iets over kwijt.

Tegelijkertijd, of iets eerder?
In 1991 voltooide in Amerika professor Gordon J. Spykman zijn dogmatisch werk, dat in 1992 verscheen onder de titel (ik vertaal): Reformatorische theologie, een nieuw voorbeeld voor het bedrijven van dogmatiek. Het interessante van dit boek (ik ben er nog maar mee aan het begin) is, dat het toont, hoe een man van klassiek gereformeerde levensovertuiging (hij is onder ons bekend van verschillende bijeenkomsten en conferenties) zijn leven lang bezig is geweest met de vragen van theologie en filosofie. Ik moet het anders zeggen: gelooft u maar, dat iedereen die zich verdiept in de theologie, te maken heeft met vraagstukken van het lezen en verstaan van de Schrift en van zichzelf en van de wereld en van haar toekomst. Dat is in Apeldoorn evenzeer het geval. Ook uw eigen dominee heeft een tentamen in filosofie moeten doen, al had hij er te weinig tijd voor en misschien te weinig zin in.
En het aardige van dit boek is dus, dat de levensgang van iemand die met die vragen van geloof en leven te maken had er in beschreven wordt. Aan het begin wordt er een hele rij dingen opgesomd, die ik bij deze graag aan u wil voorleggen. Prof. Spykman noemt het volgende (ik vertaal weer):
- een hernieuwde waardering voor de scheppingsorde als het blijvende raamwerk voor alle voortgaande openbaring, zoals die haar licht werpt op de kosmische (wereld)geschiedenis;
- een meer dynamisch verstaan van de mens als beelddrager van God;
- een stijgende onbevredigdheid met Hellenistische (Grieks-wijsgerige) mensopvattingen die de mensen verdelen in een scherpe tweedeling van lichaam en ziel, waarbij gevoegd kan worden het herstel van een meer bijbels zicht op de mens als een eenheid;
- een verdiept stilstaan bij de diepgaande werkelijkheid van de val van de mens in de zonde, en de radicale en meeslepende uitwerking daarvan op het leven als geheel;
- een helderder inzicht in de onderlinge verbondenheid van de openbaring in de schepping en in de verlossing;
- een betere greep op de eenheid van het Oude en Nieuwe Testament, verbonden als belofte en vervulling;
- meer samenhangende ontwikkeling van de kijk op de geschiedenis, die door de bijbelse openbaring als één lijn wordt gezien (en niet als een cirkelgang, KB);
- een groeiende erkenning van de gedachte, dat de bijbelse boodschap is verankerd in de heilsgeschiedenis, die op de manier van de delen van een drama, sterk licht werpt op de machtige daden van God met Jezus Christus in het middelpunt;
- een herontdekking van de blijvende betekenis van de oud-testamentische wetgeving voor een vernieuwde levensstijl in onze tijden;
- een diepere erkenning van Israël als een corporatieve persoonlijkheid (een gemeenschap als een persoon getekend, KB), dat zijn vervulling bereikt in Christus en zijn lichaam, de kerk, het nieuwe Israël;
- een eerherstel van het letterlijke onderzoek van de bijbelse verhalen, met een grotere openheid voor de eerste plaats en de normativiteit van hun letterlijke betekenis en kanonieke bedoeling;
- een gretig gebruik van de bijdragen van de archeologie voor een duidelijker reconstructie van de historische plaats en de culturele samenhang van de bijbelse openbaring;
- een dankbaar erkennen van het werk, dat gedaan wordt in vergelijkende taalstudies, die nieuw licht werpen op de betekenis van duistere plaatsen in de Schriften;
- een groeiende verwerping van het gebruik om Griekse filosofische gedachten in het Nieuwe Testament in te lezen, met vervanging door een grotere waardering van zijn Hebreeuwse achtergrond.

Nu, hier vindt u een hele opsomming door iemand, die al veel eerder bezig is geweest met een manier van theologiseren vanuit de Schrift en met de belijdenis. Ook zijn theologie zal niet het laatste woord hebben; dat heeft niemand op aarde. Maar het kan wel helpen om bescheidenheid te leren aan mensen die menen dat ze eens iets nieuws zullen vertellen.
En ik kan u ook verzekeren, ook al heb ik niets meer persoonlijk met Apeldoorn te maken, dat de aspecten, die hierboven zo maar eens onder elkaar gezet zijn, in Apeldoorn alle aandacht hebben gehad, hebben en zullen houden. En daar ben ik dan toch wel heel gelukkig mee.
Per slot van rekening is ons blad er ten voordele van de Apeldoornse universiteit en leven we in een periode van afscheid en nieuw aantreden.

K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1993

De Wekker | 16 Pagina's

Theologie en filosofie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1993

De Wekker | 16 Pagina's