Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Najaarsconferentie ambtsdragers - een indringende conferentie (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Najaarsconferentie ambtsdragers - een indringende conferentie (II)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. J.G. Schenau
Ds. Schenau vertelde, dat een zuster in een bejaardenhuis bij de kennismaking zei: Ik heb hier zo weinig mensen met wie ik praten kan, en van toeëigening weten ze helemaal niks. Ik ben blij, dat ik uw kerktelefoon heb . . . want die kan ik tenminste uitzetten! Maar van deze zelfde zuster heb ik veel geleerd. En als ik iets zeggen mag, stel ik mij kwetsbaar op. Dat lijkt mij nodig voor een vruchtbaar gesprek.
Iemand kan zeggen: Hebben jullie het er wéér over? Het is goed het hier te bespreken. Wij christelijke gereformeerden weten zo hoe het moet bij anderen. Maar nu gaat het over onszelf, over ons pastoraat: Wie de Zoon heeft, heeft het leven, maar wie de Zoon niet heeft, heeft het leven niet. Het gaat om leven of dood. Over de term spreek ik maar niet zozeer: onze jongelui denken bij de drie formulieren aan aanvragen voor een studietoelage en bij toeëigening aan fraude.
Het toe te eigenen heil nu is zelf zo breed als het werk van Christus: wijsheid, rechtvaardiging, heiliging, verlossing (1 Cor. 1:30). Er is in onze belijdenis een veelheid en rijkdom, die niet verengd mag worden tot rechtvaardiging alleen, hoe centraal dat ook is; ons reformatorisch erfgoed reikt veel meer aan. Ons hart heeft schuilhoeken maar ook uitgangen.
Bij bepaalde gelegenheden komt de zaak specifiek aan de orde, b.v. bij doops- en avondmaalsbedieningen, maar eigenlijk behoort het in elke preek. Gebeurt dat voldoende? Volgens de een te weinig en volgens de ander veel te veel. Stimuleer uw predikant maar om de Dordtse Leerregels te behandelen, b.v. hoofdstuk III/IV. Te moeilijk? Dat viel mee; er bleek in de gemeente remonstrantisme te huizen; daarentegen was er een jongere die juist bij deze behandeling weer in de tweede kerkdienst kwam. Want: Hoe kom je er aan? Iemand had er iets aan in gesprek met evangelische groepen. Het werk van de Geest is primair. Er is een persoonlijke toeëigening. De toezegging mag leiden tot toeëigening. Na de paradijszonde is dat al zo gegaan. We mogen de Schriften openleggen; er is een ontfermend hart; Christus is bekleed met de beloften. Verbondsmatig preken, belofteprediking is Christusprediking. Hoe Christus nu mijn leven alleen mag worden; een overweldigende kracht; handen getrokken naar Christus. Dat vraagt, instrumenten te zijn van de Geest. Een preek is niet een uitlegging aan het eind voorzien van enige vragen, maar het is een worsteling om heel de preek door de mensen voor Gods rechterstoel, voor de troon der genade te krijgen. Reeds in de uitleg blijven we niet afstandelijk maar voeren we de gemeente in de tekst in. Als ik over Paulus bij Damascus preek vraag ik niet aan het eind: Kent u dat ook? Maar ik vind veel meer klem op de gemeente als ik zeggen mag: Wat is de Here goed voor u, want Hij houdt u nú staande; Hij vraagt: Waar ben je toch mee bezig? Als ik de mensen bij Christus mag brengen is het werk van de Geest, dat we nog maar één kant op kunnen. Zo maakt de Geest Christus groot. We spreken over een zéker geloof; niet van zichzelf maar van Christus. En dan zal openbaar komen dat er tweeërlei kinderen des Verbonds zijn. Want het gaat niet „vanzelf". Alleen kan ik daar geen verklaring voor geven. Er is de vrijmacht van de Geest en er is verkiezing, al mag niemand zich daar achter verschuilen.
De prediking staat in de spanning van Gods verkiezing en de menselijke verantwoordelijkheid. Die kunnen we niet oplossen. Paulus schrijft: Blijft uw behoudenis bewerken met vreze en beven, want het is God die in u werkt beide het willen en het werken. We kunnen het beeld gebruiken van een spoorbaan. Als we de twee rails naar elkaar toe buigen ontspoort de trein. De twee raken elkaar wel, aan de horizon achter ons: Gods Raad, en vóór ons: de voleinding. Onderweg gaan we naast elkaar. God is de eerste, in belofte en in geloof. Gods werk is zó krachtig: doden worden opgewekt zegt de belijdenis. De ontspoorde trein, een ramptrein vol Adamskinderen, moet door de Here Zelf weer op het spoor gezet worden. Dat is wedergeboorte. Dat is nu een verborgen werk. Je moet niet doen alsof je het allemaal precies weet. Je kunt meer omschrijven dan beschrijven. Nodig is een pleiten op de beloften. Dat maakt de toeëigening zelfs tot een feestelijk en blij gebeuren. Alles wil God Zelf geven.
Zo gaan we met de noodzaak niet de verantwoordelijkheid verlammen. De stroomafnemer van de trein moet tegen de bovenleiding. We zetten onszelf niet op de rails en we gaan niet vanzelf. Zo wordt toeëigening tegelijk ook onteigening: van gronden die buiten belofte en geloof om gaan. Een ontmaskering: zelfs het ware geloof is zelf niets dan een lege hand. Er is een onbegrepen wonder, een onverdiende gunst. Bekend is het beeld, dat we in de belofte een cheque ontvangen, die we mogen inwisselen. Bij een Kerstpreek over Lucas 2 leerde ik het dieper zien. Jozef en Maria gingen a.h.w. met de belastingaanslag naar Bethlehem, maar de herders ontvingen het geboortekaartje. Toen zag ik: we krijgen niet een cheque maar een belastingaanslag. Alleen: niet zonder het geboortekaartje. Met de aanslag naar Bethlehem en Jezus betaalde. Dat is mij het Kind toeëigenen. Onder de verkondiging gebeuren er wonderen.
Waarom gebeurt er zo weinig? Maar dank ook voor wat er openbaar komt. „Veracht de dag der kleine dingen niet". Waar de Geest werkt, leren we de drie stukken. Waarvan verlost Christus? Wat is het? Waartoe leidt het? Denk nog aan het beeld van de trein. We hebben geen schema. We hebben het niet over drie stations om te passeren, maar drie rijtuigen, die het hele traject meegaan. Soms is één wagen meer beladen dan de andere, zeker. Maar we gaan er niet van loskoppelen. Kenmerken en standen? Volgens de Leerregels behoren ze bij het geloof; ze leiden niet tot geloof maar ze zijn van het geloof. Er is een rusten in de nabijheid van de Here; er is een gemis door de zonde; noem het bevinding of ervaring of gevoelen. Prof. Velema zei: toepassend werk is levendig werk. De trein gaat over hoogten, door diepten, door tunnels en met vergezichten, we zijn verrukt en bedrukt.
Een vraag is: Moet het er altijd over gaan? Drs. H. de Jong, als Schriftgeleerde te eren, zei wel: Bij de Chr. Geref. moet het elke zondag over dat ene spoor gaan. Maar het gaat er om, of de drie wagens op een doorgaande lijn gaan; waar zouden we zijn zonder déze trein?
We zijn hier als pastores, ouderlingen. De Geest komt gebruik maken van ambtsdragers. U bent een geschenk van de Geest aan de gemeente. Ef. 4 spreekt van een „totdat". Vaak is er het probleem van een zich niet durven toeëigenen. Wat zijn de oorzaken? Wat wordt er van ons gevraagd? En waar mogen we mee naar toe leiden? En de Geest blijft altijd uit op groei.
Er wordt aangevochten. Niet ons geloof is gewis maar Gods belofte. We komen ook een bepaalde vanzelfsprekendheid tegen. Dan zullen we liefdevol vragen: Wie is Jezus voor u? Het kan nodig zijn om door te stoten. Niemand gelooft natuurlijk vanuit zichzelf. Wat we ook tegenkomen met groot verdriet is onverschilligheid. De hemel trekt niet en de hel verschrikt niet. Er zijn randkerkelijke jongeren. Wij kunnen hen niet bekeren; we mogen ze ook niet de vrije keus laten; wel hen voor de beslissende keus stellen. Er is toch maar één keus? Schrijf ze niet af; achter hun vragen: Is God er wel? is er dikwijls een schreeuw om houvast. We moeten ook goed luisteren. Er is geen simpel antwoord; dan werkt het averechts. Men is dan gauw uitgepraat. Soms is er een barricade door de opvoeding, door een verkiezingssysteem, als men zich eerst verkoren zou moeten weten. Laten we er geen karikatuur van schetsen, want er is dikwijls een worstelen met een oude erfenis. En zeker zijn er tekenen van de ware christenen. Toch moeten we niet op die kenmerken wijzen, maar op Christus. Anders zou je je misschien wel weer vergissen in de kenmerken. We mogen afzien van onze mogelijkheden. God opent ons niet zijn raad maar wel zijn hand. Het heil is voor kinderen; niet ook voor kinderen maar alleen voor kinderen, voor groten die klein worden. Sommigen wachten op een teken, op een bijzonder sterfbed. Er is veel twijfel, we moeten niet wachten op een persoonlijk „briefje" maar mogen leren zien dat Gods liefdesbrief is: Goddelozen worden gerechtvaardigd.
Het komt voor, dat men wacht op een „krachtdadige" bekering om ondertussen zonden vast te kunnen houden. Er zijn onbeleden zonden, er is soms een slordig leven. Iemand wilde niet weten van een „gestolen Jezus" maar hield zijn zaak draaiende door de belastingdienst te tillen. Zou het niet eerst nodig zijn om aan die diefstal te werken? Er is een oprecht verdriet, waarbij we troosten mogen; er mag een aanmoediging zijn en een biddend leven. De Geest leidt tot blijmoedigheid en vrijmoedigheid. We mogen ons neerwerpen op de beloften, alleen op Christus; dat is de band van het geloof. Er is onderscheid in trap en mate. Meer geduld hebben met anderen dan met onszelf. In de gemeente mogen we elkaar zo voorthelpen, in diepte en breedte. Soms moet „de schrik des Heren" bewegen tot het geloof. Het bloed van gemeenteleden die onverzoend sterven zal van onze hand geëist worden. Maar ook „de liefde van Christus" dringt. Door onze dienst mogen zondaren levend worden. Laat dat ook aan onszelf te zien zijn. Predikanten, ouderlingen, diakenen, worden alleen behouden uit genade.
Maar wat zal dat zijn, als gezegd zal mogen worden: Wel gedaan, trouwe dienstknecht, over weinig zijt gij trouw geweest, over veel zal Ik u zetten. Ga in in de vreugde uws Heren.

Einde morgenbijeenkomst
Nu mag u weten, waarom ik hierboven zette: Een indringende conferentie. Het gesprokene liet niet na, grote indruk te maken, zo zelfs dat de voorzitter een ogenblik nodig had om weer te kunnen spreken. Hij was geneigd om te zeggen: Wat doen wij hier verder nog? Laat morgen ds. Schenau in Middelharnis preken en ds. Baars in Middelburg, dan moet het beide toch herkenbaar zijn? Maar laat ons toch vanmiddag verder spreken.
Er werd een zegen gevraagd voor de maaltijd en de vergadering zou om 13.45 uur weer beginnen.

Middagbijeenkomst
Nadat we om 13.45 uur weer samengekomen waren en prof. W. van 't Spijker het gebed had gedaan, werd erop gewezen, dat ds. H. van der Ham aanwezig was met zijn pas verschenen boek „Professor Wisse" en dat men kon intekenen op een wel verschenen maar nog niet aanwezig boek van prof. Van 't Spijker over hetzelfde onderwerp als dat van deze dag.
Verder werden twee nieuwe diaconale leden van het comité aan de vergadering voorgesteld (ter goedkeuring, dat laatste naar mijn mening ten onrechte, maar wel vriendelijk): de brs. Van der Graaf uit Rotterdam en Van Oord uit Zwijndrecht.

Bespreking
Evenals vorige keren ga ik niet alle sprekers en vragenstellers langs, maar vat ik samen.
Natuurlijk kwam de vraag naar het opruimen van het „kanselverbod" in sommige gemeenten ter sprake. Verder: Kunnen we niet nog wat verder spreken over het taalverschil? Is het voorbeeld van „mentaliteitsverandering" wel zo kenmerkend? En: het aspect van het meerdere in de toeëigening dan alleen het begin van het geestelijke leven mag wel uitgewerkt worden. Iemand wees er op, dat de liefde, in de Schrift toch zo wezenlijk, zo vaak ontbreekt. Een vraag was ook, of het onderscheidenlijk willen preken met en ondanks alle goede bedoeling toch niet uitmondt in een voorwaardelijk preken. Gods Woord is toch zelf al onderscheidend genoeg? De vraag was ook, of elke tekst, elk bijbels onderwerp (echtbreuk, Spreuken b.v.) zich wel leent voor „toeëigening". Een andere opmerking: Er mag en moet beloftenprediking zijn. Hoe laten we dat zien in de prediking? Hoe dicht mag je de belofte op het hart binden? En: Mag je toe- en onteigening zo onderscheiden als vanmorgen even gebeurde? Dan nog: Hoe breng je deze zaken bij de jongelui in het catechisatiewerk?
Bij de beantwoording werd door ds. Schenau gezegd, dat als hij in een andere gemeente een niet verantwoorde prediking brengen zou, hij dat ook in Middelburg niet zou mogen doen. Ds. Baars wees er op, dat we wel zo eerlijk moeten zijn om te zeggen dat er verschillen zijn. Er liggen wortels in een ver verleden. Hij wilde door blijven spreken, want hij heeft het gevoel toch ergens te blijven steken. Juist ook bij samensprekingen met andere kerken is toch ook gebleken, dat er grote moeiten liggen. Wat de synoden betreft, daar zijn geen „neuzen geteld" maar is gezocht om eerlijk met elkaar en anderen om te gaan, naar binnen en naar buiten. Onze zwakte is wel, dat het moeilijk duidelijk te maken is. Objectief is het waar, dat gesloten kansels niet zou moeten. Er zijn ook geruchten over onverantwoorde prediking (iemand wees ondertussen op de gepubliceerde preken in „Uit de Levensbron"). Is er een verschil in taal of van inhoud? Hebben we elkaar niet geclassificeerd?
Tijdens deze discussie werd gezegd, dat er onder ons in de prediking zo weinig gedrevenheid voorkomt. Anderen: Wordt er, ook hier vanmiddag, wel geproefd waar het om gaat? Er zijn samenwerkingsgemeenten waar het wel goed gaat. Is dat terecht of heeft men daar de diepste vragen niet gepeild? In feite ging het in 1892 al om dezelfde vragen, waar toen over heen gelopen is. Daar moeten we toch van willen leren? U begrijpt, dat beide sprekers zich in de bespreking dapper geweerd hebben. Datzelfde kan gezegd worden van velen die aan de discussie deelnamen. Misschien mag ik toch zeggen, dat naar mijn beleven de middagbijeenkomst niet op het hoge peil stond van de morgensamenkomst.
Hadden we dan toch maar moeten doen, wat de voorzitter een ogenblik in zich voelde opkomen: laten we naar huis gaan en alles op ons in laten werken en er vervolgens gevolgen aan verbinden die ons verder brengen? Dat nu ook weer niet. Maar het tekende volgens mij wel, dat we nog niet voldoende in staat waren om met het gebodene, van beide sprekers, zó positief om te gaan dat dat ook inderdaad gevolgen heeft die zegenrijk genoemd mogen worden.

Sluiting
Het slotwoord werd gesproken door ds. B. van Smeden. Terug naar ons huis en ons werk gaan we terug na wat prof. dr. C. Trimp noemde: onze toeëigeningsarbeid. In onze conferentie hebben we het over niet minder gehad dan over wat onze belijdenis noemt de bediening van de sleutels van het Rijk van God. Hij vergeleek ons werk met hetgeen de vrienden van Job aan „huisbezoek" hadden gedaan: ze hadden niet recht gesproken van God, maar de Here had wel hun probleem tot Zijn eigen probleem gemaakt! Jeremia 31 en Ezechiël 36 spreken over het geheim en het wonder van een nieuw verbond en een nieuw hart. De Pinksterboodschap en het werk van de Geest komen heel de Schrift door naar ons toe. Laten we de eenzijdigheden niet bij de ander zoeken maar bij onszelf ontdekken. De Geest ontdekt veel, en Hij ontdekt Christus.
Bij het slot van de conferentie werd, zoals gewoonlijk, gecollecteerd voor een aansprekend doel. Hoewel over een collecte voor de nood in India was gedacht, leek hulpvoorziening op het moment nog te onduidelijk. Er was een ander project en dat werd gevolgd: collecteren voor vervulling van de roep om hulp vanuit de gemeente van Antwerpen, die voor zwaardere lasten staat dan gedacht was. En zo was er een eendracht in deze broederdienst.

K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1993

De Wekker | 16 Pagina's

Najaarsconferentie ambtsdragers - een indringende conferentie (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1993

De Wekker | 16 Pagina's