Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De plaats van onze kerken in de gereformeerde gezindte (I)

Bekijk het origineel

De plaats van onze kerken in de gereformeerde gezindte (I)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De zorgen van de tijd
Het kerkelijke leven in Nederland kent op dit moment grote spanningen. We hebben vooral de situatie op het oog die ontstaat door het samengaan van drie kerkformaties tot één kerkelijk instituut. We volgen de gebeurtenissen op de voet, en tegelijk op een zekere afstand. We voelen ons bij de zaken zeer betrokken. Tegelijk bedenken we echter dat wij als kerken ons buiten de Hervormde Kerk bevinden.
We hebben ons op menig niveau ook zeer bewust opgesteld naast en tegenover de Gereformeerde Kerken. We zouden dus eenvoudig kunnen zeggen, dat de zaken die samenhangen met het Samen op Weg ons slechts van terzijde aangaan.
Maar als we dit gezegd hebben, herinneren we ons een zinsnede uit de Acte van Afscheiding. Daarin was sprake van een wederkeer. Ik schrijf dit gedeelte nog maar eens af. Niet omdat het een soort van confessionele waarde zou hebben. Maar omdat het licht werpt op de visie die de afgescheidenen van het eerste uur hadden op de Hervormde Kerk.
De betreffende passage houdt in dat men zich afscheidde van degenen die niet van de kerk zijn „en dus geen gemeenschap meer te willen hebben met de Nederlandsche Hervormde kerk, tot dat deze terugkeert tot den waarachtigen dienst des Heeren, en verklaren tevens gemeenschap te willen uitoefenen met alle ware Gereformeerde ledematen, en zich te willen vereenigen met elke op Gods onfeilbaar woord gegronde vergadering, aan wat plaats God dezelve ook vereenigd heeft...".
De verklaring is tweeledig. Men scheidt zich af van degenen die niet van de kerk zijn. En men zoekt de gemeenschap met alle ware gereformeerden en wil zich verenigen met elke op Gods onfeilbaar woord gegronde vergadering.
Het eerste deel bevat een negatief element. Maar het wordt gedragen door de positieve uitspraak, waarin men op grond van Gods woord de hand reikt aan alle ware gereformeerden. Kerkelijke eenheid met hen wordt verlangd.

Kunnen we nog iets beginnen met de Acte van Afscheiding?
Het ligt voor de hand dat we de vraag stellen of we in de concrete situatie van nu nog wel iets kunnen beginnen met de uitspraak die in oktober 1834 werd gedaan door de eerste afgescheidenen. De tijden zijn nog al veranderd. De jaren van de Afscheiding, nu meer dan 150 jaar geleden, zijn vrijwel geheel vergeten. Men kent de historische gang van zaken niet meer. Men heeft nauwelijks oog voor de motieven, maar ook voor de omstandigheden waaronder de Afscheiding plaats vond.
Wellicht moet men het de mensen ook niet kwalijk nemen, dat de informatie over het ontstaan van de vrije kerken in Nederland vrijwel geheel ontbreekt. Zo kon het beeld ontstaan dat de gehele beweging tot een mislukte poging terugbrengt, om het kerkelijke leven te saneren.
De feiten zijn anders. De bedoelingen waren ook geheel anders. Men heeft geen Afscheiding gezocht, men heeft het niet gewild. Men was er niet op uit. Maar men is gedwongen geworden om zich af te scheiden.
Men kan om de feiten niet heen. Die feiten waren hard en onverbiddelijk: vervolging, boetes, schorsing, afzetting, inkwartiering, geweld van het gepeupel dat men in die tijd nog had. Zo zou men kunnen doorgaan. Het zijn de feiten, die er op neer komen, dat het burgerlijke en het kerkelijke establishment de dingen in handen had.
Zij wilden niet anders. Zij dwongen en zij meenden, de toleranten, door geweld de beweging in de kiem te smoren. Ik bedoel de beweging die ernst wilde maken met de prediking van de vrije genade.

Een verschil met vandaag
Daarin nu is een verandering gekomen. De gehele kerkelijke wereld met haar entourage is op een onherkenbare manier veranderd. Een van de tekenen van die verandering is het proces dat zich bezig is te voltrekken, ik bedoel dat van de drie kerken die samen een Protestantse Kerk gaan vormen. Over die naam schrijven we nu niet. Ook niet over het proces als zodanig en op dit moment ook nog niet over de kerkorde, die door een trio-synode werd aanvaard, eenvoudig omdat we over die tekst op dit moment niet beschikken. Men moet weten waarover het gaat. Moeten we dan iets zeggen over de positie van de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk? We zouden daarover wellicht iets kunnen zeggen wanneer de historische situatie nog gelijk was aan die van de vorige eeuw. Maar, zoals we zagen, die situatie is wezenlijk veranderd. Men krijgt geen kurassier meer om bij een Bonder zich te laten inkwartieren. Men zal geen rechter vinden die bereid is om boetes op te leggen omdat een Bonder als een Bonder wil prediken.
Ik spreek nu niet over de problematiek van een rechterlijke macht die de secularisatie volop heeft aanvaard. Want daarin zouden eventueel de Bonders op precies dezelfde manier participeren als enkele van hun afgescheiden broeders, die terzake van een kerkelijk conflict reeds met een rechter oog in oog kwamen te staan. Dat laat ik daar. Ik bedoel, dat het niet is in te zien, dat er terwille van de prediking van het evangelie der vrije genade gevangenisstraffen zouden worden opgelegd, zoals bij Hendrik de Cock gebeurde. Dat is het verschil.
Eén ding lijkt onmogelijk. Het is vrijwel ondenkbaar dat de Bonders hun kerk zouden opgeven. Het wezen van de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk is immers te zoeken in de speciale relatie die zij hebben met, soms tegenover, maar in de meeste gevallen op een innige manier met de Hervormde Kerk.
Neem deze relatie weg, en een wezenstrek is daarmee verloren gegaan. Ik kan niet inzien dat de Bond zich van dit wezenlijk kenmerk zal laten ontdoen. Het zou de gehele positie veranderen. Het zou de Bond doen uiteenvallen, zei prof. Graafland rond zijn afscheid, in minstens twee, wellicht zeg ik in vier afzonderlijke groepen, die nu consistent bij elkaar blijven omdat zij hun roeping zien in de Hervormde Kerk, tegenover, maar altijd in een „tegenover" binnen die Kerk. Dat we deze dingen signaleren, geschiedt niet uit de een of andere vorm van afstandelijkheid ten opzichte van de Bonders, of uit welk negatief gevoel ook ten opzichte van hen. Zij hebben het moeilijk, ieder weet het. Zij vormen, om zo te zeggen, voor een groot deel een zeer wezenlijke en herkenbare en krachtige component temidden van de Hervormde variëteiten.
Zij, althans de echte Bonders onder hen, hebben een wijze van omgaan met de anderen weten te ontwikkelen die soms bijzonder royaal aandoet. En zij kunnen dit niet missen. Ik zei dikwijls dat zij de afgescheidenen zijn binnen, en wij de afgescheidenen buiten de Hervormde Kerk.
Maar juist daarom acht ik dat het een zeer grootse illusie is, om te menen dat de houding van de Bond in Nederland ook maar iets zal bijdragen aan de oplossing van het kerkelijk vraagstuk. Zij hebben hun taak gekozen in de Hervormde Kerk. Daarvoor willen zij staan. Daarvan zullen ze niet wijken. En ik voor mij, twijfel er niet aan, dat er een modus gevonden zal worden, waarin het hun mogelijk zal zijn, om als Bonders binnen de Hervormde Kerk te blijven werken. Beschouwen wij hun standpunt, dan zeggen we: Daar staan zij. Zij kunnen niet anders. Moge God hen helpen!
Het is met het oog op de compleet veranderde tijden dat men de stelling zou kunnen verdedigen, dat het ondenkbaar is dat een Bonder een afgescheidene zou worden buiten de Hervormde Kerk. Zij zouden er als Bond niet eens uit kunnen komen. Een deel zou naar de Gereformeerde Gemeenten gaan of terugkeren. Een ander deel zou zich voegen tot de Oud-Gereformeerden. Nog weer een ander deel zou mogelijk iets zien in de Christelijke Gereformeerde Kerken. Maar de chaos zou zo groot, en ook zo onchristelijk worden, zij zou zich vermengen met zulke strijdmotieven die altijd gepaard zijn gegaan met hardhandige kerkelijke veranderingen, dat men nauwelijks kan denken dat er enig heil uit te verwachten zou zijn.
Daarom sprak ik van een grootscheepse illusie, die zich voordoet wanneer men aanneemt dat hier een deur zou opengaan die toegang zou verlenen tot een nieuwe opbloei van het gereformeerde kerkelijke leven in Nederland. Daarover een volgende maal DV verder.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 1993

De Wekker | 16 Pagina's

De plaats van onze kerken in de gereformeerde gezindte (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 1993

De Wekker | 16 Pagina's