Huwelijk en echtscheiding bij Martin Bucer (I)
Het proefschrift van dr. H.J. Selderhuis
In ons blad is ruim een maand geleden een verslag gegeven van de promotie van dr. H.J. Selderhuis in Apeldoorn. Het is nu wel tijd om wat aandacht aan het boek zelf te geven.
Dit is een van de niet zo vele boeken, die een wetenschappelijk proefschrift zijn en tegelijk een voor ieder helder leesbaar en zelfs boeiend verhaal zijn. De uitvoering van het boek is ook aantrekkelijk: een fleurige band, een gebonden uitvoering en een lage prijs: ƒ 39,50 en dat voor een boek van 437 bladzijden.
Als je van een boek kunt zeggen, dat het boeit, mooi uitgevoerd en niet duur is, heb je al heel wat goeds gezegd. Er is zorg aan besteed en er komen heel weinig drukfouten in voor. Wat mij opviel is, dat de naam van prof. E. Doumergue steeds verkeerd gespeld werd en dat op blz. 365 storend staat „besnedenen" in plaats van „gesnedenen". Dit wordt verderop overigens wèl goed gedrukt.
Maar nu gaat het verder over de inhoud. Ook die is belangrijk. Want een bijbelse kijk op het huwelijk, en daarenboven een bijbelse beleving van het huwelijk is in onze tijd van het grootste belang. Ik behoef dat hier niet uiteen te zetten. Het is begrijpelijk, dat, toen ds. Selderhuis op het spoor kwam van de opvattingen van Martin Bucer over huwelijk en ook over echtscheiding, dat hij besloot om die opvattingen, die nogal verschillen van rooms-katholieke en van protestantse theologen van zijn tijd, eens nader te onderzoeken. Daarmee was het promotie-onderwerp gegeven en de grondslag van het boek gelegd: Huwelijk en echtscheiding bij Martin Bucer.
Wie iets van Bucer geleerd heeft, en ook wie het grote proefschrift van dr. W. van 't Spijker uit 1970 over de ambten bij Martin Bucer gelezen (of ingezien) heeft, zal nog niet zo gauw op het idee gekomen zijn, dat Bucer speciale inzichten had in de schriftuurlijke betekenis van het huwelijk. Dat blijft dan om zo te zeggen helemaal op de achtergrond. Je denkt dan wel: De Reformatoren moesten in menig opzicht helemaal opnieuw beginnen. En zo waren ze bezig met het Woord en de betekenis van de Geest, met het geloof, de rechtvaardiging door het geloof en de heiliging, de ambten en de kerkregering. En dan denk je niet altijd veel verder, al weet je dat ze ook erg veel te maken kregen met de inrichting van de menselijke samenleving en bijvoorbeeld met de verhouding van kerk en staat.
Het moet ons dan helemaal niet verbazen, dat ze ook met vele vragen te maken kregen rondom het huwelijk. Konden ze zich in dat opzicht wèl aansluiten bij de middeleeuwse opvattingen en praktijken? Nou, wat het verplichte celibaat betreft natuurlijk al helemaal niet. En ook niet bij de gedachten over Gods wil met het huwelijk. Iedereen, of je nu gewend bent aan het oude huwelijksformulier in onze kerken, dan wel aan het nieuwe (sinds 1971/72), weet, dat onze gereformeerde vaderen als eerste doel van het huwelijk niet noemden het krijgen van kinderen, voor kerk en koninkrijk Gods, maar het er zijn voor elkaar, in liefde, in trouwe hulp en dienst. En die verandering in de volgorde van doeleinden van het huwelijk had regelrecht te maken met het verstaan van de Schrift. Ze had ook te maken met een hele verandering in levensbeschouwing, met de verwerping van het middeleeuwse scholastieke systeem, waarin het huwelijk als een zo aardse zaak alleen maar acceptabel was geworden, wanneer het door een sacramentele handeling was opgeheven tot de hogere plaats van de vermeerdering van de kerk. Daarom was sinds de middeleeuwen de geestelijke verplicht om als vrijgezel te leven: als geestelijke had hij geen aardse en vleselijke begeerten. Maar niet ieder kan dat opbrengen, dus moet het huwelijk als iets noodzakelijks kunnen voor de anderen, maar dan alleen maar, wanneer men het verlangen heeft om kinderen voor de kerk groot te brengen. Is die taak vervuld, dan behoort ook de begeerte op te houden. De Reformatie heeft hiermee helemaal gebroken en heeft het huwelijk erkend als een instelling, die God behaagt.
Goed, het was ook Bucer die over de vragen rondom het huwelijk heeft nagedacht. Of moet je zeggen: Het was juist Bucer? In elk geval, hij heeft er op een aparte manier over gedacht. En over die aparte manier gaat het boek. Interessant dus, en evenals het Bucer in zijn tijd overkwam, tot tegenspraak uitnodigend.
In het tweede artikel wil ik iets weergeven uit het boek en ik doe dat dan aan de hand van de samenvatting, die in het boek zelf (in het Engels) gegeven wordt.
Hier wil ik alleen iets zeggen over een paar dingen, die mij opvielen.
Het eerste is het grote aantal aantekeningen aan de voet van elke bladzijde. U zult zeggen, dat dat behoort bij een wetenschappelijk werk. Maar ik realiseerde mij, dat het voor de schrijver heeft betekend het opzoeken en daarna doorkruipen van oude geschriften. Eerst al het vinden van datgene wat van belang is. Dan het uitzoeken en ordenen van de stof, het vertalen en begrijpen van de oudduitse en Latijnse teksten en het zinsverband en de bedoeling ervan niet missen. Dan het je indenken: Wat heeft Bucer er precies mee bedoeld? In welke situatie schreef hij er over? Betekent iets dat in de zestiende eeuw gezegd wordt hetzelfde als wanneer het tegenwoordig gezegd wordt? Als je sommige uitspraken leest, verbaas je je toch dat dat zo voorkwam of gezegd kon worden? En dan ook van al die meningen en gelegenheidsgeschriften een geheel maken, waaruit de ware Bucer te voorschijn komt, dat is geen kleinigheid.
Het andere dat mij opviel was de nadruk, die er bij Bucer ligt op het leven in de dienst van God. Als reformator van de eerste periode leeft ook hij uit de rechtvaardiging door het geloof; hij is daarin met Luther één van geest. Maar zijn kenmerkende verbinding van rechtvaardiging en heiliging, dus het tonen van het gelovige zijn uit een leven dat er bij past, brengt hem, en daarmee heeft de schrijver mij over Bucer overtuigd, tot uitspraken die heel apart zijn. Apart in de zin van: Hoe is het mogelijk, maar ook in de zin van: Wat ben je oprecht in je mening, hoe afwijkend die in sommige kanten van het huwelijk ook was van de andere reformatoren. En ook daarin voelde ik mij overtuigd, dat het Bucer helemaal ernst was met het karakter van het huwelijk als dienst; dienst aan elkaar en aan de samenleving van de mensen.
Daarmee in verband vond ik ook het pastorale karakter van Bucers opvattingen. En daar ligt dan de verbinding tussen zijn andere uiteenzettingen („de ambten bij Martin Bucer") en zijn opvattingen en adviezen met betrekking tot het huwelijk. Het was pastoraat dat hem dreef.
Een vierde dat mij telkens trof was: Is het nu zo schriftuurlijk waar Bucer toe kwam? Hij was zelf juist zo uiterst overtuigd van het bijbelse van zijn leer, van zijn overeenstemming zowel met het Oude als met het Nieuwe Testament. Had hij gelijk? Wat hij niet wilde zijn, biblicistisch, was hij dat in feite toch wel? Vooral als hij de wet van Mozes zo direct naast de woorden van de Here Christus plaatst, als hij zijn uitlegging geeft van de woorden van Jezus in Matth. 19 en die niet voor beslissend houdt in de zin, dat er ook andere mogelijkheden tot scheiding zijn, en als hij Jezus met Paulus vergelijkt?
En dan, al nadenkend ondertussen, datgene wat misschien aan het begin van mijn overwegingen had moeten staan: Het is soms net alsof Bucer onze verwilderde tijd gekend had. En het is niet zonder reden, dat één van de stellingen bij de promotie was, dat de leer van Bucer voor onze tijd grote actualiteit heeft, hetgeen nog niet zeggen wil, dat hij kritiekloos gevolgd moet worden.
U bemerkt, reden en stof genoeg om er nog wat meer van te zeggen en om u uit te nodigen het boek te lezen. In het volgende artikel krijgt u het overzicht aan de hand van de samenvatting van het boek.
K. Boersma
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1994
De Wekker | 16 Pagina's