Jezus' verschijningen na Pasen
Tussen Pasen en Hemelvaart
Na Zijn opstanding is de Heere Jezus Christus verschenen aan vele discipelen. Na Pasen ging Jezus op een andere wijze met de Zijnen om dan voor Pasen.
Een andere tijd is nu aangebroken. Hij verblijft nog veertig dagen op aarde. Dan volgt de hemelvaart. De tijd tussen Pasen en de hemelvaart is te omschrijven als een overgangstijd. Jezus verschijnt gedurende die tijd aan Zijn discipelen en spreekt tot hen over alles wat het Koninkrijk van God betreft, Handelingen 1:3. De discipelen krijgen het laatste onderwijs dat voor hen nodig is om na de Pinksterdag in de wereld op te kunnen treden met het Evangelie van de gekruisigde én opgestane Heere. Jezus treedt na Pasen niet meer in het openbaar onder de mensen op. Hij gaat buiten de waarneming van de scharen alleen met Zijn discipelen om.
Pastoraat met het oog op het geloof
Direct na de opstanding is Jezus verschenen aan een aantal van de Zijnen. Het ongeloof was groot en hardnekkig bij de leerlingen. Ze staarden zich blind op het kruis en op het graf. Jezus had voor Zijn lijden en sterven aangekondigd dat Hij op de derde dag zou opstaan uit de doden en dat Hij hen zou vooraan naar Galilea, maar die woorden waren dood kapitaal voor de jongeren. Het is nodig dat Jezus de Zijnen brengt tot het geloof in de zekerheid van Zijn lichamelijke opstanding. De Grote Herder van de schapen, die door God uit de doden is teruggebracht, bedrijft in Zijn verschijningen pastoraat, zielzorg aan Zijn schapen. De verschijningen waren nodig om de discipelen te brengen tot de vreugde van Pasen. Hij brengt de uiteengeslagen schapen weer bijeen. In die eerste verschijningen na de opstanding is iets van een „crisispastoraat" op te merken. Het Paasgeloof breekt niet zo maar door! Er is werk van Christus Zelf voor nodig. Het getuigenis van de apostelen over de opstanding van Christus - en op hun getuigenis berust ons Paasgeloof! - wint aan kracht en geloofwaardigheid, omdat ze zelf door Jezus tot dit geloof moesten worden gebracht. De verschijningen dienen de bevestiging van het geloof in de opgestane Heere.
De verschijningen zijn openbaring
In de verschijningen gaat het er niet in de eerste plaats om, dat Jezus door Zijn discipelen werd gezien. Het gaat om openbaring van Jezus aan de Zijnen. Jezus vertoont Zich levend aan hen met vele kentekenen (Handelingen 1:3). De verschijningen gaan van Jezus uit. De vertaling „Hij verscheen" is beter dan „Hij werd gezien". De leerlingen konden Jezus alleen maar zien omdat Hij hun eerst verscheen. Het zien van de jongeren berust op het verschijnen van Jezus. De jongeren hadden geen visioenen toen ze Jezus na Zijn opstanding zagen. Ze ontmoetten Hem werkelijk, levend, met Zijn nieuwe lichaam. En dat was mogelijk, omdat Jezus hun verscheen. Zo gezien zijn de verschijningen een krachtige onderstreping en bevestiging van de werkelijke, lichamelijke opstanding van Jezus Christus uit de doden.
De verschijningen op de rij
Aan wie is Jezus verschenen? Het kan nuttig zijn om eens op de rij te zetten aan welke mensen Jezus na Zijn opstanding volgens de Bijbel is verschenen. Prof. dr. J. van Bruggen heeft dat gedaan in zijn prachtige boek Christus op aarde uit 1987, bladzijde 251 en volgende. (Dit boek moet u echt gelezen hebben of alsnog lezen!) Ik neem uit het overzicht van Van Bruggen het volgende over. De eerste verschijning was die aan Maria van Magdala, Marcus 16:9 en het bekende Johannes 20:1-18. Aan deze verschijning geeft de Schrift dus uitvoerige aandacht. Jezus is de grote Pastor voor deze gekwelde vrouw, maar geeft haar tegelijk nader onderwijs over de nieuwe tijd die nu is aangebroken. Jezus gaat naar de hemel, „naar Mijn Vader en uw Vader, naar Mijn God en uw God", Johannes 20:17.
De tweede verschijning is die aan twee mannen, die naar het veld gingen, volgens Marcus 16:12,13. Jezus verschijnt aan hen „in een andere gedaante". Zij vertellen aan de anderen dat Jezus hun verschenen is, maar die geloven hen niet. Deze twee mannen zijn niet dezelfde als de Emmaüsgangers uit Lucas 24.
De derde verschijning is die aan Simon Petrus, Lucas 24:34 én 1 Corinthiërs 15:5.
De vierde is die aan de Emmaüsgangers, Lucas 24:13-35. Aan hen maakt Christus duidelijk dat het lijden en sterven noodzakelijk waren volgens de Schriften. Met het oog op de betrouwbaarheid van en het geloof in de Schriften is deze verschijning een uiterst belangrijke geweest.
De vijfde verschijning is die aan de discipelen als ze op de avond van de eerste dag van de week bijeen zijn, Lucas 24:36-49 en Johannes 20:19-23. Opnieuw gaat Jezus hun de Schriften uitleggen met het oog op Zijn lijden en sterven en de opstanding en de toekomstige taak van de discipelen in het Koninkrijk van God. Hij opent hun verstand om de Schriften te kunnen begrijpen.
Een week later vindt de verschijning aan Thomas plaats, als die eindelijk zijn plaats in de kring van de discipelen heeft ingenomen.
De grote ontmoeting met de opgestane Jezus vindt plaats in Galilea. Daar was Jezus dikwijls samen geweest met Zijn discipelen en daar had Hij geleerd over het Koninkrijk der hemelen. Johannes vermeldt de verschijning aan de zee van Tiberias, Johannes 21:1-23.
Paulus noemt in 1 Corinthiërs 15 nog een aantal verschijningen van Jezus. Jezus is verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, vers 6. De Corinthiërs kunnen dat navragen want het merendeel van die broeders is nog in leven als Paulus de brief aan de gemeente schrijft. Wanneer deze verschijning heeft plaats gevonden weten we niet. Het kan in Galilea geweest zijn.
Aan Jakobus is Jezus ook apart verschenen, vers 7. Hij is de oudste broer van Jezus. Aanvankelijk geloofden Jezus' broers niet in Hem, Johannes 7:5. Jezus heeft Zijn oudste broer na Pasen thuis gebracht in Zijn gemeente.
Het allerlaatste is Jezus aan Paulus zelf verschenen. Dat was een verschijning van een ander karakter dan de verschijningen dadelijk na Pasen, maar het is wel een echte verschijning geweest. Paulus doelt op de grote gebeurtenis toen hij op de weg naar Damascus was. Waarschijnlijk zijn er nog wel meer verschijningen geweest. Maar de Heere heeft het niet nodig gevonden om die voor ons te laten optekenen.
Betekenis voor ons geloof
Voor ons is het getuigenis van de apostelen van de opstanding van Christus en ook van de verschijningen daarna genoeg. Genoeg om te geloven dat Jezus Christus waarlijk is opgestaan. Hij spreekt nu tot ons in Zijn Woord en het is door Zijn Heilige Geest dat Hij het geloof in onze harten werkt en voedt en onderhoudt, met het Woord en ook door de sacramenten.
Ik sluit af met een aanhaling van prof. dr. J. van Genderen in de Beknopte Gereformeerde Dogmatiek, op bladzijde 452:
„Wat God gedaan heeft, komt via de apostolische prediking in al zijn heerlijkheid voor ons te staan en het heeft uitwerking. Wie het gelovig aanvaarden, ervaren zeker en gewis, dat het werkelijkheid is. Zij mogen uit de kracht van de opstanding leven."
J. Jonkman
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1994
De Wekker | 16 Pagina's