Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christen zijn tussen materialisme en vreemdelingschap (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christen zijn tussen materialisme en vreemdelingschap (III)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat heeft dit alles ons in onze situatie te zeggen?
In de Heilige Schrift is sprake van dankbaarheid voor en blijmoedig gebruik van hetgeen wij in dit aardse leven in materieel opzicht ontvangen en verwerven, maar de Schrift leert ons tegelijk dat we er nooit door bezeten mogen zijn. Ons genieten van alle aardse goed en genot zal nooit gulzig, schrokkerig mogen zijn, maar gepast en bezadigd. Streven naar meer en beter hoeft niet zondig te zijn, mits wij - zoals Calvijn het eens heeft gezegd - maat weten te houden. In boek 3 van zijn Institutie, hoofdstuk 19, heeft hij daarover waardevolle opmerkingen gemaakt.
Als we werkelijk uit het besef leven dat God het ons ten gebruike geeft, dat we er zelf van mogen genieten maar er ook van moeten laten meegenieten, door minder bedeelden in onze overvloed te laten delen dan komt men zelf innerlijk vrij van de dingen te staan. Deze principiële relativering van geld en goed betekent niet dat we aards bezit geen waarde toekennen, maar we zullen het bezitten als niet bezittende.
Ik zou het vorengaande in een meer praktische toespitsing willen laten uitmonden in enkele vragen die we, vanuit de wereld en de cultuur waarin wij leven, maar eens onder ogen moeten zien.
Welke (geestelijke en misschien ook andere) gevaren zijn voor de gemeente van Christus in onze tijd aan de welvaart, waarin wij delen, verbonden? Hoe bewaart de gemeente van Christus in onze welvaartscultuur het goede evenwicht tussen puur materialistische begeerte naar bezit en genot en het - in het licht van de bijbel - legale verlangen naar een eigen vorm van menselijkheid?
Is ons streven naar positieverbetering en verhoging van onze levensstandaard aan grenzen gebonden? Zo ja, welke? Is het mogelijk als christen in de omgang met geld en goed een persoonlijke en christelijke levensstijl te ontwikkelen, terwijl we in heel veel opzichten deel uitmaken van en beïnvloed worden door samenlevingsstructuren, waaruit we ons maar moeilijk kunnen losmaken? Hoe kan hier het „Gij geheel anders, gij hebt Christus leren kennen", gestalte krijgen?
Ook onder christenen is er een run op consumptie, een grote gretigheid in het aanschaffen van al wat plezier, genoegen en geriefelijkheid verschaft. Zijn wij misschien geroepen een soberder levensstijl te praktizeren dan we in de voorbije jaren hebben ontwikkeld? Zouden wij ons bestedingspatroon kritisch moeten bezien op de in drieën uiteen vallende vraag: wat is nodig, wat is wenselijk en wat is luxe?
Als de vorige vraag bevestigend zou moeten worden beantwoord, hoe vertaalt zich dat dan concreet in de dagelijkse levenspraktijk.
a. Minder kleding kopen, er dus langer mee doen en kleding eventueel herstellen?
b. Een kleinere auto?
c. In plaats van twee vakanties ver weg maar één, dichterbij?
d. Een soberder voedselpatroon?
Moeten nieuwe produkten die de STER-reclame steeds weer aanprijst en die ons gerief tot een maximum bedoelen op te voeren, door ons worden genegeerd? Zijn we ons bewust wat de economische implicaties zouden zijn als deze levensstijl gemeengoed van de gemiddelde burger zou worden?
Hoe moeten wij als christenen oordelen over wat wel de „economie van het genoeg" wordt genoemd, een vraag die steeds dringender wordt nu we voor vrijwel onoplosbare problemen staan met betrekking tot de aan onze produktie verbonden milieu-aspecten?
Zijn wij geroepen resp. zijn wij bereid goederen uit derde wereldlanden te kopen om daardoor voor deze produkten afzetgebieden te helpen creëren? Zou dit niet het minste zijn dat wij vanuit ons gevoel van machteloosheid ten opzichte van de arme landen in deze wereld kunnen doen?
Wanneer de gemeente van Christus leden telt, die geldzuchtig zijn of die een sterke drang naar uiterlijk vertoon met alle daaraan verbonden financiële aspecten manifesteren, dient daaraan dan pastoraal aandacht te worden gegeven?

Agur
Destijds dichtte E. Laurillard: „Laat schrapen wie dat wil, maar gij, gedraag u wijzer; want leven voor het goud, dat geeft een ziel van ijzer".
Het zijn woorden die zo uit het Evangelie weggelopen zouden kunnen zijn. In Gods Woord komt men geen sympathie tegen voor hen die op hun vermogen vertrouwen en die op hun grote rijkdommen zich beroemen (ps. 49). De Here Jezus heeft rijkdom als een belemmerende factor aangemerkt om het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Wie weten wil waar voor de christen de norm ligt voor een verantwoorde geldverwerving en geldbesteding die leze het gebed van Agur in Spreuken 30: „Twee dingen vraag ik U, onthoud ze mij niet, voordat ik sterf: houd valsheid en leugentaal verre van mij, geef mij armoede noch rijkdom, voed mij met het brood, mij toebedeeld; opdat ik, verzadigd zijnde U niet verloochene en zegge: wie is de Here? Doch ook, verarmd zijnde, stele en mij aan de naam van mijn God vergrijpe".
Tussen die armoede en die rijkdom ligt de ruimte waarbinnen de christen zijn materiële welzijn mag nastreven met middelen en methoden, die hij, zo goed als de intenties van zijn hart, te toetsen heeft aan het Woord van God. En het is altijd goed daarbij te bedenken wat iemand eens opmerkte: „Goud opent alle deuren, behalve die naar het Hemels Paradijs".

Mevrouw de Presidente, dames,
U hebt voor deze bezinningsdagen een thema uitgekozen op een moment, waarop wij over het hoogtepunt van de naoorlogse welvaart heen zijn en ons in dalende lijn bewegen. Daarom is het goed onze kinderen niet alleen op te voeden tot tevredenheid met wat we nu aan welvaart mogen genieten maar ook tot matiging met het oog op de toekomst. Die matiging is onontkoombaar. Het milieu, de wereldarmoede en de noodzaak zuinig te zijn op de grondstoffen zullen - afgezien van verzadigde markten - ertoe dwingen. Het Evangelie geeft op menige plaats aan hoe op dit stuk van zaken het leven van de christen ingesteld dient te zijn. De luxe die de generaties tussen de tweede wereldoorlog en nu hebben gekend, althans in het welvarende westen, en die zich nu nog op bijna walgelijke wijze manifesteert in de decadente, hebzucht aanwakkerende RTL4-spelshows waarmee in de Westeuropese landen omroepen naar de gunst van het publiek dingen, zal straks geschiedenis zijn. Er zullen stappen terug moeten worden gedaan. Dat vraagt mentaliteitsverandering. Daartoe zullen onze kinderen moeten worden opgevoed. Bij niet weinig jonge mensen lijkt de voedingsbodem daarvoor overigens best aanwezig te zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1994

De Wekker | 24 Pagina's

Christen zijn tussen materialisme en vreemdelingschap (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1994

De Wekker | 24 Pagina's