Het zuurdeeg van het Koninkrijk

In de eerste twee gelijkenissen van Mattheüs 13, die beide uitgaan van het beeld van de zaaier, tekent de Heere Jezus hoe het Koninkrijk van God komt op aarde. In de twee hierop volgende gelijkenissen verkondigt Hij ons de doorwerking van dit Koninkrijk. Hij laat ons er mee weten, dat het Koninkrijk weliswaar klein is in zijn begin, maar toch beschikt over een enorme innerlijke kracht, waardoor het tot een geweldige ontplooiing komt.
De gelijkenis van het mosterdzaad, dat als de minste van alle zaden uitgroeit tot een geweldige boom, duidt ons aan de extensieve, de zich uitbreidende kracht van het Koninkrijk, de gelijkenis van het zuurdeeg wijst op de intensieve, op de alles doordringende kracht er van.
De Heere Jezus vertelt ons van een vrouw, die blijkbaar als moeder voor haar gezin, bezig is brood te bakken. Vroeger deed dit niet de bakker, maar moesten de mensen dit veelal zelf doen. Vooral op moeder rustte deze taak. De vrouw van wie Jezus vertelt, neemt drie maten meel, een tamelijk grote hoeveelheid, wat ons doet vermoeden dat ze een behoorlijk groot gezin heeft. In deze drie maten meel brengt ze wat zuurdeeg aan. Dit zuurdeeg was verzuurd deeg, dat ze van de vorige keer had overgehouden, en dat dezelfde werking had als de gist van nu nl. om het nieuwe deeg te doen rijzen, om het luchtig en vooral smakelijk te doen zijn.
Ze verbergt dit zuurdeeg in het meel, d.w.z. ze mengt en kneedt dit er helemaal doorheen. En zie dan het gevolg hiervan, waarop de Heere Jezus alle nadruk legt en waarom het Hem vooral te doen is: na enige tijd oefent het zuurdeeg zo'n invloed uit op het meel, het werkt er zo intensief op in, dat het meel er geheel van doortrokken wordt; deze actie gaat voort met de regelmaat van de klok, net zo lang tot het deeg geheel doorzuurd is.
Zo nu, zegt de Heere Jezus, is ook het Koninkrijk van God. Wanneer het zuurdeeg van dit Koninkrijk komt in mijn leven - en dat alleen is het wat mijn leven smakelijk maakt, zonder dit is het zo smakeloos als wat - dan zet het mijn leven om, dan wordt heel mijn leven van binnenuit er van doortrokken en er door vernieuwd. En vandaar uit werkt het dan ook verder door.
In vele godsdiensten maakt men een scheiding tussen het profane en het heilige; tussen het gewijde en het ongewijde. Doen wij dit helaas met onze christelijke godsdienst niet vaak evenzeer? De Bijbel echter kent deze scheiding beslist niet. Reeds in het Oude Testament moest geheel Israël naar de eis van Gods verbond een koninklijk priesterdom zijn, waarbij heel het leven tot in de meest kleine dingen toe, onder de tucht van Gods wet werd gesteld. Hoeveel meer geldt dit nu in het Nieuwe Testament. Geen duimbreed van het leven is er waarvan Christus, als Koning, niet zegt: Van Mij!
Werkelijk christen, werkelijk onderdaan van het Koninkrijk van God te zijn bestaat niet hierin, dat we ons uit deze wereld met al wat daartoe behoort terugtrekken, maar juist dat we uitgaan, dan we allereerst in ons persoonlijk leven en in ons gezinsleven, maar vandaar uit ook op alle levensterreinen, het christelijk beginsel tot geldigheid brengen; dat wij zelf van het zuurdeeg doorzuurd, heel onze omgeving er mee zullen doorzuren.
Het is dan ook allerminst een vrij-blijvende en een vrij-latende aangelegenheid. Via de onderdanen grijpt het Koninkrijk van God heel het leven aan; het kan niet ophouden voordat heel deze aarde Gods tempel is. Het wil heel het leven in al zijn verhoudingen redden, het onttrekken aan de macht van de vorst der duisternis en het overstralen met het heerlijk licht van de hemel, waar alles naar God luistert, Hem dient en prijst. Dat is enerzijds de geweldige opdracht waar het Koninkrijk der hemelen ons voor stelt, en anderzijds wanneer wij door het geloof in stilte - zo werkt toch het zuurdeeg - deze opdracht vervullen, is het ook de troostvolle bemoediging, dat dit Koninkrijk zelf de kracht in zich heeft om dit doel te bereiken. Veel tegenkrachten mogen hier dwars tegen ingaan - de realiteit daarvan zien we vooral in onze tijd - het zuurdeeg van het Koninkrijk der hemelen zal het winnen. Naar Gods belofte zal hemel en aarde eens vol zijn van Zijn heerlijkheid.

Urk, J. Brons

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen