Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kohlbrugge over de vrucht van de Opstanding van Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kohlbrugge over de vrucht van de Opstanding van Christus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is bekend dat dr. H.F. Kohlbrugge veel waarde hechtte aan de „Eenvoudige Heidelberger". Zijn catechismuspreken zijn uitgegeven, ik citeer hier uit de editie waarvan een derde druk verscheen in Franeker, zonder jaartal, de bladzijden 228 en 229. Daarin treffen we het onderstaande gedeelte aan, dat op de derde vrucht van de opstanding van Christus de aandacht vestigt.
Christus' opstanding is voor ons een pand van onze zalige opstanding. Kohlbrugge schrijft daarover als volgt: „Daarvan hebben wij eigenlijk maar weinig begrip. En het is het grootste stuk. Zoo dikwijls men bij een open graf staat of anders op het kerkhof komt, is het troostrijk te weten: de opstanding van Christus is een pand van mijn zalige opstanding.
Ja, hoe is het mogelijk, dat Christus' opstanding een pand moet zijn van mijn of uw opstanding? Dat hangt wederom daarvan af, dat wij Christus beschouwen als onzen Borg. Wat doet de heilige Heere, dien de hemelen der hemelen niet kunnen omvatten, in het graf? Waartoe staat Hij op uit het graf? Hij heeft immers al de Zijnen met zich en aan zich. Hij komt als Borg uit het graf; niet als een geest, maar met ziel en lichaam. Nu is Zijn lichaam mijn lichaam. Is Zijn lichaam in het graf, dan ook het mijne. Wij, die des Heeren zijn, lagen dus reeds in het graf. Hij is onze Borg en doet alles voor de Zijnen. Hij gaat met hen in het graf, om hun ook de zekerheid te geven, dat Hij hen ook met zich uit het graf wedergebracht heeft. Is nu Christus opgestaan, opgestaan voor u en mij, dan heb ik een zeker onderpand van mijn zalige opstanding. Want er kan niets zekerder zijn, dan wat mijn Koning voor mij heeft doorgemaakt.
Christus' opstanding is mij een onderpand van mijn zalige opstanding. Ik zou niet gaarne willen opstaan, ik wenschte liever niet geboren te zijn, dan op te staan ter eeuwige verdoemenis. Ik weet, er komt een dag, waarop het heet: Gij dooden, staat op en komt ten oordeel! Dan komen wij allen uit de graven en dan begint het oordeel. Dan begint de scheiding van goeden en boozen, dan worden de schapen aan de rechterhand gezet en de bokken aan de linkerhand.
Nu moet ik weten, of mijn opstanding een zalige opstanding zal zijn. God heeft het zoo verordend, dat Hij niet alleen de geest wil zalig hebben, maar dat wij geheel zullen zalig zijn met lichaam en ziel. Het sterfelijke zal onsterfelijkheid aandoen en het verderfelijke onverderfelijkheid. Het spreekt vanzelf, dat ons lichaam verheerlijkt wordt, om gelijkvormig te zijn aan het verheerlijkt lichaam van Christus. De duivel kan het stof eten, maar geen klauw van Gods volk achterhouden; hij moet allen weder uitleveren, opdat zij verheerlijkt worden en met alle engelen Gods eeuwig leven en om Zijn troon zweven, om Hem te prijzen en het Lam, dat ons van al onze zonden gewasschen heeft.
- Vanwaar weet gij, dat het zoo geschieden zal? Dat weet gij omdat Christus opgestaan is van de dooden, daarom zult ook gij eenmaal zalig uit het graf opstaan. Men moet echter met Christus vereenigd zijn in het geloof, anders is alle hoop valsch en de mensch beeldt zich iets in, waarvan toch niets komt.
De Catechismus heeft echter menschen voor zich, wien het om troost bang is voor hun ziel, menschen dus, die de eenige troost wenschen te bezitten in leven en in sterven, die gaarne zouden willen zijn, zooals God wil, dat zij moeten zijn. Die bij God aanhouden: Leid mij, ik weet de weg niet! leer Gij mij, ik ben zoo onverstandig! Verleen mij Uw genade, opdat ik niet mijn eigen wil doorzet, maar Uw wil door mij gedaan wordt.
Deze troost zullen wij dus hebben: - als wij arm en ellendig zijn en toch gaarne gerechtigheid zouden willen hebben, gaarne heilig willen wandelen voor God, niet kunnen en toch moeten, - dat wij de toevlucht nemen tot den Heiland onzer zielen en weten: de duivel zal geen klauw van ons achterhouden en wij zullen, al liggen wij midden in de dood, nochtans leven! in Jezus' leven!"

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1995

De Wekker | 24 Pagina's

Kohlbrugge over de vrucht van de Opstanding van Christus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1995

De Wekker | 24 Pagina's