Geheimenis - Verborgenheid (VI)

Het geheimenis van de verandering op de jongste dag
In 1 Corinthiërs 15:51 en volgende verzen deelt Paulus een geheimenis mede met betrekking tot de gelovigen, die leven op de dag dat de Heere Jezus Christus terugkomt in heerlijkheid. Het staat er met hen immers anders voor dan met de gelovigen, die vóór de wederkomst van Christus zijn gestorven. In 1 Corinthiërs 15 predikt Paulus op indrukwekkende wijze het heilsfeit van de opstanding uit de doden. De Heere Jezus Christus is lichamelijk opgewekt in heerlijkheid en al de Zijnen zullen op de jongste dag in heerlijkheid lichamelijk worden opgewekt.
Over het opstandingslichaam schrijft Paulus in de verzen 35-49. Wat gebeurt er nu met die levende gelovigen op de dag van Christus' komst? Zij maken het lichamelijke sterven niet mee. Gaan ze nu zo, met het bestaan en met het lichaam dat ze op de dag van de wederkomst hebben, het eeuwige Koninkrijk van God binnen? Het antwoord is: neen. Het is onmogelijk om in de bestaanswijze van dit aardse leven en met het zogenaamde natuurlijke lichaam het Koninkrijk van God binnen te gaan. Onze bestaanswijze is „vlees en bloed", vers 50 en van „vlees en bloed" geldt dat die het Koninkrijk van God niet kunnen beërven. Dat is volstrekt onmogelijk.
Er is geen vloeiende overgang van dit bestaan naar het eeuwige leven in Gods heerlijkheid mogelijk. Het vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet. Zo radicaal de lichamelijke dood een einde maakt aan ons aardse bestaan en vlees en bloed verzwolgen worden in de dood, even radicaal komt er op de jongste dag een einde aan onze aardse bestaanswijze, ook aan die van de gelovigen. Op de jongste dag houden „vlees en bloed" op te bestaan!

Waar staan de woorden „vlees en bloed" voor? We vinden deze uitdrukking ook in Romeinen 11:14 en Galaten 1:16. De woorden „vlees en bloed" zijn een omschrijving van de mens, zoals hij nu op de aarde leeft. Het is de mens, zoals hij nu, nu de zonde in de wereld heerst, geworden is. Het is de mens, die de gevolgen van de zonde in zijn lichaam draagt. Het gaat om de mens met al zijn functies, de mens zoals hij is, in het heden. Wij zijn „vlees en bloed" en wij kunnen dus in het bestaan van „vlees en bloed" onmogelijk het Koninkrijk van God binnengaan.
Daarom kunnen de gelovigen bij hun sterven ook niet met hun lichaam de hemel binnengaan. Er moet eerst een totale verandering plaatsvinden. Die verandering beschrijft Paulus in het laatste deel van 1 Corinthiërs 15. Deze verandering is inhoud van het geopenbaarde geheimenis en Paulus heeft het stellig leren verstaan uit zijn inzicht in de dood en de opstanding van Jezus Christus. Dit vergankelijke - en dat zijn wij! - moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke - vlees en bloed! - moet onsterfelijkheid aandoen. Het kan niet anders. Het moet.
Maar hoe zal dat gebeuren? Op tweeërlei wijze op de jongste dag en die twee zijn één: de doden zullen onvergankelijk worden opgewekt en de levende gelovigen zullen veranderd worden. Dat zal gebeuren als de laatste bazuin zal klinken. Die laatste bazuin kondigt de laatste daden van God aan, waardoor de eeuwige verlossing werkelijkheid zal worden. Het resultaat van de lichamelijke opstanding van de gestorven gelovigen en de plotselinge verandering van de nog levende gelovigen is hetzelfde: zij verkrijgen allen het nieuwe opstandingslichaam.
Dat is niet meer het lichaam van „vlees en bloed", het is het geestelijke lichaam. Wij zullen dan tot in alle eeuwigheden het beeld van de hemelse mens dragen. Anders gezegd: dit ons „vlees en bloed" is door de grote veranderingen van de jongste dag heen gelijkvormig gemaakt aan het heerlijke lichaam van Christus en wij zijn vernieuwd tot het evenbeeld van Christus.
Wat een uitzicht voor ieder mens, die in het geloof op Jezus mag zien. Het nieuwe opstandingslichaam heeft eeuwig leven in zichzelf, omdat God er ten volle in woont! De Heilige Geest woont in volheid in het nieuwe lichaam. Daarom zal de gemeenschap met God ongestoord zijn. Het is wel een lichaam, het is óns lichaam, maar het is niet meer het lichaam van vlees en bloed, dat we nu hebben.
De gelovigen, die op de dag van de wederkomst in leven zijn, zullen inderdaad de dood overslaan.. Dat „voorrecht" hebben zij. Maar moeten wij niet tegen zo'n radicale en plotselinge verandering opzien? Tot de inhoud van het geheimenis dat Paulus meedeelt behoort ook de wetenschap dat de verandering in „een ondeelbaar ogenblik", „in een punt des tijds" zal voltrokken worden. Het is een herscheppingsdaad van de almachtige God. God spreekt en het is er; Hij gebiedt en het staat er (Psalm 33:9).
Kennelijk gaat het om een zo klein tijdsdeel, dat het niet meer in onderdelen uiteengelegd kan worden. De snelheid van de verandering is in een tijdsdeel niet te meten! Bij de opstanding van de doden zal dat eveneens het geval zijn! Het is de snelheid van het herscheppende handelen van God. Deze verandering is in geen enkel opzicht te vergelijken met een van de ons bekende processen. Zó ben je immers wat je niet was. Moeiteloos, voor God en voor jezelf (zegt F.J. Pop prachtig in zijn Commentaar).

Op déze manier van het almachtige handelen van God op de jongste dag zal het vergankelijke onvergankelijkheid aandoen en het sterfelijke onsterfelijkheid. Het is Gods werk aan de gelovigen. Dat werk zal aan alle gelovigen op die grote dag van Christus' komst worden voltrokken.
We hoeven er geen enkele vrees voor te hebben, wanneer we hier het bloed van de Heere Jezus Christus nodig hebben gekregen tot vergeving van al onze zonden en tot dagelijkse vernieuwing van ons leven. We mogen er naar uitzien. Op de jongste dag zal het woord werkelijkheid worden, dat geschreven is: De dood is verzwolgen in de overwinning. De dood zal het geheel en al afleggen tegen de wederkomende Heiland. Het zal blijken hoe radicaal de overwinning van Jezus Christus van de dood is!
Nu nog hebben wij de geestelijke strijd in het bestaan van vlees en bloed. Die strijd levert veel verdriet en smart op. Je kunt er moe en moedeloos van worden. Maar aan dit bestaan komt een einde! In het licht van Gods grote daden op de jongste dag mag dat een troost zijn. Je mag er ook naar uit leren zien. Paulus roemt in vers 57: „Maar Gode zij dank. Die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus". Vergankelijk wordt onvergankelijk, sterfelijk wordt onsterfelijk, oneervol wordt heerlijkheid en eer, zwakheid zal kracht worden. Het is prediking van de rijkdom van Jezus Christus en Die gekruisigd en opgewekt!

Laten we ons de inhoud van het geheimenis dat Paulus ons meedeelt in 1 Corinthiërs 15:51 en volgende verzen, geestelijk eigen maken. Dit geheimenis is inhoud van de christelijke hoop! Er staan Gods kinderen nog zeer grote dingen te wachten! Blijft daarom standvastig, onwankelbaar. Weest te allen tijde overvloedig in het werk des Heeren en weet dat zo uw arbeid niet ijdel is in de gekruisigde en opgestane Heere.

Ter overweging
1. Kunt u onder woorden brengen waarom „vlees en bloed" het Koninkrijk van God niet kunnen beërven?
2. Wat houdt het veranderd worden op de jongste dag in?
3. Bent u voor u zelf wel eens met de inhoud van dit geheimenis bezig? Hoe reageert u er op? Ziet u wel eens naar deze komende verandering van de kinderen van God uit?
4. Kunt u een aantal dingen van het nieuwe lichaam zeggen nadat u aandachtig de verzen 35-58 van 1 Corinthiërs 15 hebt gelezen?
5. Vergelijk 1 Corinthiërs 15:50-58 eens met 1 Thessalonicenzen 4:13-18. Wat treft u?

J. Jonkman

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen