Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De preken zijn vaak te moeilijk" (Vragen rond de prediking 1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De preken zijn vaak te moeilijk" (Vragen rond de prediking 1)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is al weer enige tijd geleden, dat prof. dr. W.H. Velema in ons blad een aantal artikelen geschreven heeft over de kerkdienst; de betekenis, de noodzaak, de zegen, de heerlijkheid en ook de moeilijkheden erbij. Hij herinnerde toen aan het al weer zo lange tijd geleden verschenen boek van wijlen prof. dr. A.A. van Ruler, „Waarom zou ik naar de kerk gaan?"
Daarna kreeg de redactie een brief van een zeer meelevend kerklid, waarin gewezen werd op publikaties, die elders verschenen waren over dit onderwerp. We weten allemaal wel, dat het een onderwerp is, dat in onze kringen eindeloos besproken wordt; soms prijzend, dikwijls kritisch. U of jij zult daar ook vast wel eens aan meegedaan hebben. Deze lezer vroeg of de redactie er toch nog niet eens wat meer over zou willen schrijven. Hij verwees naar een artikel, dat nu al wel weer anderhalfjaar geleden in „Trouw" had gestaan met kritische opmerkingen. Hebben we daar een antwoord op?
Nu, ik ga daar dan maar eens een aantal keren voor zitten. Ik vind dat eigenlijk ook wel fijn. Ik krijg de gelegenheid om eigen gedachten en ervaringen aan de lezers voor te leggen. Ik vind het ook wel moeilijk, want je geeft je eigen mening en oordeel over iets, dat toch boven-persoonlijk is. Maar, ieder die naar de kerk gaat, heeft in dat gemeenschappelijke toch zijn en haar eigen ervaringen, of die nu positief of negatief zijn. Dat is ook zo met dominees, die gedurende lange tijd een groot deel van de kerkdienst aan het woord zijn. Menselijk een uiterst gevaarlijke bezigheid, godsdienstig ook. Want wie en wat ben je zelf?
Het kan er ook op lijken, dat je als predikant jezelf gaat verdedigen. Dat is niet de bedoeling. Kritische vragen kunnen heel gezond zijn. De kerkdienst is een gemeenschappelijke beleving. Moet niet de dominee, naast God en zijn Woord, ook de gemeente kennen en de tijd waarin wij leven?
Iemand schreef dus in „Trouw": Wie met jongeren over de kerk spreekt, hoort bijna altijd hetzelfde verhaal. Of het nu in Hattem of in Zeist is, in een gereformeerde kerk of een bondsgemeente, altijd weer komt het gesprek het eerst op de kerkdienst. En dan komen kerkelijke jongeren met een rijtje klachten. Het rijtje wordt dan opgesomd en van een kleine toelichting voorzien. De eerste klacht is:

de preken zijn vaak te moeilijk. Er worden (theologische) woorden gebruikt die jongeren niet begrijpen, die hun niets zeggen. En wie kan jongeren kwalijk nemen dat ze niet geboeid worden door iets wat ze niet snappen?

Daarover gaat dus nu dit eerste artikel. Een sabelhouw rechtstreeks naar de prekende dominee. En degene die dit artikel nu schrijft is een dominee. Wat nu?
In de regel maakt en hoort hij alleen zijn eigen preken. Een enkele keer komt het voor, dat hij een vrije zondag heeft en in de kerk zit, terwijl er een collega voorgaat. Moeilijk dus om er iets over te schrijven, want het raakt jezelf en dan ook al die anderen.
Is het waar? Als dominee lees je ook wel eens een preek van een ander. Mijn eigen gewoonte is, wanneer ik de preek van iemand anders hoor of lees, om daar zo onbevangen mogelijk onder te verkeren, daarmee bedoel ik dat ik niet meteen ga denken: Hoe zou ik dat zelf aangepakt hebben? Ook niet: Ik mis dit of dat in de preek. Het moet al gortig wezen als mijn gedachten die kant opgaan. Het liefst laat ik de preek als vertolking en toepassing van het Woord van God op mij af komen, zoals ze gebracht wordt. Dit en dat heeft de Here vandaag tegen mij te zeggen. Ik denk dat je dan ook de meeste zegen op een preek mag verwachten.

„De preken zijn vaak te moeilijk".
Denk nou niet, dat ik dat niet zou snappen. Denk ook niet: Ja, u bent dominee, dus voor u is het niet gauw te moeilijk. Ik heb namelijk het vermoeden, dat de klacht soms terecht is. Ik kan ook best horen of een preek onnodig moeilijk is. En dan bedoel ik niet, of de preek vergaand en diepgaand is, of de preek mij mijn eigenlijke kwalen en zonden aanwijst en het mij „moeilijk" maakt in die zin, dat ik mij zondaar moet weten en op genade aangewezen ben. Want dat moet allemaal gebeuren. Neen, ik bedoel, dat de manier van preken het in de weg kan staan, dat de eigenlijke boodschap overkomt. En dat mag niet gebeuren.

Ik denk dat we daar als dominee geweldig op moeten letten. Al een hele tijd geleden, toen ik nog in Hoogeveen was, dus zeg twintig jaar geleden, realiseerde ik mij, dat de dominee op de zondag op moet tornen tegen de presentatie van de moderne media. En dat kan hij natuurlijk nooit. Hij heeft de financiën en de foefjes en de training en de hulpmiddelen enzovoorts niet, die allerlei „sterren" tot hun beschikking hebben. En hij hoeft die ook niet te hebben. Maar hij wordt er wel mee vergeleken. En als het daar om moet gaan, verliest hij het altijd. Maar het neemt niet weg, dat er wel iets van valt te leren. En dan kom ik wat dat betreft bij een teer punt: niet iedere dominee heeft even veel gaven op de preekstoel.
Moet dat?
Een paar voorbeelden.
Toen ik dominee in Haarlem was, was ds. Toornvliet in Bloemendaal en ds. Van Pagée in Amsterdam. Sommige gemeenteleden gingen daar graag naar toe. Sommigen zeiden: Dominee, daar moest u toch ook eens naar toe gaan, daar leer je hoe je preken moet.
Na de oorlog was onze ds. L. Kleisen een tijdlang legerpredikant in Indonesië. Hij was niet de boeiendste preker. Maar de militairen wisten hoe hij met de jongens omging en daarom kwamen ze zondags bij hem in de kerk.
Onze gevangenispredikant Klein Onstenk vertelt op zendingsdagen hoe hij met onwetende criminelen praat over zonde en genade, en dat ze opperbest snappen waar hij het over heeft.

Allerlei psychologisch en sociologisch onderzoek heeft de laatste tijd uitgewezen (ik kan de vindplaatsen nu niet zo gauw aangeven en ik haal aan uit mijn hoofd), dat moderne mensen, heus niet alleen jongeren, niet langer dan twintig, hoogstens dertig minuten naar een betoog kunnen luisteren. Als er een „zwaar" betoog gehouden wordt, wat een preek toch is, dan moet de aandacht vastgehouden door toppen en dalen in te bouwen; door een lichte pauze in het spreken, eventueel een slokje water door de dominee, er moet een soort dialoog in de preek voorkomen, de spreker moet zich in zijn gehoor verplaatsen, de vragen die hij opwerpt moeten werkelijk de vragen van de hoorders zijn, de gemeente mag ook merken dat hij naar een meer of minder grote climax heenwerkt en hij moet eerder „amen" zeggen dan dat de gemeente het verwacht. Ik noem maar iets.
Hij mag ook wel denken aan het advies, dat de grote hervormer Maarten Luther eens aan zijn studenten gaf, en dat ik me sinds mijn eigen opleiding (neen, niet bij hem natuurlijk) herinner: „Tritt frisch auf, mach Maul auf, hör bald auf." (treed fris op, doe je mond open, houd op tijd op).

Goed. Maar er is iets heel anders. „Er worden theologische woorden gebruikt die jongeren niet begrijpen." Theologisch. Dat zijn wetenschappelijke woorden. Die horen in een preek niet thuis. Stel je voor, dat een dominee een theologisch wetenschappelijk betoog houdt over een kwestie die hij zo belangrijk vindt. Onlangs tijdens vakantie in Limburg hoorde ik zoiets in een preek, toen het ging over de tekst: „Ik ben de weg, de waarheid en het leven." De preker ging toen de theologische twee-wegen-leer (of er een aparte weg is voor Joden en voor heidenen) aan de gemeente voorleggen en liet de gemeente met teleurstelling of met een schuldcomplex achter.
Zo preken wij niet.
Maar ik denk dat er in het gehoorde verwijt iets anders bedoeld wordt. Dat men niet bedoelt: theologisch-wetenschappelijk, maar: bijbelse uitdrukkingen, die het wezenlijke van de christelijke verkondiging raken.
Woorden als schepping, zondeval, verlossing, schuld, genade, ontferming, gerechtigheid, heiligheid, eeuwigheid, oordeel, enzovoorts. Dat zijn geen theologische woorden, dat zijn bijbelse woorden, die Gods Koninkrijk en je eigen verhouding tot God raken. En die zijn onmisbaar. Die zijn helemaal en totaal onmisbaar. Ook al zou je er een ander woord voor verzinnen, en dat is wel eens geprobeerd, dan nog gaat het om de kern, de inhoud, datgene waar de Bijbel nu juist voor gegeven is.

Ik denk dat van het gehoorde verwijt dit wel waar is, dat veel jongeren, en langzamerhand ook ouderen, ze niet begrijpen. Dat is dan een heel ernstige zaak en u hoort mij niet ontkennen dat dat het geval is, soms, of dikwijls. Ook in onze kerk. Alle inspanning van dominees en jeugd- en wijkouderlingen en goedwillende en bezorgde ouders ten spijt. Heel zorgwekkend.
Er zijn gelukkig nog wel scholen en zondagsscholen waar de jongeren goed onderwijs krijgen, gelukkig wel.
Maar het is één van de zorgwekkende punten, waarover ook in het nieuwe visieprogramma van de CGJO geschreven wordt: het ontstellende gebrek aan bijbelkennis. En het moeilijke is: er zijn jongeren die goed onderwijs gehad hebben, aan alle voorwaarden was voldaan, en wat gebeurt er? Ze vertrekken naar een andere plaats, krijgen ander werk, krijgen andere vrienden, en hup, daar gaat alles wat hun met zo veel moeite is bijgebracht. Alsof het er nooit geweest was. Dat is de werkelijkheid.

De preken zijn te moeilijk.
Ik denk dat het dikwijls waar is. En dat het vaker waar is dan wij waar willen hebben. Het zal ook wel van mijn eigen preken gelden.
Wat moet je doen? Eenvoudig preken. Dat is heel wat anders dan kinderachtig preken of „een zondagsschoolverhaaltje vertellen", zoals je wel eens hoort smalen. Neen, het is de kracht van het evangelie zó verstaan hebben, dat je het aan iemand die er weinig van weet, en dat zijn er tegenwoordig zo velen, kunt uitleggen en aandringen.
Nooit heb ik, al weer jaren geleden, gemerkt hoe moeilijk het is om eenvoudig te preken, als die keer, toen ik in een gehandicaptendienst moest preken over de geschiedenis (die mij was opgegeven) van Filippus en de kamerling. Toen moest ik uitleggen wat de doop betekent. Snapt u het? „Een eeuw van strijd over verbond en doop" heette jaren geleden een boek van een gereformeerde dominee.

Soms denk ik: En zo sukkelen we als dominees maar door. Maar het is niet waar. Toen Paulus schreef (zelf niet zo'n preektijger) over zijn evangelieverkondiging, schreef hij: Het evangelie is een struikelblok voor de Joden en een bespotting voor de Grieken, maar het zwakke van God is sterker dan de mensen en het dwaze van God is wijzer dan de mensen. Een evangelie van een gekruisigde en opgestane Christus. Een zwaar evangelie. Een heerlijk evangelie. En we doen het er mee. Gelukkig wel. Gode zij dank.

K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1995

De Wekker | 16 Pagina's

„De preken zijn vaak te moeilijk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1995

De Wekker | 16 Pagina's