Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Te land, ter zee, op de binnenwateren of in de lucht, het komt aan op onze intentie (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Te land, ter zee, op de binnenwateren of in de lucht, het komt aan op onze intentie (II)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Economische machtsverhoudingen
Binnen het economische bestel van vandaag is de positie van het internationale transportbedrijf (over de weg) niet gemakkelijk. De concurrentie is groot. In de moeilijke economische machtsverhouding tussen verladers en vervoerders moet men als transportbedrijf op het punt van prijs en kwaliteit het uiterste bieden om bestaande relaties te behouden en nieuwe aan te trekken. Wie als wegvervoerder uit het grensoverschrijdende goederenvervoer op ons continent zijn graantje wil meepikken, zal op het punt van de tijdige aflevering van goederen voortdurend attent moeten zijn
Dat geldt al zeer sterk wanneer het gaat om het vervoer van consumptieve en bederfelijke goederen, die veelal onder temperatuursvoorwaarden moeten worden vervoerd en met het oog op vaste markttijden op afgesproken tijdstippen ter plekke moeten zijn. Grensformaliteiten en douaneprocedures kunnen daarbij belemmerend werken. Dat alles staat dan nog eens onder extra druk vanwege een voor alle Westeuropese vervoerders geldende dwingend-rechtelijke aansprakelijkheidsregeling, die van de wegvervoerder, ook ten aanzien van tijdige aflevering, redelijke zorg eist. De afvoer van goederen van hieruit naar de omliggende of verder weg gelegen landen in Europa en de aanvoer van goederen van daaruit naar ons land, begint dan ook niet zelden al op zondag. Ook christenimporteurs en -grossiers worden met groenten en fruit bevoorraad uit vrachtwagens, die in Spanje, Griekenland, Italië en andere landen op zondag vertrokken. En ze komen bij ons op tafel...
Dit voorbeeld kan model staan voor het hele economische gebeuren van vandaag. De structuur van dat gebeuren is in deze zin complex geworden, dat in de keten van handelingen en processen in veel bedrijven continuïteit gewaarborgd moet zijn. In de grote chemische industrieën kunnen processen op zaterdagavond niet worden stopgezet. Wat in de intensieve veehouderij door de week gebeurt, kan op zondag niet achterwege worden gelaten, zij het dat de christenveehouder de werkzaamheden op die dag zal beperken tot de allernoodzakelijkste handelingen als voederen en melken. Voor eventuele storingen in de temperatuursregulatie-systemen van de grote koel- en vrieshuizen moeten monteurs beschikbaar zijn. In een tijd van terrorisme, vandalisme en van georganiseerde diefstallen op grote schaal, dienen controles van beveiligingsdiensten ook op zondag plaats te vinden. Het op zondag niet beschikbaar zijn van de brandweer zou in de particuliere sector mensenlevens kunnen kosten en voor het bedrijfsleven met omvangrijke goederenvoorraden in opslag rampzalig kunnen zijn.
Als in het koude seizoen in het bejaardentehuis de centrale verwarming waarop we tegenwoordig collectief aangewezen zijn, uitvalt dan mag het aan de beschikbaarheid van een servicemonteur niet ontbreken.
En wat te zeggen van de Wegenwacht op de autosnelwegen? Hoeveel dominees hebben door de jaren heen, met hun preken onderweg van noord naar zuid, bij autopech op zondag niet de hulp van dit instituut ingeroepen? Ik zou voorbeelden kunnen noemen.
De complexiteit van het economisch en maatschappelijk gebeuren is vandaag niet alleen groot, als christenen zijn we er op allerlei manieren, direct of indirect ook nauw mee verweven. We profiteren mee van alle gerief dat een geïndustrialiseerde en technisch perfect georganiseerde maatschappij ons continu verschaft. Ook op zondag. En we weten, als we nadenken over de vraag hoe de samenleving in al haar technische verbanden functioneert, dat in veel sectoren de ononderbroken waarborging van dat gerief zondagsarbeid onontkoombaar maakt.
Hoe moet in dit alles de handelwijze zijn van een kerkeraad, die pastoraal te maken heeft met broeders en zusters die regelmatig op zondag moeten werken? Hoe ligt de verantwoordelijkheid ten opzichte van de gemeente? Kunnen aan broeders en zusters, die buiten de medische sector en de veehouderij zondagsarbeid verrichten, zonder enige beperking alle kerkelijke rechten worden gegund?
Het meest directe en eenvoudige antwoord zou zijn: het vierde gebod „zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen..." laat over Gods wil met betrekking tot de zondag geen onduidelijkheid bestaan.
En zondag 38 van de Heidelbergse Catechismus is al even duidelijk als het gaat om de vraag hoe de zondag in het leven van de christen ingericht dient te zijn. Al wat aan zondagswerk buiten de sfeer van de medische verzorging, verpleegkundige hulp en alle allernoodzakelijkste voorzieningen in de verzorging van vee ligt, dient door de kerk en haar leden, als zijnde tegen Gods gebod, te worden afgewezen.
In een maatschappelijk bestel als wij kennen, is de beschikbaarheid van politie, brandweer, GEB-personeel, beveiligingsbeambten en servicemonteurs (om maar enkele voorbeelden te noemen) op zondag weliswaar noodzakelijk, maar christenen moeten de waarneming van deze functies maar aan de buitenkerkelijken c.q. ongelovigen overlaten. Moet dat het antwoord zijn?

Te simpel en bovendien hypocriet
Met zo'n simpel antwoord zijn we natuurlijk niet klaar. Behalve simpel zou het ook een beetje hypocriet zijn. Direct of indirect wèl van allerlei zondagsarbeid profiteren, maar er geen verantwoordelijkheid voor nemen is iets, dat evenmin met de boodschap van het Evangelie correspondeert. Met dit antwoord zijn we er dus niet uit.
Wat evenmin als een goede oplossing kan gelden, is de nogal eens gehoorde opvatting dat Gods Woord, dus ook de daarin vervatte aanwijzingen voor de viering van Gods dag, geschreven is in een tijd, waarin men er nog geen enkele notie van had tot welk hoog ontwikkeld en ingewikkeld peil de menselijke samenleving door de eeuwen heen zou evolueren. Zo op de manier van: met wat God toen heeft laten vastleggen, kunnen wij in onze tijd niet meer uit de voeten, althans niet in absolute zin.
Deze oplossing brengt ons ook niet verder. Wij geloven immers dat naar zijn bedoeling Gods gebod rond de rustdag van toen, zijn betekenis en opdracht voor nu niet heeft verloren. Doordat dit gebod in zijn naleving voor ons als nieuwtestamentische gemeente in de viering van Christus' opstanding er alleen nog maar een diepere dimensie bij heeft gekregen, zou men zelfs kunnen stellen dat ons, uit dankbaarheid voor wat Christus voor ons deed en verwierf, aan de viering van die dag extra veel gelegen zou moeten zijn.
Dan is er ook nog de stelling dat het helemaal niet zo zeker is dat de viering van de zondag als specifiek christelijke feestdag ook werkelijk teruggaat op een bindend gebod van God daartoe. Wie de ontstaansgeschiedenis van de zondag natrekt, zo weten sommigen, stuit op meer menselijke initiatieven tot de instelling van die dag dan op Goddelijke aanwijzingen daartoe. Zondag was oorspronkelijk de eerste dag van de joodse week, die met de sabbat eindigt. Voor de christenen was deze dag heilig als de dag van de opstanding des Heren, niet als specifieke rustdag. Justinus Martyr sprak van een plechtig vieren van deze dag des Heren, die hij de „dag van de zon" noemde, wat waarschijnlijk een toespeling is geweest op de „dag van de onoverwinnelijke zon" die in de Mithras-religie werd gevierd. In de Romeinse Keizertijd is het christendom met deze heidense religie in heftige concurrentie geweest en dat zou sterk hebben bijgedragen aan het accentueren van de zondag als christelijke feestdag.
Daarnaast wordt dan gewezen op de strijd tussen christendom en jodendom rond de betekenis van de sabbat. Vanuit de christelijke optiek werd de sabbat gezien als een deel van de zogenaamde ceremoniële wet, die met Christus' komst haar kracht had verloren. En zo kreeg de dag des Heren het karakter van een christelijke rustdag.
Als belangrijke factor in de geschiedenis van de zondag wijst men ook wel op Constantijn de Grote, die heiliging van de zondag nastreefde door op die dag verschillende economische, juridische en politieke activiteiten te verbieden.
Het was Thomas van Aquino die stelde dat de kerk Goddelijke volmacht heeft gehad om de sabbat door de zondag te vervangen. Luther onderscheidde scherp tussen sabbat en zondag: de eerste zag hij als een joodse, voor de christenen voorbije ceremonie, de tweede als een kerkelijke instelling, nodig om het Woord Gods te horen. Calvijn, die het nodig vond dat de gemeente op één dag onder de Woordverkondiging zou samenkomen, zat op hetzelfde spoor. Nog weer later wilde men de zondag toch weer als de christelijke sabbat zien en bracht men (Amesius en Voetius b.v.) het gebod tot de sabbat op de zondag over. Dat werd dan weer bestreden door Coccejus, die het sabbatsgebod voor de kerk niet bindend achtte.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 oktober 1995

De Wekker | 18 Pagina's

Te land, ter zee, op de binnenwateren of in de lucht, het komt aan op onze intentie (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 oktober 1995

De Wekker | 18 Pagina's