Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragen over de toekomstprediking (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragen over de toekomstprediking (1)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding
Op de artikelen die ik onlangs over de toekomstprediking in de brieven aan de Thessalonicenzen schreef, kreeg ik een schriftelijke reactie, waarin naar aanleiding van 1 Thess. 4:13-18 een aantal vragen werden gesteld met het verzoek daarop nog wat nader in te gaan. De broeder die de vragen stelde achtte het niet onmogelijk dat meer lezers met deze vragen zitten. Omdat ik het mogelijk acht dat hij daarin gelijk heeft, ben ik de redactie zeer erkentelijk dat ik uitgaande van en als een antwoord op de aan mij gestelde vragen opnieuw over de toekomstprediking mag schrijven.

Vier vragen
Onze broeder vraagt of de opname van de gelovigen, zoals 1 Thess. 4:17 daarover schrijft, betekent dat de lévende gelovigen niet meer voor Gods rechterstoel in het oordeel zullen komen. Volgens Openbaring 20 komen alle gestorvenen wel voor Gods rechterstoel. Maar de gestorven gelovigen zijn toch al door de Here opgenomen?
Een derde vraag, die nauw met de tweede samenhangt, luidt: Worden de gestorven gelovigen en ongelovigen in het laatste oordeel opnieuw geoordeeld? De grote beslissing is toch reeds gevallen bij het sterven?
Ten slotte vraagt onze broeder hoe we het moeten zien dat er in 1 Thess. 4:16 staat dat de gestorven gelovigen eerst opstaan, terwijl we geloven dat zij al in de hemel zijn.
U ziet, dit zijn diepgaande vragen. Ik zal een poging doen er enigszins op in te gaan. Ik doe dat vanuit 1 Thess. 4:13-18 en begin met de laatste vraag.

Noodzakelijke opmerkingen vooraf
Vooraf merk ik op dat we telkens goed voor ogen moeten houden dat Paulus brieven schrijft aan een bepaalde gemeente naar aanleiding van concrete situaties en vragen. Daarom komen in al zijn brieven veel zaken niet aan bod. Wat de brieven aan de Thessalonicenzen betreft is wel opgemerkt dat het centrale thema van de rechtvaardiging niet aan de orde komt. Ook sommigen die daaruit niet de conclusie willen trekken dat deze brief daarom niet door Paulus geschreven kan zijn, vinden het wel een magere brief, zeker vergeleken met de brief aan de Romeinen bijvoorbeeld.
Gezegd kan worden dat 1 Thess. wel aanduidingen inzake de rechtvaardiging bevat, maar dat Paulus het niet nodig achtte over dit centrale thema in deze brief te schrijven. Wel schrijft hij in de beide brieven aan de Thessalonicenzen uitvoerig over de toekomst.
Maar hij doet dat niet met de bedoeling om volledige en chronologische informatie over de wederkomst te geven. Hij is niet bezig om een beknopte eschatologie te schrijven; het laatste hoofdstuk van de dogmatiek over de laatste dingen. In verband met de situatie in de gemeente van Thessalonica schrijft hij over de laatste dingen en hij doet dat om de gemeente te troosten en te bemoedigen. Daarbij valt het op dat er in die gemeente t.a.v. de laatste dingen heel andere vragen leefden dan in onze gemeenten. Ook elders in de brieven van Paulus merk je dat veel vragen die ons bezighouden toen geen vragen waren.
Daarom kunnen wij op die vragen in de Heilige Schrift geen rechtstreeks antwoord vinden. Soms denken we van wel, terwijl sommigen denken dat het mogelijk is om met de gegevens uit Gods Woord een ontwerp van de toekomst te maken; om te kunnen weten hoe het precies zal gaan bij de wederkomst van Christus. Wie echter kennisneemt van de (vaak grote) verschillen in visie op de toekomst van Schriftgetrouwe verklaarders zal moeten erkennen dat het blijkbaar zo eenvoudig niet is. Dat brengt sommigen in verwarring. Mij lijkt dat niet nodig, want de hoofdlijn van de bijbelse toekomstprediking is duidelijk.

De hoofdlijn van de bijbelse toekomstprediking
Telkens wordt verkondigd dat de Here spoedig komt. Paulus schrijft zelfs dat de einden der eeuwen op ons gekomen zijn (1 Kor. 10:11). Dat wil zeggen dat de toekomst al begonnen is. Dat is gebeurd in de (eerste) komst van Christus, in Zijn kruis en opstanding vooral. Dat betekent nieuw leven, voor een ieder die in Hem gelooft. Door het geloof in Hem zijn we een nieuwe schepping. Na Christus' opstanding, hemelvaart en de uitstorting van de Heilige Geest hoeft er nog maar één ding te gebeuren. Jezus Christus moet komen met de wolken des Hemels. Hij zal komen. Hij komt met haast. Allen die geloven mogen daarnaar vol verlangen uitzien. Want dan zullen zij volkomen in Zijn heerlijkheid delen. Deze hoofdlijn in de nieuwtestamentische toekomstverwachting is heel duidelijk. Het is echter ook duidelijk dat na het NT, zeker in onze tijd, deze hoofdlijn in prediking en geloof niet dezelfde aandacht krijgt als in het NT.

Huidige omgang met de bijbelse toekomstprediking
Zeker zijn er christenen, meestal evangelische, die veel aandacht hebben voor de wederkomst. Dat is op zichzelf zeer terecht, maar in mijn waarneming houden ook zij zich veel bezig met wat niet tot de hoofdlijn behoort. Zo leggen zij dikwijls veel nadruk op de spoedige komst van Christus, maar zij doen dat anders dan Paulus. Bij hem gebeurt het in de zin dat Christus nog slechts hoeft te komen, omdat alle andere dingen gereed zijn, maar bij hen in de zin van tijdrekening. Dat gebeurt dan tegen de nadrukkelijke waarschuwing van Christus en Paulus in.
Ook wordt er veel aandacht gegeven aan wat er voorafgaat aan de wederkomst. Vanuit de gegevens van de Heilige Schrift worden er (heel verschillende) pogingen gedaan een schema van de komende gebeurtenissen te maken.
Andere christenen, zeker onder ons, zijn weinig bezig met de wederkomst. Voor zover er vragen over de laatste dingen onder ons leven, zijn dat vaak vragen die samenhangen met dood en oordeel, met het persoonlijk lot van de gestorvenen, hun eeuwig wel of wee. Dat blijkt ook uit de vragen die mij n.a.v. 1 Thess. 4 gesteld werden.
Ik zeg niet dat die vragen niet van grote betekenis zijn, maar het is wel opmerkelijk dat ze in 1 Thess. 4 niet aan de orde komen.
Vooral is het opmerkelijk dat Paulus niet antwoordt zoals wij het waarschijnlijk zouden hebben gedaan en van hem hadden verwacht op de vraag waarmee de Thessalonicenzen zaten. Hij troost hen niet met de woorden dat zij die in Christus ontslapen zijn reeds bij de Here zijn. Van die machtige troost weet Paulus wel. In Fil. 1:23 schrijft hij dat het verreweg het beste is om ontbonden en met Christus te zijn. En in Rom. 8:38, 39 verkondigt hij als zijn diepste overtuiging dat zelfs de dood hen die van Christus zijn niet zal kunnen scheiden van de liefde Gods. De Thessalonicenzen troost hij echter met de woorden dat zij niet bevreesd hoeven te zijn dat de ontslapen gelovigen zullen achterblijven bij hen die leven als de Here komt. Samen zullen zij worden opgenomen om altijd bij de Here te wezen. Dat is het antwoord op de vraag van de Thessalonicenzen. Het zal uitlopen op de eeuwige, volkomen gemeenschap met de Here voor al de zijnen. Samen zullen zij daarin mogen delen, nadat zij die in Christus gestorven zijn eerst zullen opstaan.

De vraag hoe de gestorven gelovigen die in de hemel zijn eerst opstaan
Paulus houdt zich niet bezig met de vraag hoe dat dan gaat, omdat de gestorven gelovigen al in de hemel zijn.
Ik schreef al dat het opmerkelijk is dat hij helemaal niet schrijft dat zij al in de hemel zijn. Hem houdt dat blijkbaar, op dat moment, helemaal niet bezig. Maar onder ons leeft die vraag wel. Daarom houdt het ons hier bezig en willen we proberen er een antwoord op te geven. In het NT valt alle nadruk op wat er bij de wederkomst gebeurt, ook met de mensen persoonlijk. Dan zullen de doden opstaan. Bij Zijn komst zullen zij die van Christus zijn levend gemaakt worden (1 Kor. 15:22, 23). In de lijn van de gestelde vraag zou men kunnen zeggen dat zij die van Christus zijn reeds levendgemaakt zijn. Dat is al geschied in de wedergeboorte. En wie in Christus ontslapen, mogen leven met Hem. Toch zegt de apostel dat zij bij de komst des Heren zullen worden levendgemaakt. Daarmee bedoelt hij dat zij uit de doden zullen opstaan, dat hun lichaam op een bevel des Heren uit het graf zal verrijzen, zoals dat bij Christus ook gebeurde.
In dit verband denk ik ook aan onze apostolische geloofsbelijdenis die zegt: Ik geloof het eeuwige leven. Wie door de wedergeboorte tot leven is gekomen, mag ononderbroken het leven met de Here kennen. Maar tevens geloven we de opstanding des vleses. Dat hoort er helemaal bij. Daarover spreekt Paulus in 1 Thess. 4:16. Zoals de dood voor wie in Christus sterft een doorgang tot volkomener leven is, omdat het lichaam der zonde wordt afgelegd, zo is de opstanding van het lichaam bij de komst des Heren pas het leven in volle heerlijkheid.
Het ononderbroken leven met de Here heeft verschillende fasen. Eerst is er het leven des geloofs na de wedergeboorte, vervolgens het hemelleven als we in Christus ontslapen zijn en ten slotte het leven in het Koninkrijk. De gestorven gelovigen verkeren in de tweede fase. De derde fase begint bij de wederkomst, voor de ontslapen gelovigen als zij (eerst) opstaan, voor de dan levende gelovigen, als zij veranderd worden in een ondeelbaar ogenblik (1 Kor. 15:52).
Pas bij de wederkomst van Christus komt het Koninkrijk van God. Zij die in Christus zijn mogen dan, na de opstanding van het lichaam, het Koninkrijk binnengaan. Daarvoor is de Here ook al met hen en mogen zij door en met Hem leven. Dat geldt zeker als zij in Jezus ontslapen zijn. Maar hoe zalig dat is, toch wacht ook dan alles nog op Zijn komst in heerlijkheid. Tot die heerlijkheid behoort ook de verheerlijking der zijnen. Dan zullen zij naar ziel én lichaam, samen met alle heiligen, daarin mogen delen. Ik hoop dat ik zo enigszins de vraag heb beantwoord hoe de gestorven heiligen die in de hemel zijn toch (eerst) zullen opstaan. Het zal gaan van heerlijkheid tot heerlijkheid. Dank zij de Here.

D. Visser

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1996

De Wekker | 16 Pagina's

Vragen over de toekomstprediking (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1996

De Wekker | 16 Pagina's