Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vrucht van samenspreking (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrucht van samenspreking (I)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met toestemming van de beide kerkeraden, in hoofde genoemd, publiceren we hier de verklaring die werd opgesteld inzake de toeëigening van het heil. Het stuk is te groot voor één aflevering. Vandaar dat nu het eerste gedeelte wordt meegedeeld, terwijl een volgende maal de rest volgt. Wij geven het ter overweging als een voorbeeld van de werkwijze die in Goes werd toegepast met gebruikmaking van de officiële stukken. W. van 't S.

Gemeenschappelijke verklaring van de raden van de Gereformeerde Kerk (Vrijgemaakt) en de Christelijke Gereformeerde Kerk te Goes

In opdracht van de classis Middelburg van de Christelijke Gereformeerde kerken, gevraagd in haar vergadering d.d. 6 december 1995 op advies van deputaten art. 49 K.O.
Op grond van de besprekingen over dit onderwerp op de gemeenschappelijke vergaderingen d.d. 21 november 1995 en 23 januari 1996, vastgesteld door beide kerkeraden op hun vergaderingen d.d. 6 februari en 8 februari 1996.

Uitgangspunt
Uitgangspunt voor deze verklaring is de bespreking van de brochure over „de toeëigening des heils in de belijdenisgeschriften", door de Generale Synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken van Groningen, 1992 aan de kerken aangeboden, waarmee wij ons reeds eerder gezamenlijk akkoord hebben verklaard, evenals datgene wat in Gods Woord en in de Gereformeerde belijdenis op dit onderwerp van betrekking is.

1. Wat is toeëigening?
Het gaat om de vraag hoe een mens deel krijgt en deel houdt aan het heil. Dat betreft dus de totaliteit van het geloofsleven. We zouden willen aanvullen, met C. Trimp in „Delen in het heil", blz. 28: „Ten diepste vragen we naar de aard van het heil zelf".

2. Wie eigent toe: de Heilige Geest of de gelovige?
We belijden, met NGB art. 22, 35 en H.C. Zond. 23: de gelovige eigent (zich) toe. Het doopformulier benadrukt: de Heilige Geest eigent ons toe hetgeen wij in Christus hebben. Het gaat hier om twee elementen die voluit Bijbels zijn. De toeëigening is enerzijds voluit het werk van de Heilige Geest (b.v. Joh. 16:15, 1 Kor. 2:13, Gal. 4:6, Ef. 2:8, 1 Joh. 4:2, 10). Anderzijds is het ook voluit een zaak van menselijke keuze en volharding (b.v. Matth. 11:28, Ef. 6:10, Hebr. 12:1). Daarbij beseffen we dat ook als de gelovige onderwerp is van de toeëigening ook het geloof een geschenk is van de Heilige Geest. Het werk van Christus komt ons uiteindelijk alleen door de werking van de Heilige Geest ten goede (vgl. ook wat C. Trimp daarover schrijft op aangehaalde blz.).
We zien deze twee aspecten als onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bij het eenzijdig benadrukken van het werk van de Heilige Geest bestaat het gevaar van lijdelijkheid. Bij het eenzijdig benadrukken van het werk van de gelovige bestaat het gevaar van een verkeerd activisme.
In Joh. 6:37-40 en 44-47 wijst de Here Jezus Christus enerzijds op het diepste geheim van het komen tot Hem: „Alles wat Mij de Vader geeft zal tot Mij komen", „Ik zal van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren laten gaan." „Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke".
Tegelijk wordt in datzelfde gedeelte duidelijk, dat dit geen verlammende werking zal hebben; integendeel: „wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen." „Want dit is de wil mijns Vader, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe," „Voorwaar, voorwaar Ik zeg U: Wie gelooft, heeft eeuwig leven."

3. Toerekening en toeëigening
Hier gaat het om het verband waarin de toeëigening staat. Het heil dat Christus verworven heeft, wordt door de Heilige Geest toegepast. Wat in Christus geschonken is, zal door het geloof aangenomen moeten worden. Enerzijds is te spreken van verwerven, toerekenen, beloven en schenken. Daarnaast staat de werkelijkheid van toepassen, toeëigenen, aannemen en deelachtig maken. Naast de in de brochure aangehaalde gedeelten uit de belijdenisgeschriften is te wijzen op DL III/IV art. 12, waar staat dat de mens door de genade die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert. Tegelijk wordt in het volgende artikel duidelijk, dat de wijze waarop dit in zijn werk gaat door de gelovigen niet volkomen te begrijpen is. Het doopformulier spreekt van de verzegeling door de Zoon, dat „Hij ons wast in zijn bloed van al onze zonden... alzo dat wij van onze zonden bevrijd en rechtvaardig voor God gerekend worden".
Daarbij is er de belofte van de Heilige Geest, „dat Hij in ons wonen en ons tot lidmaten van Christus heiligen wil, ons toeëigenend hetgeen wij in Christus hebben..." Dat is niet hetzelfde. Indien de verbondsbelofte niet langs de weg van persoonlijk geloof en bekering wordt aangenomen, hetgeen de Heilige Geest naar zijn belofte wil geven, komt het niet tot de verwerkelijking van de rijke belofte. Dan zal niet de verbondszegen, maar de verbondswraak het deel zijn van de kinderen des verbonds.
In die zin is er een verschil tussen het tweeërlei spreken over „kinderen van God". Er is een spreken over kinderen van God in de zin van „kinderen van het verbond", nl. alle kinderen van gelovige ouders, die echt en voluit delen in de beloften van God, zoals hierboven aangehaald. Er is ook een spreken over „kinderen van God" in engere zin, nl. als „die kinderen van het verbond, die langs de weg van geloof en bekering zich de beloften van het verbond hebben toegeëigend".
In verkondiging en pastoraat roepen we de kinderen van het verbond op werkzaam te zijn met de vaste beloften van God, zodat zij tot dit leven met en vanuit die beloften komen. Dit proces heeft voor ons een duidelijk begin (wedergeboorte, bekering), maar is geen eenmalig gebeuren. Dit krijgt een vervolg in de dagelijkse bekering, die een levenslange strijd inhoudt. Vanuit het zondebesef zal telkens opnieuw de weg naar Christus gegaan moeten worden om vergeving te vragen en te ontvangen.
We onderschrijven dus van harte het citaat dat J. van Genderen in zijn beknopte Gereformeerde Dogmatiek, blz. 495 van Calvijn aanhaalt: „Calvijn sprak in tweeërlei zin van kinderen van God, zoals hij ook een tweeërlei verkiezing, een tweeërlei adoptie en een tweeërlei roeping Gods kende. Om het onderscheid aan te geven gebruikte hij het schema: algemeen-bijzonder. Gelet op de roeping die tot hen komt, worden alle nakomelingen van Abraham voor kinderen van God gehouden. „In het verborgen heiligdom worden echter geen anderen als kinderen van God beschouwd dan zij in wie de belofte door het geloof bevestigd is" (Calvijn in zijn comm. op Gen. 17:7). De gelovigen zijn de echte kinderen van God."

4. De Heilige Geest werkt het geloof door het woord en met het woord
Het gevaar is aanwezig dat we hier in een theologische discussie belanden. We kunnen er nooit een schema van maken, waardoor wij het werk van de Heilige Geest in kaart gaan brengen. Toch is het voor ons wel een reëel onderscheid dat de Bijbel maakt: enerzijds is er de duidelijke belofte in de Bijbel, dat daar waar Gods woord klinkt, Hij ook bezig is met zijn Heilige Geest tot Christus te trekken. Altijd mag je weten: waar het woord is, daar is Christus en daar werkt Hij ook door zijn Geest (b.v. Joh. 16:14, Rom. 10:17). We belijden dan ook met de H.C. Zond. 25, dat het geloof komt van de Heilige Geest, die het geloof in onze harten werkt door de verkondiging van het Evangelie.
Dat wil niet zeggen, dat onder het woord zitten al genoeg is om behouden te worden. De Heilige Geest werkt niet in alle harten van hen die het woord horen, het ware geloof. De Bijbel spreekt ook van een apart werk van de Heilige Geest in het openen van het hart, b.v. Hand 16:14. De Geest werkt dus inderdaad niet alleen door het woord, alsof dat werk daarin is opgesloten, maar ook met het woord: waar het woord opengaat werkt Hij bij hen die daarin gaan geloven, de overgave aan en de echte aandacht voor dat woord.
Zo belijden we met D.L. III/IV 11 en 12, dat de Heilige Geest bij de uitverkorenen het verstand en het hart opent „opdat zij recht zouden verstaan en onderscheiden die dingen die des Geestes Gods zijn". Dat is geen zaak van een „aanrading" alsof het dan nog „in de macht van de mens zou staan, wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen en onuitsprekelijke werking, welke, naar het getuigenis der Schrift... in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden."
Bij dit alles willen en mogen we dit werk van de Heilige Geest niet los maken van de Drieëenheid. De Geest en het Woord zijn één (Joh. 1, art. 8 N.G.B.). We kunnen over het werk van de Geest niet apart spreken, los van de Persoon die in het Woord dat vlees is geworden, naar ons toekomt.
In dit verband stellen we ook vast, dat dit wordt onderstreept in het gebed na de prediking, waarin gevraagd wordt om het doorgaande werk van de Heilige Geest, waardoor de gemeente met het gepredikte Woord bezig is en zal blijven.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1996

De Wekker | 16 Pagina's

Vrucht van samenspreking (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1996

De Wekker | 16 Pagina's